Een geestelijke reis

ervaringsteksten over de omgang met God - gespreksmateriaal voor groepen

     

De weg met God wordt wel een spirituele (geestelijke) reis genoemd. Onderweg maak je van alles mee. In de traditie van de kerk worden mensen, die zich erop toeleggen om iets van die reis in beeld te krijgen en te beschrijven, mystici genoemd. Mystiek betekent zoiets als: verborgen (mysterie). Het onttrekt zich aan je gewone manier van kijken. Het is de binnenkant van wat er gebeurt, de verborgen zin, of werking van God.

Er zijn veel bijbelse beelden gebruikt om die reis te beschrijven: bv:

- uittocht, doortocht, intocht: (de reis vanuit Egypte, door de woestijn, naar het beloofde land): met accent op bevrijding van afgoden

- beklimming van de berg (Mozes, Elia, Jezus), waar een piekervaring plaatsvindt en je met een andere manier van kijken terugkomt : met accent op nieuw inzicht of roeping

- Hooglied: met accent op de taal van de minnaar en het verlangen.

Enkele belangrijke bijbelteksten:

Genesis 1: 26:  God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken.’

Job 42: 5: 5 Eerder had ik slechts over u gehoord, maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd.

Jeremia 31:33: Maar dit is het verbond dat ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt de HEER: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk. 34 Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: “Leer de HEER kennen,” want iedereen, van groot tot klein, kent mij dan al – spreekt de HEER.

Jeremia 18: 5 De HEER zei: 6 ‘Volk van Israël, ik kan met jullie hetzelfde doen als die pottenbakker – spreekt de HEER. Immers, jullie zijn in mijn handen als klei in de handen van een pottenbakker.

1 Korintiërs 2: 9 Maar het is zoals geschreven staat: ‘Wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bestemd voor wie hem liefheeft.’ 10 God heeft ons dit geopenbaard door de Geest, want de Geest doorgrondt alles, ook de diepten van God. 11 Wie is in staat de mens te kennen, behalve de geest van de mens? Zo is alleen de Geest van God in staat om God te kennen. 12 Wij hebben niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest die van God komt, opdat we zouden weten wat God ons in zijn goedheid heeft geschonken.

2 Korintiërs 3: 17 Welnu, met de Heer wordt de Geest bedoeld, en waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid. 18 Wij allen die met onbedekt gezicht de luister van de Heer aanschouwen, zullen meer en meer door de Geest van de Heer naar de luister van dat beeld worden veranderd. 

Galaten 2: 20 ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij.

Fillipenzen 3: 10,11 Ik wil Christus kennen en de kracht van zijn opstanding ervaren, ik wil delen in zijn lijden en aan hem gelijk worden in zijn dood,  in de hoop misschien ook zelf uit de dood op te staan.

Kort samengevat: het leven is een geestelijke reis waarin de mens wordt wie hij/zij ten diepste is: beelddrager van God. God zelf oefent een vormende werking uit. Deze is de binnenkant van de concrete gebeurtenissen van ons leven. Het uiteindelijke doel is de eenheid met God bereiken: delen in zijn heerlijkheid. 

Om ons geschikt te maken voor deze werkelijkheid, is er omvorming nodig, een afstemmen van ons wezen op het wezen van God. De klassieke termen ervoor: verlichting, zuivering, vereniging.

     

Om te komen tot wat je niet smaakt,

moet je gaan waarlangs je niet smaakt;

  

om te komen tot wat je niet weet,

moet je gaan waarlangs je niet weet;

  

om te komen tot wat je niet bezit,

moet je gaan waarlangs je niet bezit;

  

om te komen tot wat je niet bent,

moet je gaan waarlangs je niet bent.

   

(Johannes van het Kruis)

   

VERLICHTING

   

Enkele bijbelteksten over ‘verlichtingsmomenten’:

Exodus 3 en 4 : roeping van Mozes

Ezechiel 1 en 2 , visioen van Ezechiël

Lucas 1: aankondiging van de geboorte van Johannes, van Jezus

Lukas 3: doop van Jezus

Handelingen 7: visioen van Stefanus

Handelingen 9:1-19: bekering van Saulus, 2 Korintiërs 12 – openbaringen van Paulus

   

Klassieke teksten:

   Veel te laat heb ik U lief gekregen, o schoonheid zo oud en toch zo nieuw. Veel te laat heb ik U lief gekregen. Binnen in mij waart Gij en ik was buiten, en daar zocht ik U. Lelijk als ik was, stortte ik mij op de mooie dingen die Gij gemaakt hebt. Gij waart bij mij, maar ik was niet bij U. Die dingen hielden mij ver van U verwijderd. Toch zouden ze niet bestaan, als ze niet in U bestonden. Toen hebt Gij geroepen en geschreeuwd en mijn doofheid doorbroken. Geschitterd en gestraald hebt Gij en mijn blindheid verjaagd. Een heerlijke geur hebt Gij verspreid en diep ademde ik die in. En nu snak ik naar U. Ik heb u geproefd en sindsdien honger en dorst ik naar U. Gij hebt mijn hart geraakt en het is ontvlamd in verlangen naar uw vrede. (Augustinus, uit: Belijdenissen)

   

IK WEET NIET

Ik weet niet wie of wat de vraag stelde

Ik herinner me ook mijn antwoord niet

Maar eens heb ik ja gezegd

tegen iemand of iets

 Vanaf dat moment weet ik zeker :

 Het leven heeft zin en in onderwerping, een doel

Dag Hammarskjold (1905-1961)

   

Ik beken het: Ook tot mij is het Woord gekomen - ik spreek in onverstand - en meermalen. En ofschoon Het vaak bij mij is binnengetreden, heb ik niet een enkele maal gevoeld dat Het binnentrad. Ik voelde dat Het er was, ik wist dat Het er geweest is, soms kon ik Zijn komst voorvoelen, maar nooit voelen, en ook Zijn heengaan niet. Want vanwaar Het gekomen was in mijn ziel, waarlangs Het binnentrad of wegging, dat beken ik ook nu nog niet te weten; naar het woord: 'Gij weet niet, vanwaar Hij komt en waarheen Hij gaat' (Joh. 3:8). En geen wonder, want tot dit Woord werd gezegd: 'En uw voetsporen zullen niet gekend worden' (Ps. 77:20).

(-)

Terwijl nu aldus de Goddelijke Bruidegom meer dan eens bij mij binnentrad, heeft Hij nooit door een enkel teken Zijn binnenkomen verraden; niet door enig woord, door een verschijning of het geluid van Zijn gang. Kortom, geen van Zijn bewegingen deed mij Hem gewaarworden, door geen van mijn zinnen sloop Hij bij mij binnen: alleen uit de bewogenheid van hart, zoals ik al zei, heb ik Zijn aanwezigheid begrepen, uit het wijken van de boze neigingen en het bedwingen van de vleselijke aandoeningen bemerkte ik de macht van Zijn kracht, uit het opsporen of terechtwijzen van mijn verborgen fouten bewonderde ik de diepte van Zijn wijsheid, uit de verbetering van mijn leven, hoe gering ook, ervoer ik de goedheid van Zijn zachtmoedigheid, uit de omvorming en vernieuwing van mijn geestelijk denken, dat is van mijn inwendige mens, besefte ik iets van de schittering van Zijn schoonheid, en uit de beschouwing van dit alles samen beving mij een huiver voor Zijn geweldige grootheid. (Bernard van Clairvaux)

   

De aarde zit boordevol hemel

en elke struik, hoe gewoon ook,

staat in lichterlaaie van God.

Maar enkel hij die het ziet

doet zijn schoenen uit.

De rest zit er omheen

en plukt bramen.

 (Elisabeth Browning)

   

Met al Zijn geschenken heeft God maar één doel op het oog: ons voorbereiden op het Geschenk dat Hij zelf is. En al Zijn werken - al het werk dat Hij ooit verrichtte in de hemel of op aarde - verrichtte hij alleen maar om dit nog hogere doel te verwezenlijken: dat ons geluk volmaakt zou worden. Daarom, zeg ik, moeten wij leren om voorbij en doorheen het geschonkene en voorbij en doorheen de gebeurtenissen naar God zelf te kijken, en nooit tevreden te zijn met het ding op zichzelf. Er is geen eindpunt in dit leven [waar God zou ophouden ons te verrassen met nieuwe geschenken;] - nee, noch was zo'n eindstation er ooit voor wie dan ook, hoe ver hij of zij ook gereisd zou mogen hebben. Sta daarom boven alles elk moment open voor de geschenken van God en wees altijd bereid om weer nieuwe geschenken van Hem te ontvangen. (Eckhart)

   

Etty Hillesum:

 Laat dat dan het doel zijn van mediteren: dat je van binnen een grote ruime vlakte wordt, zonder het geniepige struikgewas dat het uitzicht belemmert. Dat er dus iets van 'God' in je komt, zoals er in de Negende van Beethoven iets van 'God' is. Dat er ook iets van 'Liefde' in je komt, niet zo'n luxe-liefde van een half uurtje waar je heerlijk in zwelgt, trots op je eigen verheven gevoelens, maar liefde waar je iets mee kunt doen in de kleine dagelijkse praktijk.

 (-)

 De meeste mensen hebben cliché-voorstellingen over dit leven in hun hoofd. Men moet zich innerlijk bevrijden van alles, van iedere bestaande voorstelling, van iedere leuze, van iedere geborgenheid, men moet de moed hebben alles los te laten, iedere norm en ieder conventioneel houvast, men moet de grote sprong in de kosmos durven wagen, en dan, dan is het leven zo eindeloos rijk en overvloeiend, zelfs tot in z'n diepste lijden.

     

 ZUIVERING

   

Jong als kinderstemmen

reeds met de tongval van de ouderdom

te kunnen zeggen:

zie achter mij hoeveel ik al tot stof geleefd heb

en hoeveel as zich ophoopt in mijn ogen

en hoeveel stof en as mijn hand daarvan

bevatten kan en samenbalt tot niets.

en toch en desondanks

wachten - onmatig -

- want matigheid is zwakte -

en nieuwe kleren kopen voor de hoop

hoewel de laatste zekerheden naakt gaan

en trachten waar men niet bestond

toch te ontstaan

om het onmogelijk natuurverschijnsel:

zon in de maan

rondlopende weg terug

of het oog in de rug.

omdat geloof ontspringt

uit de zekerheid dat er geen hoop meer is

omdat het hart zich voedt

met wat de hand ontvalt.


(Ellen Warmond)

     

Aspecten van de omgang met God (naar het voorbeeld van Jezus: Marcus 1:9-15; of van Paulus: Handelingen 9)

   

1: VERLICHTING (Er gaat je zomaar ineens een licht op). ‘Het’ geloof wordt jouw geloof. De Geest van God verbindt zich met jouw eigen geest en schept een relatie tussen jou en God (Romeinen 8:16).  Je ervaart zélf dat God je Vader, je steun, je draagkracht is. Maar verlichting kan ook als een grote schok komen, iets dat je wereld omver gooit en alles anders maakt. Een crisis die je dwingt je hele manier van geloven, denken en doen opnieuw te evalueren.

2. ZUIVERING (Je raakt kwijt wat je alleen maar in de weg zit, ballast, vervreemd zijn van jezelf, beschadigingen, angsten) Dat heeft twee kanten: iets dat je zelf doet, en iets dat vanzelf gebeurt.  De Geest helpt je jezelf te leren kennen: wat drijft je? Wat is belangrijk? Waar vertrouw je op als het moeilijk is? Je wilt dingen nalaten die niet meer goed voelen, die niet passen bij het inzicht dat je nu hebt, je brengt je leven in overeenstemming met wat je nu beseft. Maar er is ook een passief aspect: God zelf neemt de smaak weg van alles wat je eerst leuk vond, dat je aansprak, het doet het niet meer voor je. Ook in het geloof kan dat gebeuren: het spreekt je niet meer aan, het beeld dat je had van God is weggevallen. Nu komt het erop aan dat je vertrouwt op God zelf die ons geschikt maakt voor de omgang met hem op zijn manier en niet die van ons. Een crisis in het leven wordt zo een manier om te groeien in vertrouwen (en niet iets dat je fout doet of moet zien te voorkomen)

3. VERENIGING (God en jij horen bij elkaar, je kunt het niet meer uit elkaar houden). De Geest helpt je om naar buiten te treden: jezelf te laten zien, bevrijdend en genezend in het leven te staan. Je wordt zelf ‘woord van God’ voor de wereld, door de manier waarop je leeft.

   

Zuivering: een proces van omvorming.

 

Zuivering. In het licht van zo'n helder moment  (verlichting, door groot geluk of diepe crisis) wordt pijnlijk duidelijk hoe weinig van ons leven klopt met wat we eventjes geproefd hebben als mogelijkheid. In bijbeltermen: we worden ons bewust van onze zondigheid. We zien hoe vaak we oneerlijk zijn voor elkaar en voor onszelf, we zien hoe ver we verwijderd zijn van een leven dat één geheel is. We gaan doorzien hoeveel angst er heerst in ons leven, waardoor we ons aanpassen aan de verwachtingen van anderen en nauwelijks onze unieke zelf ontwikkelen. We zien hoe weinig we lijken op Christus, volledig mens en één met God. Onze oude waardesystemen blijken niet te kloppen, onze oude zekerheden worden afgebroken, het is een proces waaraan we zelf meewerken, maar wat ook, tegelijk, aan ons gebeurt. Er breekt een nieuw bewustzijn door, iets dat in directe relatie staat met het geheim van het leven. En tegelijk lijkt ons gewone leven zo weinig op wat we aanvoelen. Dat besef is als een schroeiend vuur.

   

 In een nacht, aardedonker,

in brand geraakt en radeloos van liefde,

- en hoe had ik geluk! -

ging ik eruit en niemand die ‘t merkte -

want mijn huis lag reeds te slapen.

   

Johannes van het Kruis spreekt over een nacht van de zinnen en een nacht van de geest.

De nacht van de zinnen heeft te maken met het uitzuiveren van onze behoeften, met het loskomen van angsten en dwangpatronen, vooral met die waar we zelf geen weet van hebben of waar we zelf niet iets aan kunnen doen. Kenmerkend is het verlies aan 'smaak': het gewone leven boeit niet meer, de gewone liefde trekt niet meer, de vertrouwde normen en waarden zijn niet meer toereikend.

In ieder geval is het een tijd van afbraak en schraalheid. Het gaat hier - gelovig gezien - om de zuivering van onze 'ondeugden': hoogmoed, toorn, gierigheid, onkuisheid, gulzigheid, maar ook om de motieven van onze deugden: in hoeverre dienen onze goede daden om ons ego te versterken? Tijdens de nacht van de zinnen werken onze vertrouwde patronen niet meer: we kunnen er niet langer het plezier aan ontlenen dat we eerst hadden. Dat brengt verwarring, maar: 'het is een nacht die de kans geeft…'. De kans namelijk om op een totaal andere manier in het leven te komen staan.. Het is een nacht die bevrijdt van de illusies waarmee wij geneigd zijn onszelf te omringen. 

De nacht van de geest gaat over de uitzuivering van de vermogens van de ziel: verstand, wil en geheugen. Verstand, wil en geheugen, dat wil zeggen: rationele overwegingen, doelstellingen en traditie, worden betrekkelijk. Ze verliezen hun werking, hun houvast. De nacht van de geest is het noodzakelijke verlies van het houvast van onze godsdienstigheid. In onze manier van geloven zitten veel elementen die voortkomen uit angst en de behoefte aan veiligheid. Daar is niets mis mee, maar het is onvolwassen, het hoort bij een kind. De nacht van de geest biedt de mogelijkheid om tot volwassen geloof te komen. Het biedt de mogelijkheid om iets te smaken waar we geen weet van kúnnen hebben zolang we blijven hangen in onze eigen ratio, onze eigen projecten, onze eigen opgebouwde zekerheden.

   

Enkele bijbelteksten over zuivering: Psalm 51, Math. 3: Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur; 12 hij houdt de wan in zijn hand, hij zal zijn dorsvloer reinigen en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal hij verbranden in onblusbaar vuur.’ , 1 Thessalonicenzen 5: 23 Moge de God van de vrede zelf uw leven in alle opzichten heiligen, en mogen heel uw geest, ziel en lichaam zuiver bewaard zijn bij de komst van onze Heer Jezus Christus.

   

Klassieke teksten om te lezen:

   

Het grootste gedeelte van mijn leven heb ik geworsteld om God te vinden, God te kennen, God lief te hebben. Ik heb intensief geprobeerd de richtlijnen van het geestelijk leven in acht te nemen: altijd bidden, werken voor anderen, de Schrift lezen en de vele bekoringen om me aan uitspattingen over te geven, vermijden. Vaak heb ik gefaald, maar altijd heb ik het opnieuw geprobeerd, ook al was ik soms de wanhoop nabij.

Nu vraag ik me af of ik wel genoeg heb beseft dat God al die tijd voortdurend heeft geprobeerd mij te vinden, mij te kennen en mij lief te hebben. De vraag is niet: 'Hoe moet ik God vinden?' maar 'Hoe moet ik mij door Hem laten vinden?' De vraag is niet: 'Hoe moet ik God kennen?' maar 'Hoe moet ik mij door God laten kennen?' De vraag is niet: 'Hoe moet ik God liefhebben?' maar 'Hoe moet ik mezelf door God laten liefhebben?' God kijkt vanuit de verte naar mij, wacht mij op, probeert mij te vinden en verlangt er vurig naar mij in zijn huis te verwelkomen. (Henry Nouwen)

   Het eerste wat het materiële vuur doet als het met het hout in contact komt, is: het geleidelijk droog maken. Het drijft er het vocht uit, het laat a.h.w. het hout schreien, zodat het vocht dat er in zit er als tranen uitstroomt. Vervolgens maakt het vuur het hout zwart en donker en vies. Het doet er een vieze geur uitkomen. Door het hout zo geleidelijk droog te maken brengt het vuur alle lelijke en duistere eigenschappen, die het hout in tegenstelling met het vuur heeft, aan het licht en drijft ze naar buiten. Doordat het vuur het hout van buiten uit tenslotte doet ontbranden en warm begint te maken, gaat het het hout omvormen in vuur; het maakt het hout zo mooi als het vuur zelf.

   

O zoet en helend schroeien!

O, heerlijke verwonding!

O zachte hand! O licht en fijn beroeren,

dat smaakt naar eeuwig leven

En alle schuld vereffent:

Dodend hebt Gij de dood verruild voor leven!

(Johannes van het Kruis)

   

Dit zou onze opdracht moeten zijn: onszelf overwinnen, elke dag onszelf meer in de macht krijgen en een beetje voortgang maken ten goede.  Alle volmaaktheid in dit leven is met een zekere onvolmaaktheid verbonden, en geen enkele bespiegeling van ons is zonder enige duisternis. Nederige kennis van jezelf is een zekerder weg naar God dan diepgaand wetenschappelijk onderzoek.

 Thomas van Kempen ( Kempis) De Navolging (Imitatio Christi)

Nu. Sinds ik de vrees overwonnen heb – voor anderen, voor mijzelf, voor de duisternis daaronder: bij de grens van het ongehoorde. Hier eindigt het bekende. Maar daarachter vult iets mijn wezen met de mogelijkheid van haar oorsprong.

Hier wordt het verlangen gelouterd tot openheid: iedere handeling voorbereiding, iedere keuze een ja aan het onbekende.

Aan de grens -

Als je zover gereikt hebt dat je geen antwoord meer verwacht, zul je eindelijk zo kunnen geven, dat de ander kan ontvangen - en zich over het geschenk kan verheugen. Wanneer de minnaar zelf bevrijd is van afhankelijkheid van zijn geliefde, door de rijping van de liefde tot een schittering, waarvan het wezen zijn eigen ontbinding in licht is, dan zal ook de geliefde voltooid worden omdat zij vrij wordt van haar minnaar.

(Dag Hammerskjöld - Merkstenen)

En voor de éérste keer besefte ik dat de grootheid van het gebed vooral gelegen is in het feit dat het géén antwoord ontvangt en dat het afzichtelijke van ruilhandel geen enkele rol speelt in deze uitwisseling. En dat de leerschool van het gebed de leerschool is van de stilte. En dat de liefde pas dáár begint waar er geen gave meer te verwachten is. De liefde is vooral oefening van het gebed en het gebed oefening van de stilte. (-)

Verwar de liefde niet met de waanzin van het bezit, dat het ergste lijden met zich meebrengt. Want in tegenstelling tot de doorsnee mening, doet liefde niet lijden maar bezitsdrang, die het tegendeel van liefde is. Immers, door God te beminnen leg ik te voet, zwaar hinkend, de weg af om hem eerst aan andere mensen te brengen. Ik reduceer mijn God niet tot een slaaf. Ik word gevoed door wat hij anderen geeft. Zo kan ik degene die werkelijk bemint, herkennen aan het feit dat hij niet gekwetst kan worden.

(Antoine de St. Exupery, Citadelle)

   

Veel mensen willen God aanschouwen met de blik waarmee ze naar een koe kijken, en willen God liefhebben zoals ze een koe liefhebben. Je houdt van een koe vanwege de melk en de kaas, en in het algemeen van het voordeel dat je van haar hebt. Hetzelfde doen mensen die God willen liefhebben ter wille van uiterlijke rijkdom of innerlijke troost. Zij hebben God niet echt lief, want zij houden niet van God, maar van hun eigen voordeel.” (-)

Weet dat wanneer je ooit op de een of andere wijze het jouwe zoekt, je God nimmer zult vinden, omdat je niet uitsluitend God zoekt. Je zoekt iets met God en je doet precies zo als wanneer je van God een kaars maakt om er iets mee te zoeken; wanneer men vindt wat men zoekt, gooit men de kaars weg.

(meester Eckhart).

   

Zoek God zelf, niet wat je van Hem krijgt. De ‘volmaakte’ omgang met God wordt bereikt als er niets meer tussen de mens en God in staat. Een louter streven gericht op God en op Hem alleen, is genoeg. Als je dit streven in één woord wilt samenvatten om zodoende gemakkelijker vast te houden, neem daarvoor dan een kort woord, liefst van één lettergreep, bv. God of liefde.

(de Wolk van niet-weten)

     

Ik voel me een klein slagveld, waar de vragen van deze tijd uitgevochten worden. Die vragen moeten toch een onderdak hebben, een plek vinden waar ze kunnen strijden en tot rust komen, en wij, arme kleine mensen, moeten onze innerlijke ruimte voor ze openstellen en niet weglopen. De enige zekerheid hoe je moet leven en wat je moet doen, kan toch alleen maar opstijgen uit die bronnen die daar in de diepte bij jezelf opborrelen.

Het wordt een zware dag voor me. Zoals ik hier nu lig, sinds gisteravond, verwerk ik vast een beetje van het vele lijden dat er over de hele wereld verwerkt moet worden..

..Donderdagochtend. Levensangst over de hele linie. Volledige inzinking. Gebrek aan zelfvertrouwen. Afkeer. Angst. (-) …Binnenin me zit een hele diepe put. En daarin zit God. Soms kan ik erbij. Maar vaker liggen er stenen en gruis voor die put, dan is God begraven. Dan moet hij weer opgegraven worden.

Ik ben niet alleen moe of ziek of treurig of angstig, maar ik ben het samen met miljoenen anderen uit vele eeuwen en het hoort bij het leven en het leven is toch schoon en het is ook zinrijk in z'n zinloosheid, mits men maar voor alles een plaats inruimt in z'n leven en het leven als een eenheid in zich meedraagt; dan is het toch op de een of andere manier een gesloten geheel. En zodra men onderdelen daarvan wil uitschakelen en niet accepteren en men eigenmachtig en willekeurig DIT van het leven wel wil aanvaarden en iets anders niet, ja dan wordt het inderdaad zinloos omdat het niet meer een geheel is en alles willekeurig wordt.

 (Etty Hillesum)

       

VERENIGING

Enkele bijbelcitaten:

Psalm 104: 27-30 En allen zien ernaar uit dat u voedsel geeft, op de juiste tijd.

 Geeft u het, dan doen zij zich te goed, opent zich uw hand, dan worden zij verzadigd. Verberg uw gelaat en zij bezwijken van angst, ontneem hun de adem en het is met hen gedaan, dan keren zij terug tot het stof dat zij waren. Zend uw adem en zij worden geschapen, zo geeft u de aarde een nieuw gelaat.

 Galaten 2: 20 ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij.

 Hand. 17:28 in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij.

 Romeinen 8: 26 De Geest helpt ons in onze zwakheid; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten.

 2 Kor. 3: 18 Wij allen die met onbedekt gezicht de luister van de Heer aanschouwen, zullen meer en meer door de Geest van de Heer naar de luister van dat beeld worden veranderd.

 2 Korint.4: 6-10 De God die heeft gezegd: ‘Uit de duisternis zal licht schijnen,’ heeft in ons hart het licht doen schijnen om ons te verlichten met de kennis van zijn luister, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus. Maar wij zijn slechts een aarden pot voor deze schat; het moet duidelijk zijn dat onze overweldigende kracht niet van onszelf komt, maar van God.

 1 Joh. 3: 2 Geliefde broeders en zusters, wij zijn nu al kinderen van God. Wat we zullen zijn is nog niet geopenbaard, maar we weten dat we aan hem gelijk zullen zijn wanneer hij zal verschijnen, want dan zien we hem zoals hij is.

     

Vereniging met God: drie aspecten

 Gevormd: wij ontlenen ons eigen zijn aan God - Hij schept ons van moment tot moment. Wij leven omdat wij deelnemen aan het leven van God, bemiddeld door ons lichamelijk bestaan. Ieder mens, alles wat is, bestaat door deze vereniging met God

 Omgevormd: Er treedt een perspectiefwisseling op. Onze wil, ons verstand, ons geheugen, onze daden worden van God uit aangestuurd. God zelf bemint de wereld op zijn wijze. Onze menselijke vermogens bemiddelen onze vereniging met God. 'Je staat erbij en je kijkt ernaar', zoals iemand zei.  Dit aspect wordt ook wel: 'omvorming in liefde' genoemd.

 Overvormd: God voert ons menselijk bestaan binnen in zijn goddelijkheid. Wij zijn onbemiddeld met God verenigd - zonder bemiddeling van gevoel, denken of verbeelding. Hier vallen de woorden weg. Deze vereniging (ook wel 'omvorming in heerlijkheid' genoemd) is als in 'een wolk van niet-weten', of 'een donkere nacht die lichter is dan het licht van de morgen'.

   

Enkele klassieke teksten

   Maar nu zul je mij vragen: Hoe moet ik over God zelf denken, en over wat Hij is? En dan kan ik je enkel maar antwoorden: Ik weet het niet. Want met deze vraag heb je mij in dezelfde duisternis gebracht, dezelfde wolk van niet-weten, waarin ik jou hebben wil. Want wij kunnen door Gods genade alles weten over alle mogelijke zaken en wij kunnen daarover ook nadenken, zelfs over Gods eigen werken; maar over God zelf kan niemand denken. Daarom schuif ik alles wat ik kan denken terzijde en kies voor mijn liefde datgene uit wat mijn denken te boven gaat. Waarom? Omdat Hij wel bemind kan worden, maar niet bedacht. Door de liefde kan Hij gevangengenomen en vastgehouden worden, nooit door de gedachte.

   Want Hij daalt af tot ons niveau, en past zijn goddelijkheid bij ons bevattingsvermogen aan. Anderzijds heeft onze ziel enige verwantschap met Hem, want we zijn geschapen naar zijn beeld en gelijkenis. Enkel en alleen Hijzelf is geheel en al voldoende om ons innerlijk streven en verlangen te vervullen. Niets anders is daartoe in staat. De ziel, eenmaal hersteld door de genade, wordt dan volkomen ontvankelijk gemaakt om Hem geheel te begrijpen in de liefde. Hij kan niet begrepen worden door enig geschapen denkvermogen, hetzij van een engel hetzij van een mens. Hij is dus onbereikbaar voor het verstand, maar niet voor de liefde. 

(uit: "De Wolk van niet-weten")

   

Ik zal je niet zeggen welke redenen je hebt om mij te beminnen. Want je hebt er geen. De reden om lief te hebben is de liefde. (Uit: Citadelle. de St. Exupery)

   God wordt niet volledig gekend wanneer hij enkel "gekend" wordt met het verstand. Hij wordt het best gekend door ons wanneer Hij bezit neemt van heel ons zijn en ons met Zichzelf verenigt. Dan kennen we Hem niet als een idee maar voorbij aan alle ideeën, in een liefdescontact, in een ervaring van Wie Hij is, in een realiseren dat Hij en alleen Hij ons leven is en dat we zonder Hem niets zijn. Het is onze vreugde om niets te zijn, en te weten dat Hij alles is. Thomas Merton

U weet het, mijn God, het enige wat ik verlangde was U te beminnen. Ik streef niet naar andere roem. Uw liefde was mij sinds mijn kindertijd vóór en is met mij meegegroeid; nu is zij een afgrond waarvan ik de diepte niet meer peilen kan. Liefde wekt liefde op en zo gaat de mijne uit naar U, Jezus. Ze zou de afgrond willen vullen waardoor ze aangetrokken wordt. Maar mijn liefde is jammer genoeg slechts een dauwdruppeltje, verloren in de oceaan! Om U lief te hebben zoals U mij liefheeft, zou ik uw eigen liefde moeten lenen; dan alleen zal ik rust vinden. Therese van Lisieux

Liefde verenigt de ziel met God en hoe groter de liefde is, des te dieper gaat het God binnen en heeft het in Hem haar centrum. (-) Al onze goedheid is slechts een lening. God is de bezitter ervan. God werkt en zijn werk is God.  Johannes van het Kruis

   

In de nacht, die de kans geeft,

In het geheim, zodat geen mens mij zien kon

En ook ikzelf niets waarnam:

Ik had geen ander leidslicht

Dan wat er in mijn eigen binnenste brandde.

(..)

O nacht die mij geleid hebt,

O nacht, mij liever dan het morgengloren!

O nacht, die hebt verenigd

Beminde met beminde,

Beminde, opgegaan in de Beminde!

(uit: De Donkere Nacht, boek 1, Johannes van het Kruis)

   

 Uit: het commentaar op het geestelijk Hooglied (Johannes van het Kruis):

   Dan volgt het vers:

Ontsluier jouw aanwezigheid.

Om dit te verklaren moet men weten dat God drie manieren van aanwezigheid kan hebben in de ziel.

 De eerste is wezenlijk. Op deze manier is hij niet alleen in de betere en meer heilige zielen, maar evenzeer in de slechte en zondige en in alle andere schepselen. Want met deze aanwezigheid geeft hij hun leven en zijn, en als deze wezenlijke aanwezigheid hun zou ontbreken, zouden zij allen te niet gaan en ophouden te zijn. Deze aanwezigheid ontbreekt nooit in de ziel.

   De tweede aanwezigheid is door genade. Hierin verblijft God in de ziel, doordat hij behagen en voldoening in haar vindt. Deze aanwezigheid hebben niet allen, want zij die in [dood]zonde vallen, verliezen haar. De ziel kan op natuurlijke wijze niet weten of zij deze aanwezigheid heeft.

   De derde is door geestelijke aanhechting. In vele toegewijde zielen pleegt God immers op talloze manieren enige vormen van geestelijke aanwezigheid te bewerkstelligen, waarmee hij hen herschept, genieting en vreugde geeft.

 Echter, zowel deze geestelijke aanwezigheid als de andere zijn alle verborgen. God toont zich in hen niet zoals hij is, omdat de conditie van dit leven het niet verdraagt. Zo kan men het bovenstaande vers begrijpen op het niveau van ieder van deze vormen van aanwezigheid, d.w.z.: Ontsluier jouw aanwezigheid.

(-)

Dan volgt het vers:

o zacht en liefelijk schroeien

 (-)

Want omdat het doel van God is de ziel te verheffen,

 mat het vuur haar niet af en benauwt het haar niet,

 maar verblijdt het haar en geeft het haar genoegen.

 Het brengt haar geen duisternis en verast haar niet

 zoals het vuur dat doet met de kolen,

 maar het verheldert en verrijkt haar,

 en daarom noemt de ziel het: zacht en liefelijk schroeien.

   De gelukkige ziel die door groot geluk tot dit schroeien komt,

weet zo alles, smaakt alles, doet alles wat ze wil, en gedijt.

Niemand overwint haar, niets raakt haar.

Want deze ziel is het waarvan de Apostel zegt:

De geestelijke mens oordeelt alles,

en wordt door niemand geoordeeld (1 Kor.2: 15).

 

Et iterum:

   De geest onderzoekt alles, zelfs de diepten van God (2:10).

Want dit is de eigenschap van de liefde:

alle weldaden van de Geliefde doorgronden.

   

-----------

   

".. dit is een vrijheid te midden van activiteit, een stilte te midden van andere mensen. Heiligheid.. het licht, of in het licht zijn, zo leeg gemaakt van mijzelf dat het licht kan stralen, dat het kan verzameld worden en verbreid." (Dag Hammarskjold, †1961)

   

Etty Hillesum: 

Je hebt me zo rijk gemaakt, mijn God, laat me ook met volle handen uit mogen delen. Mijn leven is geworden tot een ononderbroken samenspraak met jou, mijn God, één grote samenspraak.

 Wanneer ik sta, in een hoekje van het kamp, mijn voeten geplant op jou aarde, het gezicht geheven naar jouw hemel, dan lopen me soms de tranen over het gezicht, geboren uit een innerlijke bewogenheid en dankbaarheid, die zich een uitweg zoekt. Ook ‘s avonds, wanneer ik in m’n bed lig en rust in jou, mijn God, lopen me soms de dankbaarheidstranen over het gezicht en dat is mijn gebed.

 Ik ben heel erg moe, al enige dagen, maar dat zal ook wel weer voorbijgaan, alles gaat volgens een eigen diepliggend ritme en men moest mensen leren dit ritme te beluisteren, het is het gewichtigste wat een mens te leren heeft in dit leven. Ik vecht niet met jou, mijn God, mijn leven is één groot samenspraak met jou.

 Misschien zal ik nooit een groot kunstenares worden, wat ik toch eigenlijk wil, maar ik ben al te zeer geborgen in jou, mijn God. Ik zou soms wel kleine wijsheden willen etsen en vibrerende verhaaltjes, maar ik kom altijd weer direct terecht bij een en hetzelfde woord: God, en dat omvat alles en dan hoef ik al het andere niet meer te zeggen.

 En al mijn scheppingskracht zet zich om in innerlijke samenspraken met jou, de golfslag van mijn hart is breder geworden hier en bewogener en rustiger tegelijkertijd en het is mij of m'n innerlijke rijkdom steeds groter wordt.

    

Bewogenheid is niet slechts een liefdevol gesprek, wat op zich een goed soort bezigheid is. Daaruit spruit de bewogenheid voort. Bewogenheid is dus een heftige en vurige liefdesopwelling van geheel het hart en van de geest. Daardoor overstijgt de mens schielijk zichzelf en ieder geschapen ding, zich innig met God verenigend in de levendigheid van zijn liefdesuitdrukking. Zo wezenlijk uitgedrukt, overstijgt het alle gevoelige, redelijke, verstandelijke en begrijpelijke liefde. Zo bereikt de mens de eenheid met God door de onstuimigheid van de Geest van God en van zijn eigen geestelijke inspanning. Dit gebeurt niet op willekeurige manier, maar door een plotselinge omvorming van de geest in God. Ik bedoel: de geest overstijgt in zichzelf alle kenbare en verstaanbare liefde in de overvloedige en onuitsprekelijke zoetheid van God zelf, waarin hij vol liefde verzwolgen is. 

(Jean de Saint-Samson)

   

Meister Eckhart: 

 De ziel zelf kan zich van haar wezen geen beeld vormen. Daarom is de ziel niets zo onbekend als zichzelf. Inwendig is zij vrij van elke bemiddeling en alle beelden, en dat is ook de reden waarom God zich zonder meer met de ziel verenigen kan. Dat is de geboorte van Gods Zoon. Op volkomen dezelfde en geen andere wijze baart Hij Zijn Zoon in het wezen van de ziel, spreekt Hij, zonder beeld of gelijkenis, tot ons zijn Woord. Wat wordt vereist van de mens om dit Woord van God in zich op te nemen? Heeft hij zich enige voorstelling van God te maken of aan Hem te denken? Of kan hij beter stil zijn, in rust en zwijgen wachten op Gods spreken en doen? Ik zeg: dit spreken en doen van God worden slechts zij deelachtig die zich zo volkomen het wezen van de deugd hebben eigengemaakt, dat deze zonder hun toedoen uit hen opbloeit. En met name moeten zij een afspiegeling zijn van Christus, die in hen leeft. Zij zullen ervaren dat het beste en heerlijkste waartoe een mens tijdens zijn aards bestaan kan komen, is te zwijgen en God in zich te laten spreken en doen.

   De mensen zouden niet zo veel moeten nadenken over wat ze moeten doen; ze zouden veel meer moeten nadenken over wat zij zijn. Zouden zij goed zijn en zou hun levenswijze goed zijn, dan zouden zij licht uistralen, en dan zou er een heerlijk licht uitgaan van al hun werken. Als je rechtvaardig bent, dan is ook wat je doet rechtvaardig. Denk niet dat je heiligheid kunt grondvesten op daden; veeleer groeit heiligheid uit de grond van je hele wezen. Want niet de daden heiligen ons, maar wij moeten de daden heiligen.

Denk niet dat het met God is als met een menselijke timmerman die werkt en niet werkt als hij dat wil; bij wie het dus van zijn wil afhangt of hij zin heeft om iets te doen of te laten. Zo is het niet met God: wanneer God jou bereid vindt, moet Hij werken en zich in jou uitgieten, op dezelfde manier waarop de zon, als de lucht zuiver en helder is, zich moet uitgieten en zichzelf niet kan tegenhouden. Zeker, het zou een heel groot gebrek zijn van God als Hij niet grote dingen in jou zou gieten, wanneer Hij je zo ontruimd en leeg aantrof.

   

Om de ziel te peilen moet men ze peilen met God, want de Oorsprong van God en de Oorsprong van de ziel zijn een en de zelfde. Als ik God wil kennen zal ik Hem moeten worden, en Hij mij. -     (Ruusbroec)

 

Want in één nu en in één ogenblik werkt de liefde en rust ze in haar geliefde. En het een wordt door het ander versterkt. Want hoe hoger de liefde, des te meer de rust; en hoe meer rust des te inniger de liefde. Want het een leeft in het ander. En wie niet liefheeft die rust niet, en wie niet rust die heeft niet lief.  En daarom bezit de innige mens zijn leven op deze twee manieren: in rusten en in werken. En in elk van beide is hij geheel en onverdeeld, want hij is geheel in God waar hij genietend rust, en hij is geheel in zichzelf waar hij actief liefheeft. En op elk ogenblik wordt hij door God aangespoord en gevraagd om beide, zowel rust als werk te vernieuwen.   

En zo leven wij dan geheel in God, waar wij onze zaligheid bezitten, en wij leven geheel in onszelf waar wij onze liefde tot God beoefenen. En al is het zo dat wij geheel in God leven en geheel in onszelf, toch is dit maar één leven.

En hij heeft een rijke, milde grond, die gegrond is in Gods rijkheid en dat maakt dat hij steeds moet vloeien in al degenen die hem behoeven: de levende bron van de heilige Geest, die is zijn rijkheid en die kan men niet leegscheppen... En daarom heeft hij een gemeenschappelijk leven (ghemeyn leven), want schouwen en werken zijn voor hem even gereed en in beide is hij volmaakt. Want niemand kan dit gemeenschappelijk leven hebben tenzij hij een schouwende mens is.

       

Er was een vroom mens die nachtenlang ‘O God!’ riep. Het gebed smaakte hem zoet in de mond. Toen kwam de duivel: “Jouw roepen helpt niet. God antwoordt niet.” Bedroefd hield hij op met bidden. Maar in een droom verscheen hem een engel van God. “Waarom roep je niet meer?” “God antwoordt niet”, zei hij, “ik ben bang dat Hij mij afwijst”. Toen sprak God zelf: “Jouw bidden: ‘O God! is mijn roep: ‘Hier ben Ik!’. In jouw verdriet en smeken deel Ik mijzelf mee. Jouw verlangen Mij te bereiken is een teken dat Ik je tot Mij trek. Jouw liefdessmart is mijn gunst voor jou. De roep ‘O God’ is honderdvoudig ‘Hier ben Ik”.    (Roemi)

  

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info