Mensen: een mengsel van goed en kwaad




"Ik wou maar dat het afgelopen was", zei de man en wierp een blik vol haat op zijn doodzieke vrouw. "De dokter zegt dat ik eraan onderdoor ga, maar ik heb haar beloofd dat ze in haar eigen bed mag sterven."

 Zestien jaar geleden begon zijn vrouw permanent het bed te houden - minstens tien jaar te vroeg volgens de arts. Dat was niet lang na een huwelijkscrisis. Sedertdien was hij dag en nacht verzorger en wilde dat ook niet anders. Hij offerde zijn leven en dat was precies wat zijn leven voor hem betekenis gaf. En zijn vrouw deed hetzelfde, letterlijk tot haar dood. Liefde en haat waren vermengd in hun relatie en werden beide openlijker geuit dan ik ooit eerder meegemaakt heb. Het was een zieke situatie, zonder twijfel geworteld in een duister en voorbij verleden. Maar het was ook meer dan dat. Wat ze deden voor elkaar was zinloos en zinvol tegelijk, onontwarbaar met elkaar verweven.

 Alleen de dood was in staat te ontwarren wat in die levens aan liefde en haat ineen gevlochten was. "We geven haar uit handen, in de handen van de levende God", zeiden we bij de begrafenis. En dat was tegelijk onze bede dat er niets van het goede dat er óok in haar levensoffer had gezeten, verloren zou gaan.

Soms is de dood een genadegift van God. Maar het lijden dat aan veel sterven voorafgaat, hoort voor mij niet bij de goede schepping van God. Hoe kunnen schoonheid en goedheid mij vandaag geruststellen als ik morgen lijden of dood uit Gods hand moet ontvangen? Het bovenstaande voorbeeld illustreert hoe vaak wij zelf lijden veroorzaken, juist vanuit onze meest menselijke behoefte aan overgave en zinvolheid. Nee, God wil niet de dood maar het leven.

 Jezus vertelde eens een verhaal over een akker waarin koren werd gezaaid. 's Nachts kwam er een vijand en die zaaide er onkruid door heen. Toen de plantjes opkwamen zei de eigenaar tegen de arbeiders die het onkruid wilden verwijderen: "Bij het bijeenhalen van het onkruid zou je ook het koren kunnen uittrekken. Laat ze samen opgroeien tot de oogst. En in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: haal eerst het onkruid bij elkaar en bindt het in bossen om te verbranden, maar breng het koren bijeen in mijn schuur."

 Wanneer ik denk over goed en kwaad, zinvolheid en zinloosheid, leven en dood, dan komt dit verhaal bij mij boven. Een verhaal vol respect en zorgvuldigheid, wijze zorg en een scherpe blik waar het om gaat: het behoud van het koren. De akker is een beeld dat Jezus gebruikt voor de wereld, maar ook voor het menselijk hart. De oogst is de voleinding van de wereld. Die voleinding is niet alleen aan het einde van de tijden, of na de dood. De oogst is ook nú, zegt Jezus. En arbeiders die koren en onkruid kunnen scheiden, die de wereld helpen voltooiien, zijn er te weinig.

 Dat wat een offer vraagt, verleent ook betekenis, zin. Zonder offer geen beleving van zin. Het is een onuitroeibare menselijke behoefte om als graan gezaaid te worden en als koren geoogst. Maar een mensenleven bestaat uit graan en onkruid inéén. Deze tweeheid wordt in het christendom zichtbaar gemaakt door de zwaar te verteren paradox van het kruis van Christus. Daar zien we waartoe een mens in staat is. Ons leven én sterven te geven als graan, voedsel voor de wereld. Of als onkruid het leven verstikken en beroven. Beide mogelijkheden leven in onze fundamentele (en religieuze) behoefte ons bestaan voor iets anders in te zetten. Jezus' leven en dood als geschenk ontvangen is dan ook een nooit eindigend louteringsproces waarin onze eigen drang tot zelfgave gericht, gezuiverd en verwijd wordt. Hier is een mens die voor je sterft. En zo een drijfkracht tot zelfgave ontketent.

 

(eerder verschenen als column in Trouw)

 

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info