God voedt zijn kinderen met honger
Heimwee, verlangen. Wie kent het niet: een hunkering, een soort stekende pijn in het diepst van jezelf. Heimwee - wee naar 'heim': pijn van verlangen naar huis, naar waar je thuis bent. De tranen die we als kind lieten toen we uit logeren gingen, kennen we niet meer nu we groot zijn. Maar hetzelfde gevoel duikt onder andere namen en gezichten weer op. Het gevoel is ook groter geworden, net als wijzelf.
Verlangen, een innerlijke honger. We houden er niet van, we lijden er aan. Karl Marx zei het zo: 'De mens als werkelijk, sensueel wezen is een lijdend wezen - en, omdat hij voelt dat hij lijdt: een hartstochtelijk wezen. Passie is de essentiële kracht van de mens om toegewijd zijn object van verlangen na te streven.'
Honger, heimwee, verlangen, het maakt ons tot gepassioneerde, hartstochtelijke wezens. Verlangen doet ons verder reiken dan waar we nu zijn, het houdt ons in beweging. De fransen hebben er een mooi woord voor: élan vital. Levenskracht. Gepassioneerde mensen zijn mensen vol van levenskracht. Ze zijn ergens door gegrepen, door een ideaal, door een ander mens, door een creatieve impuls, door wetenschappelijke nieuwsgierigheid.
Misschien heb je weleens oude mensen ontmoet die nog vol nieuwsgierigheid naar JOU vragen. Die nooit hun belangstelling en interesse voor de wereld buiten henzelf hebben verloren. Er zijn niet zoveel ouderen die liever jouw verhalen dan die van henzelf horen. Die mensen houden iets jeugdigs, er spreekt nog altijd élan vital uit.
Gegrepen worden door iets buiten jezelf, steeds weer opnieuw verder groeien, meer worden, meer leren, veranderen: dat kan alleen als er een verlangen in jezelf leeft en levend blijft. Zonder verlangen geen beweging.
Zonder beweging geen leven.
God voedt zijn kinderen met honger.
Erotiek is de duidelijkste vorm van onze menselijke honger. De romantische passie is de chaotische drijfkracht die ons uit onszelf trekt, over onze eigen grenzen heen naar een ander. Erotiek ligt aan de basis van onze kunst, muziek, literatuur. Het is de grootste bron van creativiteit. Waartoe je allemaal niet in staat bleek om je liefje te veroveren! En aan niets lijden we zo hevig als aan teleurgestelde liefde. Als je het weleens hebt meegemaakt, weet je dat een crime passionel niet ver van ieder mens ligt. En hoeveel troyaanse oorlogen er niet zijn gevoerd! Zo creatief als passie kan zijn, zo vernietigend kan het ook zijn. Leven en dood komen in de erotiek heel dicht bij elkaar.
Wat heeft dit alles nu met God te maken?
Alle mystieken beginnen met de vooronderstelling dat de mens een erotisch wezen is, zegt Moltmann. We bezitten een 'gulzig verlangen, een faustisch instinkt, een hongerig hart. Want de oneindige God wekt in zijn beeld: de mens, een oneindige passie die alles vernietigt wat eindig en aards is, tenzij het rust vindt in Zijn goddelijke oneindigheid. Daarom is de enige maat van de liefde het Oneindige.'
Honger moet gestild worden. Als iemand een tijd niet gegeten heeft kan zij aan niets anders denken dan aan eten. Het lichaam roept erom. Zo is het ook met de honger van de ziel. We zoeken naar bevrediging van ons verlangen. En totdat we dit bereiken, blijven we zoeken.
Maar gemis doet ons lijden en daar proberen we wat aan te doen. We proberen de oneindigheid van ons verlangen een beetje op maat te brengen zodat het hanteerbaar wordt, beheersbaar. We storten ons in een project, adopteren een ambitie of smelten samen met een ander mens.
Toch is dat maar een tijdelijke vervulling, want in één of andere vorm steekt het verlangen algauw weer de kop op. Een nieuw project, een nieuwe liefde, een nieuwe auto, een nieuw kind, al te vaak dient het om die vage, zeurende heimwee-achtige pijn te stillen.
Een andere veelvoorkomende manier om ons hongerig hart hanteerbaar te maken is door onszelf te versplinteren. We verdelen onszelf over allerlei kanten van het bestaan. Elke kant vraagt een eigen droom, een eigen gezicht, eigen emoties, eigen denkwijzen. Bij de een zijn we zus, bij de ander weer zo. Vaak leiden we een gefragmenteerd bestaan waarin we vele zelven hebben die nooit in een geheel samenkomen.
Alleen als je een groot talent hebt waarin je je verlangen creatief kunt uiten, in kunst, of levenskunst, of als je een groot lijden moet dragen dat al je kracht vraagt, of een wereldwijd ideaal hebt gevonden waarin je alles van jezelf kwijt kunt - alleen dan kun je één blijven in jezelf. Dan heeft - misschien - je élan vital een bedding gevonden waarin het kan stromen zonder dat het je zelf of anderen vernietigt.
Verlangen doet lijden, gemis steekt, een hongerig hart houdt je uit de slaap.
Je moet niet te veel verlangen, zeggen we dan ; niet te veel willen, dan word je alleen maar teleurgesteld. En daarom ontbreekt bij veel mensen het élan vital : hun leven is vervlakt, eentonig en ontbreekt aan zin. Zin erin en zin ervan. Hun levenskracht is weggeëbd en via de tv quiz en de videoband leiden ze een aan anderen ontleend leven met surrogaat emoties.
De enige maat van de liefde is het Oneindige. Alleen het oneindige kan ons oneindige verlangen stillen. En dat betekent: willen wij léven terwijl we leven, willen we groeien in elan vital, dan moet onze honger niet ontkend, of zelfs gestild worden, maar ontvangen en aangewakkerd worden.
Daarom voedt God zijn kinderen met honger.
De joodse mystiek heeft een naam voor dat hongerige verlangen, dat heimwee: ze noemen het de Sjechina. Het is de inwoning van God zelf in zijn schepping. De christelijke mystiek noemt het 'de Geest van God', die in ons zucht met 'onuitsprekelijke verzuchtingen', om het in Paulus' woorden te zeggen.
Er is een oud joods verhaal over de schepping van de wereld. Het verhaal legt uit waarom er dat vreemde, dwingende verlangen in elk mens zit, die heimwee, dat verlangen naar heelheid, eenheid, vereniging:
Toen God besloot te scheppen, keek Hij om zich heen naar een ruimte om te creëren. Maar God was alles en alles was van God vervuld: waar was er een ruimte voor iets dat niet God was?
Dus besloot God noodgedwongen om zich terug te trekken. Om zich a.h.w. samen te trekken zodat er een lege ruimte buiten Hem zou ontstaan. En zo ontstond het Niets. Toen maakte God grote grondstructuren van vrede, gerechtigheid, heelheid, schoonheid, waarheid. Midden in het Niets onstonden deze vormen als grote schalen en Hij vloeide van zichzelf erin uit. Maar zijn heerlijke aanwezigheid, zijn Sjechina, was zo groot, zo krachtig, dat de vormen Hem niet konden bevatten. En in duizend brokstukken vlogen zij uiteen, kilometers, lichtjaren ver werden zij uiteen geslingerd.
En zo ontstond de wereld waarin wij leven. En sinds die tijd hunkert de Sjechina naar heelwording en hunkert God naar vereniging met zijn Sjechina, zijn bewoonde schepping.
En wij? Wij zitten met de brokstukken. En dat is niet zo tragisch als het lijkt. De brokstukken zijn dragers van Gods aanwezigheid. God woont bij hen die met de brokken zitten. De Sjechina woont in hen die lijden aan de leegte, de chaos, de gebrokenheid, de verdeeldheid. Is dat niet de grondboodschap van de bijbel?
'Weet je niet dat je lichaam een tempel is van de heilige Geest die in je woont?' zegt de Corinthebrief.
De Geest is niet iets vreemds dat God aan ons heeft toegevoegd. Nee, de Sjechina is het geheim van ons eigen, diepste wezen. De Geest is het wat ons tot mens maakt, tot beeld van God. Menszijn betekent dat je iets van God in je hebt. En het kenmerk van ons beeld-zijn van God is de honger van ons hart. Het onstilbare verlangen naar eenheid, vereniging, heelheid.
Want in ons zijn brokstukken van de Sjechina die er naar hunkert om bevrijd te worden, om weer een geheel te worden, en om verenigd te worden met de onnoembare God, de Schepper en bron van alle leven.
Die knagende onrust, dat naamloze verlangen, het is niet anders dan de stille schreeuw van de Sjechina in de diepten van ons wezen. Het is het oneindige verlangen van God in ons die verlangt naar vereniging met de oneindige God buiten ons. Dat verlangen is ons élan vital, onze levenskracht.
Niets anders dan de oneindige God kan ons oneindige verlangen stillen. En we missen dus radicaal ons doel als wij die honger proberen te stillen met iets anders dan God zelf. Met bezit, macht, aanzien, een roes van activiteiten, verslaving aan drugs, sex of een ideologie - zelfs een christelijke ideologie. Een verkeerd gericht passie is de oorzaak van de agressie van onze wereld. De passie zelf is niet slecht, maar de invulling, het object, van ons verlangen is verkeerd gericht.
Volgens de joodse chassidische mystiek is het de opdracht van de mens om die hongerende Sjechina in ons, ons diepste zelf dus, te verenigen met God. Zo helen wij Gods eigen gebroken hart en daarmee onszelf. Zo komt de Sjechina thuis en daarmee wijzelf. Dat is het einde van alle heimwee.
Vonken van die Sjechina zitten in ons zelf, en in alles van het leven. Maar ze zijn verpakt in weerbarstige brokken. Ook bij je medemens zitten brokstukken van de Geest van God, soms heel zichtbaar, soms onherkenbaar vermomd. De inhoud is goed, maar de verpakking deugt vaak niet. Hij heeft een grote mond maar een klein hartje, zeggen we dan. Het is aan ons om aandachtig kijkend oog te krijgen voor die vonken, die brokstukken van de Sjechina, en die te bevrijden uit hun verpakking. In onszelf, maar ook in de ander, in het leven. Met andere woorden: werken aan de heelheid van de schepping.
God voedt zijn kinderen met honger naar Hem.
De leegte van ons hart is het verlangen naar eenheid, heelheid, samenzijn. Niet versmolten in één kosmische brei, maar eenheid in verscheidenheid. De Sjechina is ons diepste zelf, dat wat ons unieke mensen maakt. Bevrijding en heelwording is dus juist tot je recht, tot je doel komen, tot je werkelijke identiteit. Niet als autonoom individu, maar als mens-in-verbondenheid. Innerlijk heel en één met de Geest van God die de diepste kern van heel de schepping vormt. Dat is niet pantheïstisch. De schepping zelf is niet goddelijk, en jij en ik evenmin. Maar wij zijn allen bewoond door God - en dat is precies wat ons levend maakt. Het kenmerk van die bewoning door de Geest van God is het onstilbare verlangen naar eenwording, naar heelheid. Anders gezegd: om uit alle brokstukken van het leven, van jezelf en van de ander, de aanwezigheid van God te bevrijden en zichtbaar te maken.
Zulke momenten van vereniging zijn momenten van enorme vreugde. Je hebt het vast weleens meegemaakt. Misschien toen je samen was met je vriend of vriendin. Of toen je helemaal alleen in de natuur was en je verbonden voelde met alles wat er is. Of misschien toen je naar een goed stuk muziek luisterde. Zulke momenten zijn voorproefjes van hoe het bedoeld is, waarnaar toe we op weg zijn. Zulke momenten kunnen je richting geven als je ze serieus neemt. Zulke momenten stillen je honger niet, maar vergroten die juist. En dat is goed. Het gevaar is dat je meent steeds op dezelfde manier die momenten van vreugde te kunnen herhalen. Dat is de vergissing die alle verslaafden hebben gemaakt.
Want het gaat niet om stilling van de honger, maar om vergroting ervan. Je honger moet niet nauwer en beperkter worden, maar veel groter, wereldwijd, oneindig. Hoe groter onze honger, hoe groter ons élan vital. Zo worden we levend, echt levend. Alleen zo komen wij ooit allemaal bij elkaar uit. Alleen dan komen we ooit bij God uit.
Want zo voedt de oneindige God zijn kinderen: met oneindige honger.
Ellen Warmond: En toch en desondanks.
Jong als kinderstemmen
reeds met de tongval van de ouderdom
te kunnen zeggen:
zie achter mij hoeveel ik al tot stof geleefd heb
en hoeveel as zich ophoopt in mijn ogen
en hoeveel stof en as mijn hand daarvan
bevatten kan en samenbalt tot niets.
en toch en desondanks
wachten - onmatig -
- want matigheid is zwakte -
en nieuwe kleren kopen voor de hoop
hoewel de laatste zekerheden naakt gaan
en trachten waar men niet bestond
toch te ontstaan
om het onmogelijk natuurverschijnsel:
zon in de maan
rondlopende weg terug
of het oog in de rug.
omdat geloof ontspringt
uit de zekerheid dat er geen hoop meer is
omdat het hart zich voedt
met wat de hand ontvalt.
lezing voor studenten Kampen 16-4-91