Pinksteren en erotiek


Een oude vriendelijke man die rondliep als veel kleine mannen: de borst vooruit en de kin omhoog als één van de Dalton broers uit Lucky Luke. Zo herinner ik me Lewi Pethrus van een Europese conferentie, ergens begin jaren zeventig. Er werd vol ontzag over hem gesproken: zijn beweging was één van de grootste in de wereld geworden. Hij donderde nogal in zijn preek, in het Engels met een zwaar Scandinavisch accent. 

Maar vreemde klanken zijn de pinksterbeweging niet onbekend en donderen hoort als je pinksterprediker bent. De zonde en de duivel liggen immers overal op de loer. Dat maakt het leven spannend én aantrekkelijk.

  pinksterbeweging

 “Wat is de mens, is hij een machine? Wat is het heilige bij de mens, een soort wolk, of een gebrabbel, of een droom over rationaliteit en civilisatorische ontwikkeling? Een golf? Een prairie in brand, een opstand tegen innerlijke rust, tegen de innerlijke dood?” Dat is de kernvraag van het meeslepende en ontroerende boek van Per Olov Enquist, De Reis van de Voorganger, over het leven van Lewi Pethrus, de stichter van de Zweedse pinksterbeweging. Enquist tekent de pinksterbeweging als een golf die vanaf het begin van de 19 e eeuw de wereld overspoelde. Momenteel is het de grootste stroming in het wereldwijde christendom en het ziet er niet naar uit dat dit zal veranderen. Wat verklaart dit succes? En nog belangrijker: wat verklaart de merkwaardige onvruchtbaarheid van deze beweging in het Westen? Want bij ons blijven de pinksterkerken in de marge. Ze bloeien vooral als Afrikaanse kerken in de Bijlmer. Enquist ziet het geheim van de stormachtige groei in de erotische onderstroom van de bijeenkomsten. “Het roepen van deze jonge vrouwen, hun stuiptrekkingen, hun bovenzinnelijke vreugde om de geopende armen van de Bruidegom, hun gelukzaligheid met Jezus verenigd te worden – deze liefde leek op geen enkele wijze op de gore, snelle, grove geslachtsgemeenschap die ze in het Stockholm van de armoede, de werkeloosheid en de kleinbehuisdheid tegemoet konden zien. Er stond een alternatief tegenover: deze zuivere extatische liefde, zonder kinderen.” Maar het seksuele element erin wordt ontkend door de mannelijke leiders. Want de seksuele hartstocht van de vrouw is de appel in het paradijs, de bron van alle zonde.

   

kerk en erotiek

 Nu hebben kerk en erotiek zoals bekend een uiterst ongemakkelijke verhouding met elkaar. Het heilige kan dan wel in erotische symbolen vormgegeven worden (beker, kaars, doopvont, wijn, bloed, bruid- en bruidegomstaal, om maar eens wat te noemen) maar mag toch niet erotisch zijn. Daar zit een diepe wijsheid in. De hoop voor de mens ligt niet in het binnentrekken van God in het eigen bestaan. De hoop is dat ons doodgewone menselijke leven opgenomen wordt in het leven van God. Vóór de dood, wel te verstaan. De geloofsbelijdenis van Athanasius zegt over de menswording van Jezus: non conversione divinitatis in carnem, sed assumptione humanitatis in Deum (niet doordat de Godheid in vlees verandert maar de mensheid wordt opgenomen in God). Niet het heilige inlijven binnen in het menselijke, maar in de ruimte van Gods werkelijkheid terecht komen en vandaar uit de wereld in. Eerst Hemelvaart, dan pas Pinksteren.

  Maar er is ook een misverstand. We kunnen niet ongestraft één element uit het bestaan verboden verklaren voor de godsdienst en al helemaal niet de erotiek. Want erotiek is het vermogen van een mens om zich te openen voor een ander, om zich uit te schenken in een ander. Erotiek is het hart van alle religie want religie betékent: verbinden. Erotiek is belichaamd verlangen: het lijf zelf opent, de grenzen die het ‘ik’ binnensluiten versmelten en iets wezenlijks begint te stromen. Als je je erotisch voelt, tintel je van leven: de beste verdringingtactiek tegen de dood. In landen met een grote bestaansonzekerheid, maar ook in onze cultuur waar dood en verval een taboe zijn en dus bron van onbewust geworden angst, is erotiek een dringende behoefte. Kerken waar geen spoor van erotiek te vinden is, vragen om sluiting en krijgen die ook. Een kerk zonder levenslust kan onmogelijk een Godshuis zijn. Er moet een weg gevonden worden die het zinnelijke, het erotische, meeneemt in de godsdienst. De openende kracht van erotiek is noodzakelijk om uit de beslotenheid van ons ik bevrijd te worden en ons te verbinden met anderen. Pinksteren is het feest van de uitstorting van de Geest – een erotische omschrijving van het werk van God. Misschien zijn erotiek en God niet zo vreemd aan elkaar als de kerk al te vaak doet geloven.

   

pepermuntjes

 Een collega vertelde mij eens hoe hij tijdens een spreekvaardigheidstraining een prikkelend advies meekreeg: “als je de preekstoel opklimt, kijk dan eerst eens goed rond: valt er nog wat te neuken?” Een provocerende, weliswaar vermoeiende, uitspraak, die niet uitnodigt tot pastoraal misbruik maar tot bewustwording. Het wijst op een kern van alle retorische kunst: de connectie tussen spreker en publiek heeft een erotische dimensie, anders is er geen verbinding. Het lijf moet op de een of andere manier meedoen. De trainer had de theologische waarheid van de incarnatie goed begrepen: je moet je onderbuik meenemen als je naar de kerk gaat, want als je met je hoofd tegen andere hoofden praat, zal het woord nooit vlees worden. Niet in jou en niet in je toehoorders. Het blijft bij informatie, kennis, ideeën. Maar het woord dat iets dóet, zoals het Woord van God geacht wordt te doen, kan niet klinken zonder belichaming. Het hoofd is niet genoeg. Vooral van protestantse kerkdiensten krijg je nog altijd de indruk dat God een idee is, in plaats van de werkelijkheid van de werkelijkheid. In een bank schuiven en niet veel meer doen dan pepermuntjes of collectezakjes doorgeven is nu niet bepaald een lijflijk gebeuren. Veel ex-pinksterleden zijn dan ook te vinden in hoogliturgische kerken. Een katholieke of oosters-orthodoxe viering kent het feest van de zintuigen, met horen, spreken, zingen, ruiken, eten, drinken, bewegen, in een keur aan symbolen en rituelen. Zo kan het lijf meedoen, zo wordt de erotiek aangesproken, in een gestileerde vorm. Maar ja, de sex..

   

hele werkelijkheid

 Kerken zoals pinkstergemeenten die hun erotische onderstroom bedekken door de menselijke seksualiteit in een kleinburgerlijke – en vaak paternalistische - moraal op te sluiten, vragen om moeilijkheden. En krijgen die ook. Dit is het thema van Enquist’s boek. Wat verdrongen wordt, gaat onderhuids en oefent daar een destructieve invloed uit. Machtsmisbruik, massa-hysterie, sexueel misbruik zijn veel voorkomende bijverschijnselen in religieuze bewegingen die hun schaduwkanten niet weten te integreren. De pastorale praktijk leert mij dat ‘ongepaste’ verliefdheid in het leven van mensen een groot geschenk meebrengt. Het opent nieuwe dimensies in de betrokkenen. De tragiek is vaak dat deze niet geïntegreerd worden in het bestaande leven maar als de enige echte waarheid omarmd. En dan verbreken relaties in plaats van dat ze doorgroeien. Maar het kan ook anders. Er bestaat zoiets als het éénworden van de ziel waarin alle menselijke driften en hartstochten meekomen. Martin Buber schrijft in zijn klassieke boek Ik en Jij over de mogelijkheid van totale ontmoeting van mens tot mens en van God tot mens. Een ontmoeting waarin niets wordt buitengesloten: “Ze wil niet het afgestroopte zelf, ze wil de hele, onverkorte mens. Zij bedoelt werkelijkheid en is het.”

   

omvorming

 De erotische onderstroom die zorgt voor de vaak aanstekelijke extase en lijflijkheid van de pinksterbeweging wordt niet erkend en dus ook niet opgenomen in een groter proces van omvorming. De mystieke literatuur van de christelijke kerk is één groot handboek over de omvorming van de erotiek, inclusief de seksualiteit. Alles wordt meegenomen in één grote liefdesbeweging naar God. Daar verdwijnt de erotiek niet maar komt ze pas echt tot haar recht, in alle veelkleurige verscheidenheid die past bij individuele mogelijkheden en grenzen. Dit omvormingsproces is uitgebreid beschreven door Johannes van het Kruis en staat bekend onder de naam: de donkere nacht. Ervaringen van grote nabijheid van God en wanhopige afwezigheid wisselen elkaar af. In de ‘nacht van de zinnen’ worden de menselijke behoeften niet opgeheven maar bevrijd van hun overheersende karakter. In de ‘nacht van de geest’ wordt het verlangen naar God gezuiverd van het op zichzelf gerichte erin. Zo wordt hele erotiek van de mens meegenomen in het geloof en tot zijn hoogste doel gebracht: de mogelijkheid om een ander werkelijk te ontmoeten.

 Toen Lewi Pethrus 57 jaar was, kreeg hij een burnout. Een machtsstrijd was zich aan het ontwikkelen in zijn kerk en Lewi vluchtte naar Amerika waar hij in een depressie zonk. Zijn enige gids was De Christenreize, van John Bunyan. In die wereld strijden God en de duivel om de ziel van de mens. De duisternis die Pethrus omringde kon niet anders dan een verleiding van de duivel zijn. Hij wist niets van het éénworden van de ziel, of het integreren van de schaduw zoals Jung dat voorstelde, of de mogelijkheden van de donkere nacht. Nee, het Licht verdrijft alle duisternis en daar moet je gewoon in geloven. Hij kwam terug uit Amerika met één missie: de strijd tegen de zonde.

   

zelfbevrediging

 Hier ligt het antwoord waarom de pinksterbeweging zo aanstekelijk is en waarom zij toch uiteindelijk onvruchtbaar blijft, in ieder geval in het westen en misschien op den duur ook in het zuiden. Erotiek die verborgen blijft kán niet vruchtbaar worden: het blijft uiteindelijk steken in zelfbevrediging. Dat werd me duidelijk op een charismatische conventie waar ik op een avond de zangleiding had. Het was voorjaar, een stampvolle zaal met veel jongeren, vol lente-energie en hormonen. Er waren al een paar kerkdiensten geweest waarin niet uitbundig en emotioneel gezongen kon worden, zoals wel verwacht en gebruikelijk op dit soort kampevenementen. Er was een spanning gegroeid die om ontlading vroeg. Het ging duidelijk niet meer om het verlangen naar ontmoeting met anderen, met God, maar om bevrediging van een eigen krachtige en haast lijflijk voelbare behoefte. Eigenlijk niet veel anders dan platte sex. Het was voor het eerst dat ik besefte hoe een goede liturgie deze seksuele onderstroom kanaliseert en wil transformeren naar iets anders dan auto-erotiek in een religieus jasje. Maar de ervaring in ‘gewone’ kerkdiensten leert dat er zónder die onderstroom niets gebeurt, al is de liturgie nog zo verantwoord.

   

mateloosheid

 “Alle mystici vertrekken vanuit de veronderstelling dat de mens een erotisch wezen is,” concludeert de theoloog Jürgen Moltmann, die wegens zijn oorlogsverleden niet veel op heeft met gezweef. In zijn onderzoek naar de godservaring herkent hij het authentieke spoor dat in de mystiek wordt gevolgd. “Hij wordt bezeten door een gulzig verlangen, een Faustische drang, een hongerig hart. Want de oneindige God wekt in zijn beeld, de mens, een oneindige passie welke alles dat aards en eindig is vernietigt, tenzij het rust vindt in zijn goddelijke oneindigheid. Daarom is de enige maat voor de liefde het mateloze.”

 De erotiek die als onrust in het godsverlangen zichtbaar wordt is mateloos. Hoe kan het anders met een mateloos liefhebbende God? De enige maat voor de liefde is het mateloze. Het is logisch: als God oneindig is, kan de omgang met God niet anders betekenen dan dat alle grenzen wegvallen. Geen wonder dat de kerkgeschiedenis soms leest als een modern roddelblad: vol van hysterie, ziekelijke omgang met het lichaam en ongebreidelde hartstochten (hoewel ik er nog geen ‘total makeover’ in ben tegengekomen). Geen wonder ook dat de kerk een groot aantal rituele omgangsvormen heeft ontwikkeld om te voorkomen dat pinkstervlammen zo’n prairiebrand veroorzaken dat al het leven onmogelijk wordt. Maar het christendom in het geïndividueerde Westen vraagt om een volgende stap. Rituele vormen moeten aangevuld worden met persoonlijke ervaring.

  De intuïtie achter het celibaat is dit: een leven met God is overvloedig erotisch leven. Celibaat als eis is onmenselijk, als mogelijkheid is het uitnodigend. Als God de allergrootste minnaar is ontbreekt er niets als dat de liefde van je leven is.  En dan kan kuisheid ‘een weelde gesproten uit overvloed van liefde’ zijn. (Tagore). Een leven met God brengt alle vormen van erotiek, inclusief de seksualiteit, tot hun hoogste mogelijkheid: het wordt táál, communicatie, wezenlijk contact. Met Pinksteren schenkt God zichzelf uit en dat is de bron van al het menselijk verlangen. In het omgaan met onze behoeften, verlangens, driften en hartstochten is het zaak voeling met die oorspronkelijke bron te ontwikkelen. Dan komt er een dynamiek vrij die heel het menselijk bestaan bevrijdt en richt. Dát is Pinksteren.

 Wat is het heilige bij de mens, vraagt Enquist. Pinkstergebrabbel, Hollandse nuchterheid, hedonistisch genot? Het heilige in de mens is God die zich leegschenkt. In het eeuwige nu van God is het altijd Pinksteren. Een mateloos zichzelf schenkende God schept mensen die zichzelf schenken naar hun eigen menselijke maat. Pinksteren gaat over communicatie met huid en haar, in alle mogelijke talen. Pinksteren is het erotisch potentieel van de kerk. Pinksteren is het best bewaarde geheim van het christendom – zelf voor pinksterkerken.

     

Eerder verschenen in Trouw, 2005, onder de titel: Zonder erotiek kun je de kerk beter sluiten.

   

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info