Andere Kerstverhalen
Het Kerstevangelie is niet alleen opgetekend in de bijbel. Pas rond de 3 e eeuw na Christus werd de huidige versie van de bijbel door de kerk vastgesteld. Voor die tijd waren er allerlei geschriften die in het leven van de kerk een rol speelden. Het proto-evangelie van Jacobus er is één van. In China ontstond al snel een christelijke kerk. Deze bezat waarschijnlijk niet dezelfde bijbel als die we nu kennen maar een vroege variant ervan. Uit de 7 e -9 e eeuw zijn inscripties gevonden die laten zien hoe de christelijke boodschap werd afgestemd op de chinese cultuur. Er bestaat ook een 7e eeuwse Arabische variant van het kerstevangelie: uit de koran. Rond 800 werd er een versie van het evangelie geschreven met het doel de Saksen te bekeren. De tekst werd aangepast om deze woeste krijgerstam aan te spreken.
We beginnen met de nieuwste Nederlandse vertaling die de huidige generatie Nederlanders probeert te bereiken.
Lucas 2 Nieuwe Bijbelvertaling
1 In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. 2 Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië. 3 Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. 4 Jozef ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde, 5 om zich te laten inschrijven samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was. 6 Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, 7 en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad.
8 Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. 9 Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. 10 De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: 11 vandaag is in de stad van David voor jullie een redder geboren. Hij is de messias, de Heer. 12 Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt.’ 13 En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden:
14 ‘Eer aan God in de hoogste hemel
en vrede op aarde voor alle mensen die hij liefheeft.’
15 Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’ 16 Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag. 17 Toen ze het kind zagen, vertelden ze wat hun over dat kind was gezegd. 18 Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, 19 maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. 20 De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd.
HET PROTO-EVANGELIE VAN JACOBUS
Het proto-evangelie van Jacobus dateert uit de tweede eeuw. Het maakt deel uit van de apocriefe evangeliën die een legendarisch karakter hebben, maar ook authentieke uitspraken en gebeurtenissen kunnen bevatten. Ze gunnen ons een blik in de geloofsbeleving van de vroege christenen. Dit boekje wordt toegeschreven aan Jacobus, de broer van de Heer. Het beschrijft de wonderlijke geboorte en jeugd van de maagd Maria die bestemd wordt voor de dienst in de tempel. Voor het eerst horen we hier dat haar ouders Joachim en Anna heetten. Op twaalfjarige leeftijd werd ze verloofd met Jozef, een oude man die reeds zonen heeft. Zoals ook in de tekst uit de koran, proeven we hier de ongemakkelijke situatie van haar zwangerschap. Het geboorteverhaal van Jezus is bijzonder uitgebreid. Enkele gedeelten volgen hier uit de hoofdstukken 17, 18 en 19.
Van koning Augustus ging er een decreet uit dat alle mensen in Bethlehem van Judea geregistreerd moesten worden. En Jozef zei: Ik zal mijn zonen opgeven maar dit meisje, wat zal ik met haar doen? Hoe zal ik haar registreren? Als mijn vrouw? Nee, daar schaam ik me voor. Als mijn dochter dan? Maar alle kinderen van Israel weten dat zij niet mijn dochter is. Deze dag van de Heer zal ik doen zoals de Heer wil. En hij zadelde zijn ezelin, zette haar er bovenop, zijn zoon leidde het en Jozef liep achter hem aan. En toen zij nog vijf kilometer van Bethlehem verwijderd waren draaide Jozef zich om en zag haar met een bedroefd gezicht en hij dacht bij zichzelf: waarschijnlijk bezorgt datgene wat in haar is, haar verdriet. En weer draaide Jozef zich om en zag haar lachen en hij zei tegen haar: Maria, wat heb je toch dat ik je de ene keer lachend zie en de andere keer bedroefd? En Maria zei tegen Jozef: Dat komt omdat mijn ogen twee volken zien: een dat huilt en klaagt en het andere blij en juichend.
En halverwege zei Maria tegen hem: haal me van de ezel af, want datgene wat in mij is dringt om naar buiten te komen. En hij tilde haar van de ezel en zei: Waar zal ik je naartoe brengen om je schande te verbergen? Want overal hier is woestijn.
En hij vond daar een grot, bracht haar erbinnen en liet zijn zonen bij haar achter. Hij ging verder en zocht een vroedvrouw van de Hebreeën in het land van Bethlehem.
Ik, Jozef, liep en liep niet. Ik keek op naar de lucht en zag de hemel vol verbazing…. de vogels van de hemel bewogen niet. En ik keek naar de aarde en zag een gevulde schotel en werkers die ernaast lagen, met hun handen in de schotel: en zij die kauwden, kauwden niet; en zij die het voedsel oppakten, pakten het niet op; en zij die het naar hun mond brachten, brachten het niet daarnaar toe; maar de gezichten van allen keken omhoog. En kijk, er werden schapen voortgedreven en ze gingen niet vooruit maar stonden stil. De herder tilde zijn arm op om hen met zijn staf te slaan, en zijn hand bleef omhoog staan. En ik keek naar de stroom van de rivier en zag de monden van de kinderen op het water, maar zij dronken niet. En plotseling vervolgden alle dingen weer hun gang.
(…Nadat Jozef een vroedvrouw gevonden heeft) En zij stonden in de ruimte van de grot: en kijk, een heldere wolk overschaduwde de grot. En de vroedvrouw zei: Mijn ziel maakt groot deze dag, want mijn ogen hebben wonderlijke dingen gezien: want heil is geboren voor Israel. En onmiddellijk trok de wolk zich terug uit de grot en een groot licht verscheen in de grot zodat onze ogen het niet konden verdragen. En beetje bij beetje trok dat licht zich terug totdat het kleine kind verscheen: en het liep en nam de borst van zijn moeder Maria.
DE KORAN
De koran is het heilige boek van de moslims, gedicteerd aan de profeet Mohammed in de zevende eeuw. Allah is het Arabische woord voor God, dat ook door Arabische christenen wordt gebruikt. Jezus wordt Isa ibn Maryam (Jezus, zoon van Maria) genoemd, soms met de toevoeging al-Masih (de Messias). De verwijzingen naar hem zijn beknopt, uitgezonderd het geboorteverhaal waarvan er zelfs verschillende variaties worden verteld. De invloed is herkenbaar van verschillende apocriefe evangeliën, zoals de traditie dat Maria gordijnen weefde in de tempel. Hier volgt het geboorteverhaal uit soera 19, ook wel genoemd de soera van Maria.
Vertel in het Boek het verhaal van Maria: hoe zij zich terugtrok van haar volk naar een plaats in het oosten, en daar een gordijn weefde om van hen gescheiden te zijn. Toen zonden Wij haar Onze Geest in de vorm van een mooi mens.
Moge de Genadige mij tegen jou beschermen, zei ze, ga weg van mij, als je vroom bent. Ik ben de boodschapper van je Heer, zei hij, om jou een zuivere zoon te schenken. Hoe kan ik een zoon krijgen? vroeg ze, geen man heeft mij ooit aangeraakt, en ook ben ik geen hoer. Zo zal het zijn, zei hij; want jouw Heer heeft gezegd: ‘Het is gemakkelijk voor Mij; we zullen hem tot een teken voor de mensen maken en een zegen van Onszelf’. Zo is besloten.
Daarna werd ze zwanger en ze trok zich terug naar een afgelegen plaats. Toen ze de barensweeën voelde, greep ze de stam van een palmboom en zei: Was ik nu maar dood, zowel vergetend als vergeten. Toen riep het kind naar haar van onderen: Treur niet! Jouw Heer heeft een beekje bij je voeten gebracht. Schud de stam van de palmboom en er zullen sappige, rijpe vruchten uit vallen. Eet, drink en wees vrolijk. Als je wie dan ook ontmoet, zeg dan: ‘Ik heb aan de Genadige een vasten gezworen: vandaag zal ik met niemand spreken’.
Hem dragend, bracht ze hem toen naar haar volk en die zeiden tot haar: Zuster van Aäron, dit is buitengewoon! Je vader was geen slecht mens, noch was je moeder een hoer. Ze wees toen naar het kind, maar zij zeiden: Hoe kunnen wij spreken tot een kindje in een wieg? Het kind sprak luid: Ik ben werkelijk Allahs dienaar. Hij heeft mij het Boek gegeven; hij heeft me profeet gemaakt. Hij zegent mij waar ik ook ga; hij gelast me om te bidden en aalmoezen te geven zolang als ik leef, en om een toegewijde zoon voor mijn moeder te zijn. Hij heeft mij noch aanmatigend, noch armzalig gemaakt. Vrede zij mij, op de dag van mijn geboorte, de dag van mijn dood en de dag waarop ik levend opgewekt wordt!
DE OUDE KERK IN CHINA
Recent zijn in China de sporen gevonden van een christelijke cultuur die daar bloeide van de zevende tot en met de elfde eeuw. Vermoedelijk was die ontstaan uit zendingswerk vanuit de kerk in India. Zoals ons westerse geloof Germaanse invloeden heeft ondergaan, zo ademen deze Chinese teksten een taoïstische en boeddhistische sfeer. Het resultaat is een fijnzinnige, geweldloze vorm van christendom. Jezus wordt ‘de Bezoeker naar deze wereld’ genoemd die kan bevrijden van de eeuwige kringloop van geboorte, lijden, dood en wedergeboorte. Hier volgt het geboorteverhaal uit het vijfde hoofdstuk van de vierde soetra over Jezus Christus. De ‘Koele Bries’ is de Geest van God.
Daarom zond God zijn Koele Bries om over een uitverkoren jonge vrouw te komen, met de naam Mo Yan (Maria), die geen echtgenoot had, en zij werd zwanger. Heel de wereld was hier getuige van en begreep wat God had gewrocht. De macht van God is zo groot, dat Hij een belichaamde geest kan scheppen en deze de weg wijzen naar het heldere, zuivere pad van het mededogen. Mo Yan schonk het leven aan een zoon en noemde hem Ye Su (Jezus), die de Messias is en de Koele Bries tot vader heeft. Sommige mensen zeiden dat zij niet konden begrijpen hoe dit mogelijk was. Zij zeiden dat als de Koele Bries Mo Yan heeft doen ontvangen, een dergelijk kind op de bodem van de wereld moet zijn geschapen.
Als de keizer een bevel uitvaardigt, moeten alle loyale burgers dit opvolgen. God ziet vanuit de hemel in mededogen neer en bestiert alles in Hemel en op Aarde. Toen Ye Su, de Messias, geboren werd, zag heel de wereld een helder mysterie aan de hemel. Een ieder zag vanuit zijn woning een ster, zo groot als een wagenwiel. Dit geheimzinnige licht bescheen de plaats waar God kon worden gevonden, want in die tijd werd de Ene geboren in de stad Wen-li-shih-ken (Jeruzalem) in de boomgaard van But Lam (Bethlehem). Toen er vijf jaren waren verstreken, begon de Messias te spreken.
DE HELIAND
Ons woord Heiland is ontleend aan de Heliand, een Saksische versie van het Evangelie dat geschreven werd rond 830. De Saksen waren een krijgshaftig volk van noordelijke Germanen. In een bloedige oorlog met de legers van Karel de Grote delfden ze het onderspit. Ze werden gedwongen zich te bekeren tot Christus en onder dwang gedoopt. Bekende gebruiken als versiering met hulst, de kerstboom en het maken van lawaai en vuur rond de zonnewende waren onderdeel van hun oorspronkelijke religie. Heldhaftig als zij waren, konden zij weinig beginnen met het weerloze Kerstkind uit het Evangelie. In de Heliand wordt het Evangelie dan ook vertaald naar hun cultuur, compleet met Bethlehem als ‘heuvelfort’, paardenknechten in plaats van herders en gekletter met militaire macht en kracht. Octavianus is de eigennaam van keizer Augustus (Augustus was een eretitel).
Toen ging er een decreet uit van het fort Rome, van de grote Octavianus die macht had over de hele wereld, een bevel van Caesar aan zijn grote rijk, gezonden aan elke koning tronend in zijn eigen land en aan al Caesars legercommandanten die heersten over de volken van een gebied…. Het zei dat alle krijgshelden moesten terugkeren naar hun verzamelplaats, elk moest teruggaan naar de clan waar hij familielid van was door geboorte in een heuvelfort…. De goede Jozef ging ook met zijn familie, precies zoals God in zijn machtige heerschappij het wilde. Hij ging op weg naar zijn schitterende thuis, het heuvelfort in Bethlehem….
Toen gebeurde alles zoals wijze mannen lang geleden hadden gezegd: dat de Beschermer van Mensen zou komen op nederige wijze, door zijn eigen kracht, om dit aardse koninkrijk te bezoeken. Zijn moeder, die allermooiste vrouw, nam hem, wikkelde hem in doeken en kostbare juwelen en legde toen hem, de kleine man, dat kind, met haar twee handen voorzichtig in een voederbak. Dit, hoewel hij de macht van God bezat en het opperhoofd van de mensheid was. Daar zat de moeder tegenover hem en bleef wakker, wakend over het heilige kind terwijl ze het vasthield. En er was geen twijfel in het hart of hoofd van de heilige maagd.
Wat gebeurd was werd aan velen in deze wijde wereld bekend gemaakt. De wachters hoorden het. Als paardenknechten waren zij buiten, ze stonden op wacht, wakend over de paarden, de dieren van het veld. Ze zagen hoe de duisternis aan de hemel in tweeën splitste…. Ze zagen de machtige engel van God naar hen toe komen. Oog in oog sprak hij met de wachters en vertelde hen dat zij niet hoefden te vrezen dat het licht hen kwaad zou doen. Ik vertel jullie, zei hij, iets enorm machtigs: Christus is nu geboren, in deze nacht, Gods heilige kind, het goede opperhoofd, in het heuvelfort van David.
Verzameld door M. Vonkeman/J.-J.Suurmond/N.Kok