Een zegen is geen beloning 


Daar ligt hij dan, Jacob de bedrieger. Hij is gevlucht, weg van alle mensen die om hem geven. Jacob die zijn eigen blinde vader en oudere tweelingbroer heeft bedrogen. Zijn naam betekent zoiets als ‘beetnemer’ en dat is hij ook. Nu is het nacht, hij ligt te slapen op de harde grond, een steen onder zijn hoofd.

Dan gaat de hemel open, engelen rijzen en dalen op een hemelse ladder, de stem van God klinkt en zegent Jacob. ‘Alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als jij en je nakomelingen’, zegt God. ‘Ik zal je altijd terzijde staan’.

Chagall, Jacobs droom


 Heeft een zegen dan helemaal niets te maken met je daden?

Nee, niets. Dat is nu net het verschil tussen beloning en zegen.

 Zegen is het gratis geschenk dat je onverdiend ontvangt. Zoals bijvoorbeeld je leven. Of je kinderen. Of de zon die opgaat over gelovigen en ongelovigen. Gezondheid, vriendschap, talenten, een vruchtbare aarde, het zijn toch allemaal geschenken? De nabijheid van God die altijd bezig is om mensen tot hun bestemming te brengen: het is een onverdiende zegen en niet een beloning voor ons goeie gedrag.

 Jacob begrijpt dat nog helemaal niet. Een mens moet toch zelf voor zijn eigen zegen zorgen? Desnoods met bedrog als het niet gaat zoals je wilt? Jacob begrijpt niet wat een zegen betekent. Als hij wakker wordt, maakt hij van die goddelijke zegen gelijk een deal: ‘Als U mij inderdaad helpt en ik veilig terugkeer, dan beloof ik dat u voortaan tien procent van mijn inkomen krijgt’. Eerst zien dan geloven. Jacob, de bedrieger, zit vol wantrouwen want zijn god lijkt op hem. Van genade en zegen heeft hij nog geen benul. Voor wat hoort wat – dat is beloning. Zomaar gegeven – dat is zegen.

 Jacob de beetnemer ligt te slapen met een steen onder zijn hoofd. Misschien is dat al het begin van de zegen: dat hij de gevolgen van zijn gedrag niet kan ontlopen al vlucht hij er voor weg. Een zegen krijg je wel zomaar, maar is niet zomaar. Een bijbelse zegen heeft altijd te maken met bestemming. Jacob is ergens voor bestemd. De roeping van zijn vader en grootvader zal in Jacob voortgezet worden: “in jou zullen alle volken gezegend worden”.

 Ondanks zichzelf is Jacob bedoeld om een zegen te zijn voor de wereld – en dat is de reden waarom God hem zegent. De zegen van God is een doorgeefsysteem. Je krijgt het en geeft het door, dat is precies de werkingskracht van een zegen. Een beloning mag je voor jezelf houden. Een zegen kún je niet voor jezelf houden. Een beloning is fijn, maar een zegen is meestal pijnlijk.

 De zegen van God begint gelijk te werken. Jacob komt terecht bij de broer van zijn moeder. Zijn oom - duidelijk familie - neemt op zijn beurt Jacob beet, en bedriegt hem over het meisje dat Jacob wil trouwen en de dieren die hij met zijn werk verdient. Zijn vrouw zal hem bedriegen en later zijn zonen. Jacobs hele levensverhaal kun je lezen als één grote confrontatie met zijn eigen karakter. En dat is precies de zegen van God. Hoe zou hij anders verlost worden van zijn zelfgerichte leven? Hoe zou hij anders de God hebben leren kennen die niet beloont maar zegent?

 De God van Israël verlost mensen niet door straf en beloning, maar door de werkingskracht van Zijn zegen. Die zegen geeft zichzelf door tot heel de wereld erin deelt. Wie heeft de moed om met Jacob mee te roepen: ‘ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent’?

      Eerder verschenen in Open Deur, februari 2019 

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info