God en oud schroot


We zitten op het net-niet-meer-vochtige gras langs de conferentiezaal. Twaalf voornamelijk jongere mensen, ingeschreven voor de werkgroep "Ruimte beleven II", onder leiding van beeldend kunstenaar Marijn te Kolsté. Ze geeft een korte inleiding waarin een zin uit het boek: Lof der onzekerheid, van Alan Watts, wordt voorgelezen. Deze uitspraak zal de rode draad zijn, de draad van Ariadne die ons door het labyrinth van oud schroot, roestig ijzerdraad, metaalboren en houten hamers moet leiden: 

Het geheim van het leven is geen probleem om op te lossen, maar een werkelijkheid om te ervaren.

 

We pakken iets uit een stapel oud schroot: gedeukte verkeersborden, uitlaatpijpen, spiraalvormige stalen banden, een oude manometer, en nog veel meer dat ik niet thuis kan brengen. We zoeken naar de klank die de metalen voortbrengen als we erop tikken. Waar klinkt het 't mooist? Hoe moet het hangen zodat het meest interessante geluid eruit komt? We tikken en luisteren en proberen om niet teveel roest aan onze kleren te krijgen en om de verbaasde blikken van voorbijgangers te negeren. We boren gaten en hangen het schroot aan de veranda naast de WC's. Als we op het metaal gaan slaan, komt er iemand die ons dringend vraagt zachtjes te doen, want "ze zijn hiernaast aan het bidden". En wat zijn wij eigenlijk aan het doen?

 "Om de werkelijkheid te ervaren op een manier die je nog niet kent, moet je je oude manieren van denken en ordenen eerst wat loslaten", vertelt Marijn aan het begin. "Daartoe nodig ik jullie uit: om in de eerste plaats te ondergáán. Om samen met mij de ruimte te verkennen door middel van geluid. Wat er dan zal gebeuren, dat weet ik ook niet." Maar als ik naar haar kijk, dan zie ik dat ze wel vermoedens heeft. En die maken me nieuwsgierig... Heeft bidden tenslotte ook niet te maken met het uit eigen beperkte kaders treden en open worden voor een grotere Werkelijkheid?

 We hangen het schroot boom-vriendelijk op in het bos achter de kerkzaal. Klanken aan het metaal ontlokken, terwijl we luisteren, zonder te spreken, dat is de opdracht voor de volgende twintig minuten. Het is een kakafonie, niet om aan te horen. Met stenen, rubber hamers, houten stokken, spijkers, wordt er geslagen en gestreken, getikt en geklopt, dwars door elkaar heen. Iedereen probeert iets te 'vinden', maar wat? Sommigen raken geïrriteerd, een ander gaat erbij zitten, een volgende gaat van het één naar het ander, weer iemand maakt een keuze voor één stuk metaal. Na enige tijd gaan we meer luisteren dan herrie maken. En dan gebeurt er wat. In die laatste paar minuten ontstaat er zo af en toe iets dat als samenspel klinkt. Er zijn nog maar een paar deelnemers bezig, de rest luistert. Er is ineens ritme, er zijn klanken die verrassend met elkaar in gesprek lijken te zijn. Toch zijn het niet de klanken, maar is het de stilte eromheen die het meest tot mij spreekt. En als het stopt, ben ik diep ontroerd.

 "Dit is zeker een kunstwerk?", zegt een voorbijlopend lefgozertje en voegt er pesterig aan toe: "het heet zeker 'liefde'?" "Nee, het is een schroot-orgel", is het antwoord. En onder die naam wordt het snel bekend bij de kinderen. Ze spelen erop en ermee, zonder last van het zelfbewustzijn dat volwassenen zo hindert om te spelen en te ontdekken. "Indien gij niet wordt als de kinderen"...

 De volgende dag doen we het opnieuw. Deze keer luisteren we vanaf het begin. Er gaat nog veel meer meeklinken. We horen niet alleen het schroot in onvoorspelbare klanken, we horen elkaar, we horen de vogels in de bomen, de wind, de achtergrondgeluiden van de camping en de spelende kinderen, in de verte klinkt gezang. Alles wat klinkt, hangt samen en dat maakt grote indruk op me. Het is die samenhang die vraagt dat ik de klanken van het schroot-orgel erop afstem (hoe? als ik erover ga nadenken dan weet ik het niet en toch weet ik het), maar tegelijk ben ik zelf ergens die samenhang. Ik voel mij in het gebied vóór de taal, daar waar ruimte is en betekenis, maar niet in concepten en begrippen. Ik ervaar wat ik soms ook beleef in een Godsontmoeting: dat al mijn denken voortkomt uit een veel grotere ruimte, waar ik ken zonder tegenstellingen, waar zin en betekenis wordt ervaren en niet bedacht. Het is alsof er een diepte-dimensie aan mijn gehoor is toegevoegd. Het doet me denken aan de mystici, die beschreven hoe er niet alleen uiterlijke, maar ook innerlijke zintuigen bestaan. Hoeveel meer van de werkelijkheid valt er waar te nemen als onze waarneming niet bijvoorbaat ingeperkt wordt door ons bewuste en doelgerichte denken?

 Dan ruimen we op. Ik snijd mijzelf aan het stuk metaal dat me pas nog zoveel te zeggen had en zoek een pleister. Wonderlijk is het leven en wonderlijk is de wereld. Ik hoor er thuis, pleisters en al.

 

M.Vonkeman

(eerder verschenen in Vuur, 1996)

     

Marijn te Kolsté is vooral bekend geworden door de zogeheten TRAP-route, een serie kunstwerken die archeologische sites in Houten en omgeving markeren.

 

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info