Kerst en het mystieke verlangen


Maria en Kind , foto F. Formont foto: Freya Formont

 

‘Dat God als mens werd geboren in Bethlehem zal u niets baten als hij ook niet in uw ziel geboren wordt’, zo schrijft Eckhart, een beroemde kerkleraar uit de 13e eeuw.

Kerst is niet alleen maar het vieren van de geboorte van Jezus. Kerst betekent vooral: God wil nog altijd de wereld in geboren worden, door ieder mens en ook door mij. Maar waar is een open ontvangstruimte voor God? Die moest Hij zelf in mij maken. Mystiek verlangen was het werktuig.

“God is zelfgevende liefde; ik ben het verlangen dat zo wil zijn.
Jij zoekt om wat niet gelijk is aan Jou, aan Je gelijk te maken.
Daartoe creëer Jij een leegte, een verlangen in mij.
Mijn leegte is Jouw grootste geschenk aan mij.”

Het zijn woorden uit het begin van het dagboek dat ik begon bij te houden toen ik een jaar of 34 was. Het verlangen naar God had mij ertoe aangezet om theologie te gaan studeren en ik was nog maar pas predikant in een klein boerendorpje geworden. Maar dat verlangen was niet afgenomen of vervuld door mijn studie of het werk in de kerk. Integendeel, het werd steeds groter en groter. ‘Het lijkt op een appelboor,’ schreef ik ergens, ‘ik word uitgehold’.

Geleidelijk begon ik te begrijpen dat mijn eigen hongerige verlangen in feite het werk van God zelf was.
Mijn innerlijk leven zat vol met allerlei gedachten over God, over mijzelf, over anderen, over het leven. Ik zat propvol beelden en besefte het vaak niet eens. Mijn uiterlijk bestaan is ook vol: met werk, zorg, verwachtingen, bezigheden, vermaak, noem maar op. Waar is dan nog een ruimte voor die geboorte van God in mijn ziel? Hoe zou het zo ooit echt Kerst kunnen worden, vandaag, in mijn eigen leven?
Ik ben niet als Maria, wiens hele wezen zich opende voor het wonder van God die mens wil worden. ‘Moge met mij gebeuren zoals u dat wilt’, zo zei ze tegen de engel die haar dit vertelde. Maar bij mij zijn er jaren van ontmanteling voor nodig. Beetje bij beetje word ik onteigend. Dat gebeurt door het verlangen, het mystieke verlangen dat God zelf in mij legt. Het Godsverlangen is niet meer iets dat ík heb, maar dat mij in bezit genomen heeft.

In plaats van rust brengt het onrust, in plaats van vervulling brengt het leegte. Maar hoe meer dat aan mij werkt, hoe losser ik kom van alles wat eerst zo belangrijk leek. Er komt ruimte, van buiten en vanbinnen.
Soms is dat pijnlijk en verwarrend. Soms is dat vrolijke vrijheid en zorgeloosheid, een groot geluk. Misschien lijkt dat wel op de zorgeloosheid van Franciscus, die wist dat armoede en een leven met God bij elkaar horen. ‘Geen eigendom’, zo zegt hij in zijn eerste kloostervoorschrift. Dat moet je niet alleen verstaan als uiterlijke bezitsloosheid. Ook innerlijk blijken we aan veel zekerheden vast te houden.
Het kerstlied bezingt dit mystieke verlangen om alles kwijt te raken wat we als ons eigendom beschouwen (al menen we het misschien niet altijd even echt):

Ik mag hier aan uw kribbe staan,
Heer Jezus, licht en leven,
ik draag U als geschenken aan
Wat Gij mij hebt gegeven.
U zij mijn hart en ziel gewijd,
mijn geest, mijn zin, mijn innigheid,
o neem ze aan als gaven.

Als je verlangt naar eten, dan houdt dat verlangen op als je een maaltijd hebt gehad. Maar waar honger je naar als je naar God verlangt? Er is is niets waarop je je pijl zou kunnen richten. Geen enkel beeld is toereikend als het over God gaat. Daarom is het Godsverlangen oneindig. En dat is lastig, dat past niet, dat breekt open, of holt ons uit als een appelboor. Meestal vertalen we dan ook ons Godsverlangen in concrete wensen of doelen: een rechtvaardiger wereld, een duurzame levensstijl, vrede op aarde of in ieder geval vrede in je eigen familie. Dat is ook logisch, want God zelf verlangt naar een aarde die op de hemel lijkt. Maar die onstilbare honger blijft toch vaak weer de kop op steken. Verlangen naar God valt nergens door te bevredigen dan door God zelf, die oneindig is.

Verlangen is een werktuig in de handen van God, zo ontdekte ik. Sterker nog, het is niet anders dan God zelf aan het werk, als een boetseerder met de klei. ‘Het nut van een kruikje is haar leegte’, zo zegt een spreuk. Als God een woonplaats zoekt, dan kunnen we hem niets beters bieden dan eigen leegte, de honger van ons hart.

Of het nu het verlangen is naar vrede, rechtvaardigheid, naar heling van een gebroken relatie, of naar de nabijheid van God zelf, het zijn allemaal vormen van godsverlangen, mystiek verlangen, tekenen van zijn werk in jou en mij. Dat kan troost geven als je denkt dat God nergens te vinden is. Of als je niet meer weet hoe je moet bidden. Ons eigen verlangen ís al de aanraking van de Eeuwige God. Daarom houdt het verlangen nooit op.

In het verlangen naar God zijn vervulling en gemis twee kanten van dezelfde medaille.
Ik schreef het zo in mijn dagboek:
‘Ik ken Je en ik zoek Je. Je bent mijn vraag en Je bent mijn antwoord. Je wenkt me en Je verlaat me. Als ik Je zie, ben Je verdwenen, als Je verdwijnt, herken ik Je weer. Ik mis Je terwijl Je bij mij bent.’


(eerder gepubliceerd in: Alle Goeds, Franciscaans maandblad, 2023)


Citaten uit:
Ik mis je terwijl je bij me bent, mystiek dagboek van een dominee,
door Marianne Vonkeman, Uitgeverij van Warven, 2023

 

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info