Hoe waar is het geloof?


Het was weer tijd voor het wekelijkse uurtje geloofsonderwijs aan de jeugd van de kerk. Met deze geweldige en vooralsnog ongelovige 16-plussers besprak ik de geloofsbelijdenis. Dat wilden ze zelf, want ‘wat geloven ze nu eigenlijk in de kerk?’ Die avond ging het over Jezus ‘ontvangen van de heilige geest, geboren uit de maagd Maria’. De slappe lach kregen ze ervan. Geef ze ongelijk, dacht ik en schonk nog maar eens een rondje thee. Een maagd die een kind krijgt, dat lijkt toch op een sprookje dat je niet serieus kunt nemen? Betekent geloven dat je onmogelijke dingen voor waar moet aannemen? Of zijn al die dogma’s helemaal niet zo bedoeld? 

Misschien heeft deze vrouw het beter begrepen: ze had onlangs het christendom ontdekt en raakte iedere keer diep ontroerd als ze in de kerk kwam. Haar man vond het allemaal maar niks. ‘Ik ben net Maria’, zei ze, ‘zwanger van God terwijl haar man er niets van begrijpt’.

Simone Weil, de Franse filosofe en mystica, beschreef het zo in haar ‘Brief aan een kloosterling’: “De geloofsdogma’s zijn geen dingen die om bevestiging vragen. Het zijn dingen om van op zekere afstand te beschouwen met aandacht, eerbied en liefde. (-) Deze blik vol aandacht en liefde doet plotsklaps met een schok in de ziel een bron van licht ontstaan, die alle aspecten van het menselijk leven hier beneden in een heldere klaarte zet. Zodra men ze bevestigt, verliezen dogma’s dat vermogen”.

Dogma en ritueel
Ruim veertig jaar ben ik predikant geweest in verschillende protestantse kerken. Telkens trof het me hoe er geworsteld wordt met wat nu eigenlijk de waarheid van het geloof is. Op welke manier is de bijbel waar? Op welke manier is Christus werkelijk aanwezig in de eucharistie? Wat geloof je als je de geloofsbelijdenis zingt? Deze vragen spelen nauwelijks in liturgisch gevormde kerken. De katholieken waarmee we ons gebouw deelden, hadden deze vragen niet. De hervormd-liturgische kerk waar ik lange tijd werkte, ook niet. In deze liturgische kerken draait het niet om wat er nu precies wel of niet geloofd wordt, maar om beoefening. Godsdienst als een praktijk van bijbellezing, zang, gebed en zorgvuldige rituelen in de kerk en van ethisch levensgedrag in het dagelijks leven.

‘Protestanten willen alles begrijpen’, zei mijn katholieke docent liturgiek Paul Post. ‘Je moet het ritueel niet uitleggen maar nauwkeurig uitvoeren en voor zichzelf laten spreken’.

De waarheid daarvan bleek me eens te meer tijdens een paasweek. Ik werkte in een doorsnee protestantse kerk. In de loop van de jaren waren er steeds meer rituelen rond Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Stille Zaterdag en Paasmorgen ingevoerd. Dat jaar werd dit alles in een scherp licht gezet. Op maandag verongelukte een jonge knul die in de kerk was opgegroeid. Op Stille Zaterdag werd hij begraven. Alle vespers en vieringen van die week werden door die ramp gekleurd en bijgewoond niet alleen door de ouders, maar ook door tientallen jongeren. “Ik ben blij dat we deze week zo vaak naar de kerk kunnen”, zei een twintiger. De meesten waren niet erg bekend met de liturgische vormen van die week. Maar iedereen huilde en bad en zong met volle aandacht. Elk woord werd existentieel gehoord, zoals dat op een uitvaart ook vaak het geval is. En Pasen vierde ons. Het draait dan om. Het is het wonder van de liturgie die met aandacht wordt voltrokken: niet wij zingen maar wij worden gezongen. Niet wij vieren Pasen - de weg door de dood naar het leven - maar Pasen viert ons.  Pasen is nooit meer hetzelfde als je eenmaal hebt gevoeld hoe wáár het is.
Bijbel

“Waarom geven ze mij in de kerk wijd en zijd van die voze kost, dat quasi-geprofeteer, die makkelijke babbels? Daarin is geen heil en geen uitkomst. We worden verbannen naar onze eigen werkelijkheid en die eigen, enige werkelijkheid is een ballingsoord, een duivelseiland”, zo foetert Willem Barnard, liturg en lieddichter, in zijn dagboek.

In sommige kerken betekent ‘waar geloof’ vooral dat de bijbelverhalen als historische werkelijkheid worden beaamd. Ze zijn ‘echt’ gebeurd. Maar dat verbant het Woord naar onze zelfgeschapen werkelijkheid van oorzaak en gevolg, van ratio, emotie en economie. De verhalen breken ons leven niet open, maar worden ingekapseld in wat wij op dat moment voor waar houden. In plaats dat zij onszelf waar en werkelijker maken, verworden ze tot een keurslijf, ja, een leugen die in ons straatje past. Zo kunnen fundamentalisten elkaar dan ook met hetzelfde woord om de oren slaan (of nog erger).

De grote verhalen zijn niet om te begrijpen, of om na te volgen of zelfs niet om erdoor geïnspireerd te worden. Ze vragen of wij in de verhalen willen leven, en niet andersom. Ze zijn niet om te doen maar wij moeten door hen ‘gedaan’ worden. Deze vorm van geloven is passiever, ontvankelijker. De betekenis van de verhalen ligt niet in het doorgronden ervan, maar in het doorgrond wórden. In het voortbewogen worden, meegenomen, omgevormd; niet zonder verstand maar ook niet door of via het verstand. Wat doet het ertoe als Jezus tweeduizend jaar geleden werkelijk over H2O liep? Pas als ik moet zien te balanceren op de woeste golven van mijn levenszee, kan het verhaal mij in zich opnemen en richting geven. Of beter nog: als dit verhaal niet tot ons spreekt als we te maken hebben met zinkende bootjes vol vluchtelingen, dan hebben we het verhaal niet echt geloofd.

De taal van bijbel en liturgie is niet de taal van de wetenschap. Waar die twee met elkaar verward worden, verstart de wetenschap en raakt geloof als bron van leven en liefde uit zicht. Dan kan een waarheid zomaar een leugen worden. Wetenschap zoekt controle, geloof zoekt overgave. Wetenschap zoekt oorzaken en gevolgen: hoe komt het? Geloof vraagt naar zin en bestemming: wat betekent het? Waarom leef ik? Wetenschap vraagt naar bewijzen die je kunt herhalen. Geloof ontspringt aan iets dat maar één keer gebeurt. De taal van de wetenschap is wiskunde: a+b=c. De taal van het geloof is verhaal, kunst, muziek, ritueel. Wetenschap zoekt antwoorden op menselijke vragen. Geloof maakt van mensen antwoord op Gods vragen. Barnard zegt het zo: ‘Geloven is immers niet: voor waar houden. Geloven is leren verstaan en verstaanbaar worden. Daarom is geloven ook niet in de eerste plaats denken, maar horen en bidden, hoe dan ook, hoe gebrekkig dan ook. In de liturgie wordt de zin van het geloof bewaard’.

Eucharistie
Voor veel mystici is de viering van de eucharistie (het avondmaal) de bron geworden van ingrijpende Godservaringen. Zoals de Duitse mystica Mechtild van Hackeborn, die daarin vaak een diepe en werkelijke eenwording met Christus beleefde. Zo hoorde ze Jezus eens zeggen: ‘Ik in u en gij in Mij, in mijn almacht als een visje in het water’.

Hoe anders ligt het vaak in de praktijk van hedendaagse kerkgangers. Ik ontmoette gemeenteleden die niet of nauwelijks aan het avondmaal deelnamen uit angst voor het oordeel van God - ze voelden zich niet waardig genoeg. 

Mechtild hoorde Christus iets anders zeggen: ‘Hoe veelvuldiger de mens communiceert, des te zuiverder wordt zijn ziel, juist zoals iemand steeds schoner wordt, hoe vaker hij zich afspoelt. Hoe meer hij communiceert, des te meer werk Ik in hem en hij in Mij, en des te meer worden zijn werken geheiligd. En hoe vuriger de mens communiceert, des te dieper dompelt hij zich in Mij onder, en hoe dieper hij doordringt in de afgrond van mijn Godheid, des te ruimer wordt zijn ziel en des te beter kan hij mijn Godheid in zich opnemen, juist zoals het water de bodem waarover het dikwijls vloeit, steeds dieper uitholt en steeds geschikter maakt om zijn vloed in zich op te nemen’.

Voor protestanten is een kerkdienst zonder avondmaal heel gebruikelijk. In gesprekken over hoe vaak het avondmaal gevierd moest worden, hoorde ik dit nogal eens: ‘We moeten niet te vaak avondmaal vieren, anders wordt het zo gewoon’. ‘Die diensten duren zo lang’, zei een ander, ‘dan hebben we niet veel tijd voor de koffie-na’. 

Aan de andere kant zag ik in sommige katholieke kerkdiensten veel kerkgangers vertrekken als ze eenmaal hun hostie te pakken hadden. De gebeden, collecte, zang, zegen en het contact met de andere kerkgangers tijdens de ‘koffie-na’, waren niet zo belangrijk als dit haast magische ‘lichaam van Christus’. De viering van de eucharistie is geen privézaak. Het lichaam van Christus heeft handen en voeten en gezichten in de gemeente. De doorwerking van de eucharistie vraagt om groei in gemeenschap - ook bij de koffie-na.

Waar is Christus te vinden? Alleen in de gewijde hostie? Alleen in de gemeenschap van mensen? Of moeten we die twee nu juist heel precies bij elkaar houden zoals kerkvader Augustinus het deed? Hij zegt in een preek: “Bent u het lichaam van Christus en zijn ledematen? Dan is wat hier op het altaar ligt het mysterievolle teken van wat u bent. U ontvangt hier het mysterie dat u bent, het teken van wat u bent”.

Avondmaal is een ‘mysterievol teken’, een sacrament, dat wil zeggen: een ritueel dat bewerkt wat het beduidt. Wij worden lichaam van Christus door het ontvangen van het lichaam van Christus, zegt Augustinus.

Dat is allemaal poëtische taal, symbooltaal, geloofstaal. Taal die iets oproept en die iets bewerkt aan hen die er gevoeligheid voor hebben geleerd (want dat komt niet bij iedereen vanzelf, in onze symboolarme en snelle cultuur). De eenwording met Christus in de eucharistie bewerkt gemeenschap met anderen. Daaraan herken je - en toets je - het werkelijkheidsgehalte van alle belevingen en alle opvattingen over dit ritueel.

Waarheid
De waarheid van de taal van de kerk, in haar dogma’s en rituelen, is het soort waarheid dat niet gezocht of vastgesteld kan worden, maar wel ontvangen. Het is geen feitje dat ik in mijn zak kan stoppen en tevoorschijn kan halen als ik ergens over in twijfel ben. Dan heb ik grote kans dat mijn ‘waarheid’ tot leugen is verworden. Dogma, rite, liturgie en Woord scheppen ruimte voor een werkelijkheid die iets uitwerkt, iets dat mensen bijstuurt op hun weg met elkaar en door het leven. De kerk noemt dat: God. Zoals Barnard het zegt: liturgie is de omgangsvorm met God.



eerder verschenen in Herademing, op theologie.nl

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info