Zwart-wit


Welbezien

 Zwart zwijgt naar binnen;

wit wacht op onderscheid.

   

Zwart zwijgt naar binnen. In het duister van het leven zit geen verborgen boodschap, geen verpakte zegen. Er zit geen sprankje licht verstopt, geen woord van leven is er in te vinden. Het is alleen maar zwart, donker en geen drager van Gods woord. Zwart is de ontkenning van alles wat licht en leven en geluk is. Zinloosheid bestaat werkelijk, ook in Gods goede schepping. Zwart is een donkere gave.

  Meestal is onze drang tot leven sterker dan de kracht van leed en onrecht. We splitsen het zwart af, bergen het op in de kelder van ons bewustzijn, en proberen zo goed als het gaat weer verder te gaan. Er zijn talloze manieren waarop we overleven: we redeneren het weg, we buigen mee met de storm, we richten onze aandacht op andere zaken, we worden kwaad op iemand of op God. Gelukkig is er vaak voldoende goedheid, licht, liefde en vriendschap, zorg en werk, waardoor onze levensenergie opgeroepen wordt.

  Maar soms werkt dat niet meer. Er zijn mensen die zich niet kunnen afschermen voor het zinloze leed. Het wordt hen persoonlijk aangedaan. Of ze zijn erg gevoelig voor het kwaad in het leven. Het pantser dat mensen beschermt tegen alles wat er aan negativiteit op hen afkomt, is zoekgeraakt. Mensen in crisistijden hebben dat, tieners ook vaak. Het lukt niet om zich met man en macht op wat anders te richten. En dan kan het zijn dat er geen afstand meer is tussen het zwart van het leven en de eigen persoon. Zulke mensen zijn er als het ware in.

 In het zwart van het leven, binnenin de volstrekte leegte van de zinloosheid klinken eerst schreeuwende stemmen, dreigend gebrul, verdwaasd gekrijs. De gedachtestroom is onbeheersbaar geworden. Emoties gieren in het rond. Een psychiatrisch patiënt noemde het: de geluidsbarrière. Het ingaan van het zwart is als het binnengaan van een wervelwind: de stukken meubilair worden om je oren gesmeten. Zo kan het zijn voor iemand die zich zoekt te verstaan tot de werkelijk zwarte momenten van zijn of haar leven. Geen wonder dat mensen daar soms gek van worden. Als je een gesprek probeert aan te gaan met de vele stemmen die daar klinken, dan is het een warboel, onzin, nutteloos. Er is geen woord van wijsheid te vinden daar in dat diepe zwart.

  Het is mogelijk om door die geluidsbarrière heen te komen. Niet door te redeneren maar door te vertrouwen. Niet ergens op, want alles is weggevallen. Maar door vertrouwen te zijn, al is het maar een beetje. Je bent vertrouwen wanneer je laat gebeuren wat er gebeurt zonder ervoor weg te lopen of er iets anders van te maken. Met zulk vertrouwen is het mogelijk om de stemmen achter je laten en ze te doorzien tot op hun leegheid, hun betekenisloosheid. En dan wordt het stil. En dan wordt het stil, doodstil, alle geluid is weg, er zijn geen stemmen uit je herinnering meer hoorbaar en ook je eigen gedachten zijn verdwenen. De stilte kan beangstigend zijn alsof je al dood bent, of wel prettig, als een zware verdoving.

  Maar als je niet wegzinkt maar blijft luisteren naar de stilte, dan kan er uiteindelijk een woord van betekenis, van zin opklinken. Er komt iets in je op of naar je toe waarvan je voelt: dit is wezenlijk, dit is wat waarde heeft. Het is het woord dat we zelf zijn. Gods woord van in den beginne. Het zwart is tot zwijgen gebracht en is alleen maar wat het is. Maar wij, mensen van God, wij zijn drager van betekenis, wij zijn woord van zin. Wij zijn in staat om doodsgebieden door te gaan en leven te brengen: wij zijn het zelf. Zwart dat diep ontvangen wordt in zijn totale zinloosheid kan het menselijk hart verruimen. De tegenstellingen van het leven splitsen ons niet meer op, maar we vouwen ons er als het ware omheen. Het zwart trekt ons niet langer de schaduw in, maar wij wijzen het duister zijn plek in ons eigen hart.

  En nu is er betekenis te herkennen aan het zwart: niet van binnen, in zichzelf,  maar van buiten, in wat het uitwerkt, in het Woord dat het in ons wakker roept. Het leed wordt er niet minder van, maar het werpt niet langer zijn schaduw op de rest. Integendeel, het zwart maakt ons bewuster dan ooit van het witte geluk dat op talloze manieren aan ons verschijnt en door ons zichtbaar wil worden. Dat is de moeilijke gave van het zinloze zwart.


   

Wit wacht op onderscheid.

 Het wit van het leven heeft zijn eigen moeilijkheden en mogelijkheden, als het gaat om de geestelijke weg. Wij houden van geluk, we zouden er elke dag in willen zwemmen als Dagobert Duck in zijn geld. Het lichte geluk dient zich aan in allerlei vormen: een kind, een partner, een vriend of vriendin, een nieuwe baan, huis, auto, een creatieve daad, gezondheid, een indrukwekkend moment in de natuur. Geluk bekleedt zich met talloze vormen en klopt steeds weer op onze deur. De vraag is alleen: wat doen wij ermee? Onze neiging is om het geluk zo snel mogelijk binnen te halen, de deur op slot te draaien en de ramen dicht te spijkeren, zodat het ons nooit meer kan verlaten. Maar de grootste gave van de goede dingen van het leven zal ons ontgaan wanneer wij dat lichte geluk in een gouden kooi proberen te zetten. In het geluk ligt namelijk een werkingskracht te wachten, het wil ons iets doen. Wit verlangt naar veelkleurigheid.

  Wit wacht op onderscheid. Zoals bekend is wit de verzameling van alle kleuren bij elkaar. Wit dat onderscheiden wordt, wordt veelkleurig. Hiermee wil gezegd worden: de goede dingen van het leven, de zaken die ons gelukkig maken, hebben de mogelijkheid om ons nog veel meer te laten zien dan deze kleur alleen. Want wat is de bron van alle waar geluk, van alle werkelijke goedheid? Is niet God zelf de kern en eigenlijke inhoud van alles wat er aan levensgeluk zichtbaar wordt? Wie zo het geluk - in welke vorm dan ook - kan doorzien tot op zijn bron, proeft iets van het witte licht van God uit wie alle leven voortkomt. De ware betekenis van geluk is God zelf die verrukt is van zijn schepping en zich in alle kleuren van de regenboog aan ons vertoont – indien ons oog dit kan onderscheiden.

  En dat is belangrijk. Het voorkomt dat wij de gaven verwarren met de Gever en zo de gaven tot afgoden laten verworden. Het doet ons tegelijk iets van de hoge waarde van al deze gaven beseffen: dragers van een goddelijk geheim. De essentie van onze geliefden is niet dat zij ons gelukkig maken, maar dat zij kleurige uitdrukkingen zijn van Gods witte licht. Daarmee roepen zij ons op tot eindeloos respect èn tot ons eigen ‘kleur bekennen’. De unieke vorm waarin het geluk tot ons komt vraagt nog meer toewijding dan we al meenden. Elke gestalte van geluk is onvervangbaar en nooit inwisselbaar voor iets anders. Tegelijk is er een relativering: God is groter dan de unieke vorm waarin wij iets van Hem ervaren.

  Ook als we onze gezondheid verliezen, of onze geliefden, of wat ons ook gelukkig maakt, daarmee verliezen wij nog niet de bron waar alle geluk aan ontspringt. Voor degenen die onze liefde ontvangen geldt hetzelfde. Ook wij zijn niet de bron van alle geluk. Ook wij zijn maar één van de kleuren waarin het licht van God zich vertoont aan de wereld. Dat maakt ons waardig en bescheiden tegelijk. Een dergelijk besef maakt relaties mogelijk die op de werkelijkheid zijn gebaseerd en zich kunnen verheugen in ontwikkeling en groei van veelkleurigheid.

  Wit wacht op onderscheid: wit is aldoor maar aan het breken in talloze kleuren. Want God is wat Hij doet: zichzelf breken en delen. Zo is Hij voortdurend bezig onze wereld te scheppen, te onderhouden en te vernieuwen. Wit licht dat breekt openbaart een veelkleurige schepping. En welbezien kan zwart niet anders doen dan dát onderstrepen.

     

Meer overwegingen over lijden, schaamte, haat, depressie vind je bij ervaring/sporen

  

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info