Bijbelverhalen en Joodse mystiek

(een gedeelte uit een serie lezingen

chassid


Er is een verhaaltje over Jezus, het staat in Lucas 12. Duizenden mensen zijn naar Jezus toegekomen omdat ze van hem willen horen hoe ze moeten leven. Ze hebben gehoord dat hij een wijs mens is, iemand die een speciale band met God heeft. Maar Jezus houdt een hele rede om ze te leren dat God net zo dichtbij hen is. Daar zegt Jezus tegen de mensen: "wanneer jullie in het westen wolken zien verschijnen, dan zeg je onmiddellijk: Er komt regen, en dat gebeurt dan ook. En wanneer er een zuidenwind waait, dan zeg je: het wordt heet vandaag. En ook dat gebeurt. Huichelaars! Jullie weten wel de weersverschijnselen uit te leggen. Waarom dan niet de betekenis van dit ogenblik?"

 De betekenis van het ogenblik verstaan, daar gaat het om. Wat hoor ik, wat versta ik, hoe luister ik naar wat het leven mij zegt op dit moment? In het joodse chassidische denken, is er een kernwoord dat hierover gaat. Devekoet in het hebreeuws. Aandacht, zou je kunnen zeggen. Aandacht, verkleefdheid, toewijding. Aandachtig leven. Met aandacht proeven wat er op je weg komt. Of het nu geluk is of verdriet, voorspoed of tegenspoed. Met aandacht luisteren wat het moment je wil zeggen. Dat is de eerste stap in een veranderingsproces. Een proces waarin je omgevormd wordt, gelouterd, tot je bestemming komt. Waarin je gaat herkennen hoe dichtbij God is.

 De achterliggende gedachte van deze aandacht is deze:

Er speelt muziek door het leven. En de muziek wil je meenemen tot ver voorbij aan je eigen grenzen, tot je dichtbij jezelf, bij een ander en bij God kunt komen, grenzenloos dichtbij.

 In het joodse denken is er geen tegenstelling tussen God en mens, of tussen mensen onderling. In de grond van de zaak is er een eenheid. Of, zoals ze het in het chassidisme zeggen: de wortel van onze ziel hangt in God, die de eenheid is van alle dingen. Maar wij zitten gevangen in onze hokjesgeest. Wij zitten met brokstukken. Brokstukken gevoel, brokstukken denken, een stukje lijf, gebroken relaties, een vakje voor dit en een vakje voor dat. Allemaal tussenschotjes waarmee we de wereld ordenen en er een beetje greep op proberen te houden. In elk van die vakjes zit iets van onszelf. Maar we krijgen het zelden allemaal bij elkaar. Net alsof we nooit helemaal op één lijn in onszelf kunnen komen. En al helemaal niet met een ander mens.

 Een ander bekend beeld dat gebruikt wordt om aan te geven waar wij op aangelegd zijn, is dat van het pianospel.

Ons leven lijkt vaak op iemand die ijverig studeert op de noten. Vingeroefeningen doen. Iedere keer kom je weer hetzelfde tegen, iedere keer raak je in dezelfde situatie verzeild. Patronen keren terug, in je leven, in je gevoel, in je relaties. En steeds weer datzelfde loopje. Herken je het gevoel? alsof je altijd maar aan het oefenen bent voor iets dat maar nooit gebeurt..

 Je kunt verder, zegt het chassidisme. Als je aandacht opbrengt voor wat er echt gebeurt. Als je niet alles wat je niet begrijpt of lastig vindt, zo gauw mogelijk wegdrukt. Dan kun je iets leren wat je nog niet wist. Je blijft niet op veilige armlengte van het leven, nee, je verlaat je observeerdersstoel en begeeft je erin, met huid en haar, zonder terughoudendheid. Maar niet blind, niet zonder bewuste aandacht. En vanuit het basisvertrouwen op God in wie de wortel van onze ziel hangt. Devekoet, ingaan op wat er zich aandient.

 Rabbi Pinchas vertelt het zo: "Sinds ik de Schepper werkelijk begon te dienen, heb ik geen ding meer geprobeerd te verkrijgen. Alleen maar aangenomen wat God mij geeft. Omdat de pupil donker is, neemt zij alle licht in zich op."

Omdat de pupil donker is, neemt zij alle licht in zich op. Wat bedoelt hij daarmee? Je wordt ontvankelijk. Je gaat leven niet meer om allerlei doelen na te streven. Je gaat kijken naar je bestaan niet meer door de bril  van wat je allemaal wenst, of wat je wilt veroveren of bezitten. Je gaat leven met open handen, met een donkere pupil die licht kan ontvangen. Niet alles door je eigen gekleurde bril beoordelen. Maar laat het komen, kijk met aandacht naar wat iets is in zichzelf, nu, op dit moment.

 Want God is overal. In alles van het leven zitten vonken van God verborgen. Vonken van licht die met je eigen ziel verbonden zijn.

Herinner het grondverhaal van het chassidisme. God trok zich terug om ruimte te maken voor de schepping. En hij ademde in, trok zich terug in zichzelf, en in die ontstane ruimte vloeide zijn scheppingslicht, dat hij zorgvuldig opborg in vaten. Maar het licht was nog te machtig voor de vaten en ze braken en vielen in duizend stukken, de vonken licht er nog aan gekleefd. En met die brokstukken leven wij.

 Levenskunst is het bevrijden van het licht dat verborgen is geraakt in de brokstukken. Mensen zijn een verzameling van licht dat gevangen zit in allerlei brokstukjes, allerlei fragmentjes, stukjes van de Sjechina, de heerlijke inwoning van God. Levenskunst is het bevrijden van die lichtvonken in je leven en zo ze terugvoeren naar hun bron, de bron waaruit wij allemaal voortkomen. Als het oog waarmee wij naar de wereld kijken, ontvankelijk is geworden, dan nemen we alle licht op dat we tegenkomen. Of het nu om dikke, weerbarstige brokken gaat of vonkjes met een ragfijne schil. We zullen er net zolang met aandacht mee omgaan totdat het licht vrijkomt en er weer een deel van de schepping tot heelheid is gekomen.

 Zo vroeg een rabbi eens aan zijn leerlingen hoe je weet wanneer de nacht ten einde is, en de dag begint. De één zei: dat is wanneer je een hond van een schaap kunt onderscheiden. Nee, zei de rabbi. Is het dan wanneer je van verre een dadelboom van een vijgeboom kunt onderscheiden? vroeg een ander. Nee, zei de rabbi, het is als je in het gezicht van de mens die je tegenkomt kunt kijken en daarin het gezicht van je broer of je zus ziet. Totdat het zover is, is de nacht nog bij ons.

 In ieder mens je broer of zus zien. Dat is geen morele opdracht, een eis waar je aan zou moeten voldoen als je in God gelooft. Het is een ervaring die voortkomt uit het leven met God. Als je leeft verbonden met je bron, dan vind je in God ook alle mensen. En dan denk je vanuit eenheid en niet vanuit afgescheidenheid. Dan denk je vanuit 'naast elkaar' en niet: tegenover elkaar. Want zo is het werkelijk, zo zit het leven echt in elkaar, zo ben je reeël. Zo is je oog zuiver. Zo versta je de betekenis van dit ogenblik. Zo vroeg een leerling aan een rabbi: maar als ik iemand ontmoet die kwaardaardig is, hoe kan ik die dan liefhebben? Weet je dan niet, zei de rabbi Sjmelke: dat de oerziel uit Gods wezen komt, en iedere mensenziel een deel van God is? En zul jij je niet over hem ontfermen wanneer je ziet hoe een van zijn heilige vonken verstrikt is geraakt en aan het stikken is?

 Het geluk en het ongeluk van mijn naaste zit wezenlijk vast aan mijn eigen geluk of ongeluk want in God zijn wij onlosmakelijk aan elkaar verbonden. De wijze mens leeft vanuit die werkelijkheid.

 Het ik wordend aan het jij, zegt Buber. Wij groeien aan elkaar. Juist in de confrontatie, juist in de verschillen. Door nu niet mee te gaan in de afweer van een ander, doorbreken we iets in onszelf. Doordat wij de afgrenzing, de apartheid, de fixatie, de starheid waarmee een ander ons buitensluit niet over nemen, gebeurt er iets. Voor ons voelt dat als een sterven, een nieting. Het is pijnlijk want we schermen ons zelf niet af voor de afwijzing. Het is angstig want het legt onze eigen behoeften en kwetsbaarheid bloot. Maar tegelijk geven we daarmee ruimte aan de vonk binnenin ons, die de verbondenheid bewaart. We worden uit onszelf getrokken, over onze eigen neiging tot zelfbescherming en afgrenzing. En dit is de weg waarlangs wij steeds meer ons werkelijke zelf worden. De weg waarlangs onze binnenkant en onze buitenkant overeenstemmen.

 Zoals rabbi Sussja zegt: in de komende wereld zal men mij niet vragen: waarom ben je Mozes niet geweest? Ze zullen mij vragen: waarom ben je Sussja niet geweest?

 En als je echt jezelf bent, dan ben je een mens die voortbewogen wordt door God zelf. Een mens waar muziek in zit en doorklinkt. Of, zoals rabbi Elimelech het zegt: in de psalm staat: het is goed onze God te zingen. Dat betekent: goed is het, als de mens tot stand brengt dat God in hem zingt.

  

---------------------

Mattheus 5:43-6:4: Heb je vijanden lief en bidt voor wie je vervolgt. Als je alleen je broers groet, waarin doe je dan meer dan het gewone? En als je aan liefdadigheid doet, laat je linkerhand dan niet weten wat je rechterhand doet.

 Jezus spreekt over een manier van leven die uitgaat van genade, van chesed, van meer dan het gewone. En daarmee spreekt hij over een manier van leven waardoor de wereld, en jezelf verandert. Als je meer doet dan het gewone, worden er vicieuze cirkels doorbroeken. Niet langer zit je vast in een onwrikbaar ritme van oorzaak en gevolg, van genetisch bepaalde karaktereigenschappen, of van kwaad dat van generatie op generatie wordt doorgegeven. Niet bepaald door het karma van je eigen daden, of het lot, maar leven vanuit genade: vanuit God. En daarmee liggen de woorden van Jezus helemaal op één lijn met de gedachten die in het joodse chassidische denken zijn ontwikkeld. Je zult volmaakt zijn zoals je hemelse Vader volmaakt is, zegt Jezus. Dat is nog eens wat anders dan de dooddoener: geen mens is volmaakt... Als je gerechtigheid doet in het verborgene dan zal uw hemelse Vader, die in het verborgene ziet, het je vergelden.

 Volmaakt en verborgen is in het hebreeuws hetzelfde woord: taam. En dat is niet zonder reden. Het gaat over goeddoen zonder dat het jezelf nog ziet. Zonder een zelfbewustzijn dat je goed doet. Je linkerhand weet niet wat je rechterhand doet. Niet alleen weten je buren niet wat je allemaal voor goeds doet, maar je weet het ZELF niet eens. Onnadenkend goed, ongedeeld, niet dubbel, onbesuisd, als een pijl die afgeschoten wordt en rechtstreeks op het doel afgaat, zonder zwenken. Dat is taam, dat is volmaakt, dat is goedheid in het verborgene, dat is vanzelf uitvloeien vanuit de genade die de bron is van je leven.

 Rabbi Levi Isaak van Berditsjev zegt het zo: God schiep alles en is alles en zijn uitvloeiing houdt nimmer op, omdat hij ieder moment zijn uitvloeiingen naar zijn schepping zendt en naar alle werelden. Daarom zeggen wij: Die vormt licht en schept duisternis (Jes.45). En niet: die vormDE het licht en SCHIEP de duisternis. Slechts: vormt in de tegenwoordige tijd, omdat Hij ieder moment vormt en ieder moment leven doet uitvloeien in al wat leeft. En alles is van hem en Hij is volmaakt.

 Schepping, de scheiding tussen licht en donker, de wording van de wereld, is dus een proces dat NU aan de gang is. NU is het dat er geschapen wordt, ieder moment. Dat is een groots perspectief als je zelf vast zit aan oud leed, of oude gedragspatronen, of vol herinneringen die nog pijn doen. Ieder moment begint het leven, jouw en mijn leven, weer opnieuw, ieder moment is een scheppingsmoment. Ieder moment vloeien wij voort uit de liefde die God investeert: het feit dat we leven is het teken dat God nu op dit moment terwijl je hier zit, zijn liefdesenergie in je uitstort, zijn uitvloeiing houdt je in leven.

 In het joodse denken is volmaaktheid niet een staat die je na veel zwoegen bereikt, als een soort veredelingsproces, of een weg door veel reïncarnaties waarna onze geest of ziel uitgezuiverd is en de verlichting bereikt. We worden evenmin volmaakt door een soort ruil: onze zonden tegen het offer van Jezus en dan staan we weer quitte tegenover God.

 Volmaaktheid is een staat waarin wij al zijn, ieder mens, ieder leven, alles wat er is, is al volmaakt in principe. We zouden niet bestaan als dat niet zo was, want we zijn allemaal uitvloeisel van Gods liefdesenergie. We hebben wel geleerd dat we schepsels van God zijn, afschaduwingen van God zelf, beelddragers. Ons probleem is dat we meestal de verkeerde kant opkijken: we zien de schaduwen die we zelf werpen, maar we zien niet de bron van licht waaruit we voortkomen, totdat we ons omdraaien. En als we zo leven, verkleefd met de bron, oog in oog met de bron waaruit we ieder moment voortkomen, leven we onnadenkend goed, dan leven we ex-centrisch, uitgetrokken uit ons eigen burchtje waarin we ons opsluiten, alsof we zomaar op ons zelf zouden bestaan. Dan worden we deel van die uitvloeiende beweging van God, die ook door ons heen uitvloeit naar alle gebieden van de schepping waar nog afgescheidenheid en gebrokenheid is. Maar dat zien we zelf niet omdat we met ons gezicht naar het licht toe leven.

 Daar is een verhaaltje over. Een koning had een prachtig paleis gebouwd, vol galerijen en afgescheiden vertrekken, maar hijzelf leefde in de binnenste kamer. Toen het paleis voltooid was en zijn dienaren hen eer kwamen brengen, moesten ze ervaren dat ze de koning niet konden bereiken vanwege de kronkelende doolhof. Toen zij daar zo stonden en zich verbaasden, kwam de zoon van de koning en liet hen zien dat die vertrekken niet werkelijk afgescheiden vertrekken waren, maar enkel magische illusies, en de koning in werkelijkheid makkelijk bereikbaar was. Ruk dapper vooruit en je zult geen hindernis vinden. Aldus de Baal Sjem Tov.

 Afgescheiden zijn is een illusie. Vanuit God gezien is alles één. Ons groeiproces bestaat erin dat we steeds meer leren 'smaken' dat heel ons bestaan onophoudelijk voortkomt uit de altijd stromende liefdesbron, die God is. Een mens die zich losmaakt van zijn schepper of van zijn of haar naaste, brengt scheiding die dood voortbrengt. Dan keer je je van de bron waaruit je voortvloeit en kun je niets anders dan schaduwen voortbrengen én zien. Een mens is in zichzelf niets, maar is alles in relatie tot de bron die in ons stroomt. Een tsaddik, een rechtvaardige, de zoon van de koning, die leeft vanuit dit eenheidsbesef. En daardoor kan hij of zij meewerken om de afgescheidenheid, de apartheid, de gefragmenteerdheid te doorbreken.

 

Zo bevrijdt de rechtvaardige mens de gevangen vonken van licht, door verborgen - volmaakte, vanzelf uit de bron voortvloeiende daden van recht.

Door volmaakte - door God zelf in ons gemotiveerde - daden, wordt er een evenwicht hersteld, worden afgescheiden stukjes licht weer in kontakt met hun bron gebracht. Door daden die meer dan het gewone zijn. Niet oog om oog, tand om tand. Niet alleen je broer begroeten. Door zulke daden doorbreek je de vaste verhoudingen die scheiding brengen tussen mensen, de wraakpatronen, de voorkeur voor het eigene en de angst voor het vreemde. God zelf gaat door met scheppen, door onze daden heen.

 De maggid van Mezzeritch vergeleek dit eens met een vader en een kind. Als het kind heel graag iets wil hebben, heeft de vader, omdat hij van het kind houdt, er ook plezier in het kind daar zo blij mee te zien. Op die manier brengt de liefde van het kind de vader in beweging. Of zoals wanneer iemand pijn in zijn voeten heeft, dan doet dat hem de hand smeken de pijn te verwijderen, want de hand en de voet vormen eén wezen. Zo is het wanneer de rechtvaardige verkleefd is met de Schepper. Alles wat hij mist wekt a.h.w. hetzelfde verlangen op in de Schepper.

Volmaakt zijn is dus niet een soort staat die je moet zien te bereiken. Het is niet anders dan ieder moment leven, niet vanuit vroeger of vanuit straks, maar vanuit het leven dat God ons zomaar voor niets, nu, op dit moment geeft. Als dat onze gedachten en ons gevoel vult, leven we vanzelf, van binnenuit, en doen we meer dan het gewone.


Bij kwaad en lijden staat de wijsheid van een joodse rabbijn beschreven. 

 

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info