Liturgie en mystiek



Paul Post, Hoogleraar en Directeur van het Liturgisch Instituut in Tilburg, vertelde hoe de protestanten veelal de behoefte hebben om de liturgie in termen van functionaliteit te begrijpen. Waar is het voor? Wat betekent het? Elk gebaar of ritueel moet een duidelijk doel dienen of functie hebben. Er moet vooral niets geheimzinnigs of mysterieus in de vormgeving van de eredienst zijn. Het gevaar hiervan is dat een eredienst plat kan worden: niet meer dan wat we zelf kunnen bedenken. Het mystagogisch element valt daarmee buiten het zicht van de gemiddelde protestantse liturg.

 Er is namelijk een aspect aan de liturgie - en trouwens ook van het kerkelijk jaar - dat mystagogisch is: dat invoert in het Geheim, het mysterie van het geloof. En het is precies dat element dat mij het meeste boeit. Het is mijn ervaring en overtuiging dat de essentiële waarde van de liturgie zoals deze door de eeuwen heen ontwikkeld is, een mystieke weg vorm geeft. Een weg waarlangs mensen tot God komen en God tot mensen nadert. Er zit een dynamiek in de opbouw van de klassieke liturgie waar een werking van uitgaat. Volgens mij is een goede liturg iemand die daar een gevoeligheid voor ontwikkelt. Het gaat in mystagogie om perspectiefverschuiving. Dat we niet alleen weten wat wij doen in de kerk, maar ook enigszins gaan aanvoelen wat God doet in de kerk. In de uitgangspunten van het Dienstboek wordt dit ook uitdrukkelijk geformuleerd: “Het is God zelf die zijn naam doet gedenken.”

 De mystieke weg heeft een aantal aspecten die te herkennen zijn in de liturgische vormgeving. De klassieke kenmerken van de mystieke weg zijn: verlichting, zuivering en vereniging. Er gaat ons een licht op, dat licht zuivert ons en leidt ons naar vereniging met God. De hele liturgie is gekenmerkt door deze elementen. Om het kort te zeggen: de liturgie wil een ontmoetingsruimte vormen voor God en mens terwijl er recht wordt gedaan aan hun respectievelijke eigenheid. Aan de verschillen dus. Anders zijn we bezig met een godje die we naar eigen beeld maken.

 Ad de Keyzer, in zijn proefschrift over de eucharistie, noemt de liturgie een omvormingsproces. Hij citeert uit de Algemene inleiding op het Romeins Missaal: “Het doel van de riten is dat de gelovigen die bijeenkomen, één gemeenschap gaan vormen en in de juiste gesteldheid komen om naar het woord van God te luisteren en waardig de eucharistie te vieren.”

 Hij onderscheidt twee hoofddoelen in de liturgie: gemeenschap en juiste gesteldheid. Ten eerste dus dat mensen uit het opgesloten zijn in hun individuele bewustzijn loskomen en zich verbinden aan elkaar: dwz. dat zij een gemeenschap gaan vormen. Daar zijn een aantal aspecten aan te onderscheiden. Ten tweede: dat zij in de juiste gesteldheid komen, ‘waardig zijn’ om het Woord ook echt te kunnen ontvangen. Ook daar zitten een aantal elementen aan. Zoals Augustinus het zegt in zijn liturgie van de paasnacht: ontvangt wat gij zijt en wordt wat gij ontvangt.  Deze zin is de korste samenvatting van de liturgie als mystieke weg. Ontvangt wat gij zijt en wordt wat gij ontvangt.

 In de liturgie komt het Woord tot ons, in de gedaante van Schrift  en Tafel, van oudsher de twee brandpunten van de samenkomst van de gemeente. Dat Woord is uiteraard niet alleen maar een tekst uit de bijbel en de gedachten van de dominee daarbij, of een slokje wijn en een stukje brood. Het Woord wil zeggen: de levende aanwezigheid van Jezus Christus in de gemeente door de werking van de Geest. Zoals het Dienstboek zegt: (blz.7) “De gemeente gelooft dat de opgestane Heer zelf haar de Schriften opent en uitlegt.” Dat is allemaal niet met de vinger aan te wijzen, maar wel te ontvangen. Die Aanwezigheid is levend, dynamisch en werkzaam: het wil de mens vormen naar het oerbeeld dat in ons gelegd is: het stempel van God zoals we in Jezus hebben herkend. Dat is een mondvol theologie, maar het zijn niet anders dan woorden die iets proberen te duiden van wat mensen mee hebben gemaakt en hopelijk nog meemaken als ze rond bijbel en Tafel bij elkaar zijn. Wat er dan gebeurt is een verborgen invloed, een werking, een vorming. Het gaat tenslotte niet alleen maar om de verlichting van ons verstand, een mooi nieuw inzicht, of een warm gevoel, een diepe emotie, maar om vorming: om menswording, en uiteindelijk om een wereld die zichzelf als één lichaam kan gedragen.

 Ik begin met het eerste aspect: gemeenschap. In de toenaderingsgebeden van het Dienstboek vind je dit bewustzijn terug: “laat mij opgaan naar uw huis en voeg mij samen met allen die uw naam bezingen”. In het consistoriegebed staat: ‘geef uw Geest (…) opdat wij ons verenigen met heel uw kerk’. Het zal jullie duidelijk zijn dat een gemeente niet vanzelf ook een gemeenschap is. En al helemaal niet een gemeenschap naar het model van Paulus: als lichaam van Christus. Een gemeenschap die gekenmerkt wordt niet door gelijkvormingheid maar door eenheid in verscheidenheid. Dat betekent dat er een ander soort gemeenschappelijke factor moet zijn dan opvattingen, levensstijl of wat niet al.

 Na de intochtspsalm luidt de openingszin in het Dienstboek (intrede A en B) is: in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, of Genade en vrede zij u, of Onze hulp is in de Naam van de Heer.

 Hiermee wordt direct duidelijk gemaakt wat de verbindende factor is in het gemeentezijn: we zijn bij elkaar rond het geheim van de drie-Ene God zelf. Als spaken rond een wiel met God als middelpunt: dat is wat ons verbindt. We hoeven dus niet te doen of we allemaal hetzelfde geloven, of we allemaal hetzelfde leven of denken: de enige verbinding die we hebben ontstaat en bestaat uit ons verbinden met God. Of beter gezegd: dat wij ons bewust worden dat God zich met óns verbindt. (perspectiefverschuiving!)  God verbindt zich met mensen: dáárom zijn mensen met elkaar verbonden: ín God. Het is belangrijk dat we dit bewustzijn meebrengen in de viering. Het behoedt ons voor prietpraat aan het begin, en voor de verleiding om op gemeenschappelijke emoties te spelen, of via geweldige preekinzichten iedereen een gevoel van saamhorigheid te geven. Dat wil niet zeggen dat die kanten niet mogen meespelen: maar het centrum van een viering moet toch vooral God zelf blijven. Hoe beter, nauwkeuriger, duidelijker we de rituelen van de liturgie uitvoeren, hoe minder indruk wij maken als personen, hoe meer ruimte er komt voor God en mens. Dat is precies waarom er rituelen nodig zijn: als omgangsvormen met een mysterie dat het begrip te boven gaat en móet gaan. Rituelen hebben een objectiviteit die ons beschermen tegen onze neiging God en het geloof in te lijven in ons eigen systeem van denken of eigen emotionele behoeften.

 Goed, gemeenschap dus vanuit één centrum: het geheim van God zelf. Door de woorden, liederen, gebeden en gebaren naderen mensen tot God – maar in diezelfde woorden, liederen, gebeden en gebaren is het God die ons nadert. Wij zingen, maar het zingen doet wat aan ons. Wij bidden, maar het gebed werkt aan ons. De hele liturgie door worden mensen tot steeds verdergaande verbondenheid geleid: eerst en steeds weer met God. Maar de kerk weet: met God kun je je niet verbinden als je je niet laat verbinden met anderen. In God vinden we de hele wereld terug, dus dat wordt weerspiegeld in de gang van liturgie. Ik noem een paar voorbeelden. We verbinden ons met de aanwezigen, met elkaar, door samen te zingen en te bidden, samen te luisteren en te antwoorden en te ontvangen. We verbinden ons met de hele wereld in het kyrië en de voorbeden, de collecte. Met de hele kerk in de geloofsbelijdenis, in het Onze Vader. Met alle heiligen in het Sanctus, met de gestorvenen in het gedachtenisgebed. Alles doet mee: de hele wereld, alles wat boven en beneden is, alles wat leeft en wat gestorven is, zelfs de toekomst doet mee in het Maranatha gebed.

 Dit alles is een geleidelijk losweken van onszelf aan ons kleine ik, onze beperkte tijd, onze individuele emoties en gedachten, onze dromen en geschiedenis. We verbinden ons – maar in een ander licht gezien wórden verbonden – met de hele wereld en het hele menselijke bestaan. En daarmee verandert er iets in ons: dat is tenminste de mogelijkheid, als God het wil en wij het toestaan..

 Wij worden geschikt gemaakt om het Woord te ontvangen.

 “Veel mensen willen God aanschouwen met de blik waarmee ze naar een koe kijken, en willen God liefhebben zoals ze een koe liefhebben. Je houdt van een koe vanwege de melk en de kaas, en in het algemeen van het voordeel dat je van haar hebt. Hetzelfde doen mensen die God willen liefhebben ter wille van uiterlijke rijkdom of innerlijke troost. Zij hebben God niet echt lief, want zij houden niet van God, maar van hun eigen voordeel.” Scherpe woorden van meester Eckhart.

 Zolang we opgesloten blijven in onszelf, in onze beperkte visie, en onze eigen inzichten en behoeften tot de norm maken waarbinnen Gods Woord moet klinken: tot zolang zijn we doof voor iets anders dan we al wisten. We zeggen wel dat God ons verstand te boven gaat, maar hoe vaak trekken we daar dan ook de conclusie uit dat Gods woord een andere antenne vereist dan ons intellect?

 De antenne voor het werkelijke Woord: dwz. de werkzame aanwezigheid van Jezus in de gemeente, is niet anders dan ontvankelijkheid (dat woord is niet met zoveel misverstanden is beladen als geloof – hoewel het hetzelfde beduidt).

 “Iemand vroeg mij of de mens Gods geboorte in de ziel wellicht kon vinden via bepaalde dingen (..) zoals bepaalde voorstellingen van God, bv dat God goed, wijs of barmhartig is. Voorwaar, dit is niet het geval. (..) Het moet echter van binnenuit, van God uit in de mens opwellen. Dit werk in jou moet God alleen volbrengen en jij kunt het slechts laten gebeuren.”

 Geschikt gemaakt worden om het woord te ontvangen vraagt een niet-grijpende houding: een houding waarin God niet op maat van onze behoeften wordt gesneden. De enige staat die zo’n houding heeft is de staat van liefde. Als er in de mens niet een liefdesverlangen ontwaakt, dan kan het woord wel gegeven maar niet ontvangen worden. Alleen de liefde weet dat zij niet kan dwingen en hoopt op een geschenk. Dus zijn er elementen in de liturgie waarin het besef van onze eigen gebrokenheid bewust wordt gemaakt: in het voorbereidingsgebed, in de schuldbelijdenis. In het gebed om verlichting met de Geest spreken we uit dat we niet bij ons eigen licht het Woord kunnen horen.

 Er is een fundamentele kloof tussen God en mens die recht gedaan moet worden: niet zozeer onze zonde is het tekort, als wel onze eigenheid als mens: gebonden aan tijd en ruimte, begrenst op allerlei manieren.  De liederen en gebeden wekken geloof en toevertrouwen: we hoeven het niet zelf te doen: God komt ons te hulp. Daarom is het zaak als voorganger en liturg om die blik steeds helder op God gericht te houden: al te vaak wordt de aandacht van gemeente in veel verschillende richtingen getrokken, er is soms nauwelijks tijd voor een groeiende concentratie op het Centrum van ons samenzijn. Er wordt wat gedaan terwijl wij van aan alles doen zijn…het is zaak om dat vooral niet uit het oog te verliezen.

 Hét Woord wil ontvangen worden: niet óns woord.. Ik zou nog kunnen uitweiden over de verschillende vormen van Schrift en Tafel waarin het woord tot ons komt, maar dat voert momenteel te ver. Laat me samenvattend daarover zeggen: het Woord in bijbellezing en preek wordt pas Woord met een hoofdletter als het in het persoonlijke leven van de mensen wordt geschreven: als zij lezen wat God schrijft in hun eigen leven, in het licht van de Schrift. Als het Woord iets kan uitwerken in hun persoonlijke leven. Dan is het een levend woord en geen hoofdkennis. Het Woord dat tot ons komt in de vorm van brood en wijn is een prachtige verbeelding van het geheel van de weg van de liturgie: wij brengen brood en wijn naar de tafel als beeld van onszelf (de gaven). We dragen ze op aan God en vragen of God ze wil maken tot lichaam en bloed van Jezus Christus. Vervolgens ontvangen we ze als het ware uit de handen van God terug en eten en drinken, zodat ons eigen lichaam en bloed tot lichaam en bloed van Jezus Christus kan worden. Als twee in elkaar schuivende handden zie je de essentie van het geheim wat er gebeurt in de gehele dienst: Wij naderen God en in ons naderen nadert God tot ons.

 Eckhart zegt daarover heel radicaal: “Als men een druppel in de zee zou laten vallen, zou de druppel veranderen in de zee en niet de zee in de druppel. Zo vergaat het ook de ziel: als zij God binnenhaalt, wordt zij in God veranderd.” Met andere woorden: de gemeente die het lichaam van Jezus Christus ontvangt, wórdt wat zij ontvangt. En zo wordt zij de wereld ingezonden: als belichaming van Jezus Christus in deze tijd en deze plaats. Word wat je ontvangt. Dat is natuurlijk een belofte en een gebed, maar wellicht vanuit een ander standpunt ook een waarheid die aan ons voorafgaat. Of in Eckharts woorden: God is mij meer nabij dan ik mijzelf..

 Dat is begin en einde en inhoud van al onze liturgie.

 

Lezing voor predikanten 2003

 

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info