Toelichting bij de gang door een kerkdienst
ook wel: 'liturgie' genoemd
WAAROM LITURGIE?
Wakker worden
De Here God heeft mij als een leerling leren spreken om met het woord de moede te kunnen ondersteunen. Hij wekt elke morgen, Hij wekt mij het oor opdat ik hore zoals leerlingen doen.
Het valt niet mee om leerling te zijn. Je moet op z’n minst toegeven dat je iets nog niet weet. Als het over God gaat, zijn we allemaal leerlingen: we weten er niets van. Van God kunnen we alleen iets weten als we daar hulp bij krijgen. In de woorden van Jesaja, een joodse profeet van ongeveer 2800 jaar geleden: ons oor moet gewekt worden. En dat ook nog eens elke dag opnieuw. Om een woord te kunnen horen dat we niet zelf verzonnen hebben, moet God zelf ons leren luisteren. Iedere keer weer, want voordat je het weet, denk je dat je dat je God wel zo’n beetje door hebt. En dan is God niet wie hij werkelijk is, maar een verlengstuk van onze eigen ideeën.
Dit is waar de liturgie ons bij wil helpen: dat we wakker worden. Dat we de kerk uitgaan met een oor voor God die ons aanspreekt door alles van het leven heen. Ook op maandag.
Verschil moet er zijn
God kun je niet ontmoeten zoals je mensen kunt ontmoeten. Wij leven in de wereld, maar God omvat de wereld. Wij zijn beperkt maar God overstijgt alle grenzen. Wij zijn nog niet alles wat we kunnen zijn, maar God is volmaakte schoonheid en goedheid en rechtvaardigheid. Wij zijn vooral bezig met onszelf en wat wij nodig hebben, en hebben hooguit een kleine groep mensen waar wij ons mee verbinden. Maar God is verbonden met de hele wereld en alle tijden. Wij gaan dood, maar God neemt de dood in zichzelf op. Er liggen dus nogal wat verschillen tussen God en ons. Die kunnen we niet overslaan als we God zoeken.
De liturgie helpt ons om recht te doen aan de verschillen. Zo wordt voorkomen dat we onze eigen god verzinnen, een god die een soort uitvergroot mens is.
Ruimte
Moet je God buiten je zelf zoeken, of zit Hij ergens in je hart? Komt Hij naar je toe, of komt Hij in je op? Is geloof een privé zaak, of heb je anderen nodig? Dit soort vragen spelen een rol in de vormgeving van de kerkdienst. Wij zijn mensen van tegenstellingen: binnen-buiten; objectief-subjectief; verstand-gevoel; individueel-samen. Maar God valt niet binnen onze wereld van tegenstellingen. Hij komt naar ons toe én Hij komt in ons op. Hij is buiten, maar ook binnen. Hij raakt ons op lagen die dieper liggen dan verstand of gevoel, maar niet doordat ons denken en voelen overgeslagen wordt. In de liturgie wordt er dan ook niet voor één kant gekozen. De spanning wordt vastgehouden. Zo wil de liturgie een ruimte van ontmoeting bieden waarbij zowel mensen als God recht wordt gedaan.
Gevoel en verstand
De muziek en de gebeden zijn bijvoorbeeld niet alleen maar emotioneel. Soms doen ze zelfs wat afstandelijk aan. Liederen met ‘ik’ worden afgewisseld met ‘wij’. Het tempo is niet opzwepend. De taal is soms oud en vreemd. Daarmee wil de liturgie ons vrij maken van het al te persoonlijke en ons uit nodigen om ons te openen voor wat we nog niet kennen en nog niet weten. “Veel mensen kijken naar God met dezelfde ogen als waarmee ze naar een koe kijken”, schreef een beroemde kerkleraar acht eeuwen geleden. Maar God valt niet te zien als we alleen maar kijken naar wat wij nuttig, of nodig of aangenaam vinden. Dan wordt God een verlengstuk van onze behoeften en dat is niet alleen weinig bevrijdend, het is ook gevaarlijk, zo toont de geschiedenis. Daarom zijn de teksten en de liederen die in de kerk gebruikt worden van een bepaalde kwaliteit. Soms duurt het een hele tijd voordat je daar de smaak van te pakken krijgt. Maar dan bieden ze een ruimte waardoor wij meer gaan ervaren dan ons privé-gevoel.
Sommige vormen van de kerkdienst doen vooral een beroep op ons verstand. Andere elementen raken onze emoties. Verstand én gevoel willen meekomen in de ontmoeting met God. Toch hebben beide hun beperkingen. God komt niet verder dan wat wij voelen of denken. Als ons gevoel niet geraakt wordt, dan denken we dat we niets van God hebben gehoord. Als ons verstand onbevredigd blijft, dan menen we dat het Woord niet klonk. Zo blijven wijzelf de maat voor het Woord van God. Maar Gods levende woord valt niet in te passen: we zullen zelf naar buiten moeten komen. Daar helpt de liturgie bij.
Steeds hetzelfde?
Er zijn een aantal vaste onderdelen in de dienst. Dat is nogal saai voor ons gevoel en verstand. Dat is precies de reden waarom ze deel uit maken van de liturgie. Herhaling die je toch met aandacht doet, kan namelijk een diepere laag in mensen aanboren. Vaste woorden en melodieën kunnen een soort ruimtegevende werking krijgen. Dat hebben we van de kloosters geleerd.
Woord
Heel vroeger kende de kerkdienst al twee hoofdelementen: de bijbellezing met uitleg en het avondmaal. Het zijn twee vormen waarin het Woord van God tot ons komt: in Schrift en Tafel. Het Woord, dat is voor de kerk: Jezus Christus. Waar mensen bij elkaar zijn rond woord en wijn, daar is de Opgestane Heer aanwezig. Daar is het Woord van God.
In de loop van de eeuwen verdrong het avondmaal (de mis) de bijbel en preek. Het levende Woord van God werd hetzelfde als de hostie (het avondmaalsbrood). De protestanten herstelden de preek in ere. Helaas schoten ze in het andere uiterste: het Woord werd hetzelfde als de preek. Pas in de vorige eeuw kwam de oecumene op gang en werd de volle rijkdom van de liturgie van Schrift én Tafel herontdekt. Hieronder wordt zo’n oecumenische (protestantse) liturgie toegelicht.
Ontvangen
De hele bedoeling van de liturgie is ons in staat te stellen het Woord van God te ontvangen. Dat wil zeggen: dat wij onder invloed komen van Gods scheppende en vernieuwende werking in de wereld. Om, net als Jezus, van God uit in beweging gebracht te worden. God wil de motor, de inspiratie zijn van ons leven. Maar dat kan alleen als wij Hem willen ontvangen. Geleidelijk aan kunnen wij open worden voor wat aan ons gegeven wil worden. De liturgie nodigt ons uit om uit ons privé gevoel te komen (dat is niet hetzelfde als negeren!), om onze voorgenomen ideeën losjes in de hand te houden, om onszelf in werkelijkheid onder ogen te zien (niet meer kleineren, niet meer groothouden..), om ons kringetje van vriendschap en verbondenheid te verbreden, onze aandacht van onszelf los te weken en te vestigen op die Ander die ons nadert. Want zo is de bedoeling: wij naderen God, maar we ontdekken: Hij nadert óns. Wij roepen tot God, maar we merken: Hij spreekt. Wij zoeken, maar kijk: Hij heeft ons gevonden.
Aanbidding en mysterie
De liturgie wil ons doen ontdekken en ervaren wat het hart van het leven is: aanbidding en mysterie. Het is niet voor niets dat eucharistie dankzegging betekent. De liturgie is als het ware een oefening om ons hele leven in dank en aanbidding aan God aan te bieden, in respons op Zijn vrijgevige liefde die ons dagelijks het leven geeft. Onze aanbidding van God is tegelijk bevrijding van alle invloeden die ons leven kunnen domineren. Als wij niet zo opgesloten zijn in ons eigen kleine ik, kan er veel meer gegeven worden, niet alleen in de kerk maar ook door de week. Het Woord van God spreekt tot ons in alle omstandigheden van het leven, maar vaak ontgaat het ons. Dwars door het lichte geluk en het zwarte verdriet, in de sleur en verveling, in onrust of verwarring: God spreekt tot ons en wil ons naar onze bestemming voeren. Totdat de hele schepping één lofzang is geworden…
IN GROTE LIJN
op weg
Als we van huis gaan om naar de kerk te gaan, begint eigenlijk al de voorbereiding. We verlaten namelijk onze eigen woning om op een bepaalde tijd naar een apart gezette plaats te gaan. Dat wil zeggen: we nemen een stukje tijd en ruimte die we toewijden aan God. Of is het andersom? Misschien is het nutteloos in de kerk zitten wel Gods manier om ons te bevrijden van het alsmaar moeten..
Om tot God te komen, moeten we letterlijk en geestelijk een weg afleggen. Bovendien trekken we vanuit ons eigen huis naar een plaats van samenkomst met allerlei andere mensen. Mensen die we vaak niet zelf hebben uitgekozen, zoals we onze vrienden wel uitkiezen. Op weg naar God gaan betekent ook het wat los in de hand houden van onze eigen beperkte voorkeuren. Voor de dienst luiden klokken. Dat beduidt dat wij misschien wel zelf kiezen om deze zondag naar de kerk te gaan, maar dat we er eigenlijk toe geroepen worden. Ook als we daar zelf (nog) niet van bewust zijn.
Begin
Vanuit het gewone menselijk bestaan lopen we de kerk in.
Vaak is er orgelmuziek. De paaskaars die elk jaar met Pasen nieuw ontstoken wordt brandt al als we binnenkomen, want het licht van Christus, Gods Woord, gaat aan ons vooraf. De kleur van de kanselkleden vertelt ons in welke tijd van het kerkelijk jaar wij zijn. Dat ritme van geboorte naar dood naar nieuw leven wil ook ons bestaan ordenen.We zingen een voorbereidend lied dat óf het thema van het bijbelwoord van die week bezingt, of een lied dat ons oproept tot het loven van God. Door samen te zingen beginnen we een gemeenschap te vormen in plaats van een losse verzameling individuen. En dat is belangrijk want God valt niet te ontmoeten als wij ons niet, net als God, verbinden met anderen. Het zingen van lofliederen relativeert ook ons eigen gevoel van dat moment. De aandacht gaat weg van onszelf en wordt gericht op God. Dat is nodig want om Gods Woord te ontvangen moet er eerst ruimte in ons innerlijk komen voor iets anders dan wijzelf.
De gemeente wordt welkom geheten en de noodzakelijke mededelingen worden gedaan. Dan volgt er stilte voor persoonlijk gebed.
consistoriegebed
Terwijl de gemeente zingt, of in stil gebed is, wordt in een bijzaal van de kerk het zogenaamde consistoriegebed gehouden, een gebed om aanwezigheid van God in de komende kerkdienst en om kracht voor allen die er een taak in hebben. De ouderling van dienst spreekt dit uit, in het bijzijn van de dominee en andere ambtsdragers. Hiermee vangt de rolverdeling binnen een kerkdienst aan. Het gaat allemaal om een gemeente die voor God nadert. Ook de positie van de predikant hoort bij die van de gemeente tegenover God. Hij of zij gaat niet ‘voor God spelen’, maar heeft wel een eigen liturgische rol in het geheel.
kleine intocht
Dit voorbereidende gedeelte wordt afgesloten met de zogeheten kleine intocht. De gemeente gaat staan en zingt een psalm uit de traditie van Israël, liederen waarvan Jezus de woorden waarschijnlijk uit zijn hoofd kende en die de eerste gemeente al zong. De kerkenraad komt binnen, eventueel met andere mensen die meewerken in de dienst. De diaken draagt het evangelieboek binnen. Dit symboliseert de komst van het Woord. Het evangelie staat voor Jezus Christus zelf die zijn intocht houdt in de gemeente – daarom is het boek rijk versierd. Het is belangrijk dat wij ons ervan bewust worden dat God tot ons nadert in Christus. Soms zijn wij zo druk bezig om zelf te proberen God te bereiken dat we niet opmerken hoe Hij óns nadert. Het evangelieboek wordt op de avondmaalstafel gezet. De ouderling geeft de dominee een hand als teken van het vertrouwen dat de gemeente, vertegenwoordigd in de kerkenraad, in hem/haar investeert.
Het wederzijds naderen tussen God en gemeente is begonnen.
bemoediging
Onze hulp is (in) de Naam van de Heer. De toon wordt direct gezet: we zijn hier niet omdat we elkaar zo aardig vinden, of vanwege onze traditie, maar in de Naam van God. Wat ons aan elkaar verbindt, wat ons tot kerk maakt, is niet wat we zelf bedenken of voelen, maar God zelf. Hij is het onzichtbare middelpunt waaromheen wij ons verzamelen. Welke God? Die hemel en aarde gemaakt heeft, die trouw blijft tot in eeuwigheid en niet laat varen het werk van zijn handen. Deze zin (afkomstig uit Ps. 124, 146, en 138), mag gehoord worden als een bemoediging of belofte: wij weten niet hoe we God moeten bereiken, maar Hijzelf zal ons te hulp schieten. De woorden helpen ons om onze plaats te vinden. God en zijn Woord liggen niet in het verlengde van onze eigen menselijkheid. Wat we ook doen, er gaapt een onoverbrugbare kloof tussen God en ons: wij zijn niet van dezelfde orde. Om zijn levendmakende Woord te ontvangen zijn we afhankelijk van Gods hulp. Deze openingszinnen zijn niet kleinerend maar willen voorkomen dat we onze eigen god maken, een god die lijkt op een uitvergroot mens. Bovendien maken deze woorden ruimte: het is toch ook onze ervaring dat we niet weten hoe we bij God moeten komen? Gelukkig: Hij weet ervan en komt ons te hulp. Onder die belofte komen we bij elkaar. Dan volgt het klein gloria, een lofprijzing van de Drie-Ene God. Zo wordt onze aandacht gericht op Degene die het onzichtbare centrum is van de kerkdienst.
groet
Dan zingt (of zegt) de voorganger: de Heer zij met u en de gemeente antwoordt: De Heer zij ook met u. Met deze woorden worden verschillende onderdelen van een kerkdienst begonnen. Ze zijn bedoeld als bekrachtiging tot een taak, bijvoorbeeld voor de dienst van het Woord, de gebeden, de Tafel of de zegen. De voorganger zal de gemeente daarin voorgaan en dat doet hij/zij niet op eigen titel maar namens de gemeente in de Naam van God. Dat wordt in beurtzang of -tekst nog eens bekrachtigd.
De beurtzang, of respons van de gemeente is een oud christelijk gebruik dat uit de joodse traditie is overgenomen. Het over-en-weer van gemeente en voorganger maakt duidelijk dat er een taakverdeling is en dat de kerkdienst een gezamenlijk gebeuren is. Het is niet de voorganger die de dienst uitmaakt. De deelname van de gemeente door zang, gebed, vaste zinnen die gezegd of gezongen worden, de geloofsbelijdenis, de geldinzameling, door staan, zitten, knielen, naar voren te lopen, handen heffen, dansen, (naar gelang de gebruiken in kerk en cultuur) helpt ons om de nadering van God te ontvangen. Actief deelnemen aan de liturgie is als het openen van onze handen om een geschenk te kunnen aannemen. We komen niet veel verder als we alleen maar met de armen over elkaar in de kerkbank blijven zitten tot er iets uit de hemel neervalt..
voorbereidingsgebed
We komen naar de kerk als mensen vol met eigen lasten en zorgen, vol met onze twijfels en tekortkomingen. Maar ook vol met ons geluk, onze passies en hunkeringen. Daaraan moet recht worden gedaan. Onze menselijkheid mag en moet voluit erkend worden. De omgang met God vindt niet plaats in het luchtledige maar temidden van het licht en het donker van alledag. Dit wordt verwoord in een gebed aan het begin van de kerkdienst. We maken ons bekend zoals we op dit moment zijn. Niet om van alles te gaan vragen, maar om wat er in ons leeft onder ogen te zien en vooral aan Gods ogen te laten zien. Daarmee maken we ons wat los van de dingen die ons in beslag nemen, zonder ze te ontkennen, om ruimte te maken voor God.
kyrië en gloria
Het is belangrijk dat mensen niet opgesloten blijven in eigen falen, eigen leed. We zijn allemaal mensen met pijn en moeiten: dat verbindt ons ook met elkaar. Het besef daarvan doorbreekt de eenzaamheid die vaak moeilijker te hanteren is dan de eigenlijke pijn. Bovendien is er nog zoveel meer mis in de wereld waar we deel van uit maken. Daarom roepen we om ontferming. Dat is eigenlijk een roep dat God het niet zal opgeven met onze wereld, dat Hij ons niet alleen zal laten met de problemen die wij mensen met elkaar hebben gemaakt. We roepen opdat het leed waar niemand oog voor heeft toch wordt opgemerkt door God. Ons roepen is geen voorbede – dat komt nog - maar een erkenning van de hele ellendige menselijke werkelijkheid. Ons roepen is óók verzet tegen de machteloosheid en de verlamming die ons kan bevangen als we naar de wereld kijken. Want God is er nog, de hoop is nooit verloren. Daarom gaat het kyrië, de roep om ontferming, direct over in het gloria: de grote lofprijzing van God. Ook dat hebben we van Israël geleerd. Ons prijzen van God is geen vlucht, maar een verzet tegen de chaos en de hopeloosheid. We proclameren dat er een macht is die groter is dan alles wat er mis is. Juist in het gezicht van de ellende bezingen we Gods liefde en recht en schoonheid. Zo bevrijdt de liturgie ons uit het fatalisme en doemdenken. De spiraal van geweld zal eens ophouden, want God laat ons niet aan ons lot over. Door het zingen van het gloria waar nog steeds ook iets van het kyrië in klinkt, wordt de toekomst opengehouden. Wij doen het zingen – maar het zingen doet wat aan ons.
DIENST VAN HET WOORD
zondagsgebed
Het zondagsgebed, dan wel het gebed om verlichting met de Heilige Geest vormt de overgang naar de dienst van het Woord. In de protestantse traditie wil het gebed ons vooral bepalen bij de noodzaak van verlichting door Gods Geest. Wij zouden anders alleen maar kunnen horen wat in ons eigen straatje te pas komt. De Geest is de werkingskracht van Christus, die ons aanspreekt in de bijbel. Het gaat er niet om dat wij van alles over God gaan begrijpen door de lezingen en de preek, maar dat er aan ons iets kan gebéuren. Dat kan alleen als ons oor ‘gewekt is’ en afgestemd op het levende woord van God.
bijbellezingen
Meestal worden er twee of drie lezingen gehouden. Eerst uit het eerste (oude) Testament, dan uit de brieven van de vroege kerk en als laatste de evangelielezing. We volgen een breedkerkelijk leesrooster, waarbij de evangeliën en een groot deel van de bijbel in drie jaar aan de beurt komt, rekening houdend met het ritme van het kerkelijk jaar en de feestdagen. De volgorde van de lezingen hebben de bedoeling om de nadering van het Woord voelbaar te maken. Zoals de thora voorafging aan de komst van Jezus en aan de kerk, zo baant deze lezing de weg. We antwoorden daar dan ook meestal op met een psalm uit Israël’s traditie. De brieven onderwijzen hoe de vroege kerk zijn komst in de wereld heeft verstaan. We zingen een halleluja-vers voorafgaande aan de evangelielezing en soms nog een lied.
Dan is het zover: het evangelie waarin Jezus zelf spreekt en handelt wordt gelezen. Christus komt hier en nu tot ons, in de woorden die nu klinken. Daarom is die lezing met de meeste rituelen omgeven. Het hallelujavers klinkt vooraf en een lofprijzing als dank erna. We gaan staan, want het is weer een intocht, niet alleen in de kerk maar ook in ons hart. Dit is allemaal om ons ontvankelijk te maken voor dit Woord dat niet zozeer met het verstand maar vooral in liefde ontvangen wil worden. Zo wil de liturgie ons als het ware mee nemen naar Gods toonhoogte.
verkondiging
De eigenlijke komst van het Woord ligt in de lezing en wat die aan ons wil bewerken. Wat een preek probeert te doen is het Woord van die ochtend op zo’n manier aan ons te vertellen dat wij kunnen herkennen wat het met ons leven van vandaag te maken heeft. Het gaat dus niet om de “eigenlijke” betekenis, want er zijn veel betekenissen die allemaal waar kunnen zijn op een bepaald moment, en niet waar op een ander moment. Het gaat erom dat het Woord ons kan aanspreken daar waar wij op dit moment zijn. Soms zal dat een inspiratie zijn, of een troost. Soms juist een correctie of een confronterende spiegel. Waar het om gaat is dat wij ontvankelijk zijn voor wat het ons persoonlijk te zeggen heeft. Dat vraagt om aandachtig en open luisteren, zowel naar wat er op de preekstoel gezegd wordt als naar wat er in ons zelf gewekt wordt. Het bijbellezen is eigenlijk pas volledig als we lezen wat God bewerkt in ons hart, in ons leven. Als we dus niets van het woord hebben begrepen, dan zou het wel eens kunnen zijn dat we onszelf niet goed begrijpen…
geloofsbelijdenis
Na de verkondiging is er vaak een stiltemoment. Dan kunnen we de woorden die we hoorden even naar binnen laten komen. Meestal zal de gemeente antwoorden op het Woord dat hen aanspreekt met: Ik geloof (credo). Het zingen van de geloofsbelijdenis (die al vele eeuwen lang in de kerk gebruikt wordt) is het ‘ja’ van de gelovigen. Het is geen ‘ja’ tegen een soort overtuiging, de geloofsbelijdenis is geen denksysteem dat beaamd moet worden. Het is een ‘ja’ tegen Christus die door zijn woord ons binnen is gegaan. Het is een proclamatie, een dankzegging, een ergens voor gaan staan, we richten ons leven naar de vorm van Gods stempel op de wereld: we geloven de kant op van Christus. En dat doen we niet alleen, maar we voegen ons een rij van talloze gelovigen die ons zijn voorgegaan. Het zingen van de geloofsbelijdenis geeft ons de kans om niet alleen het Woord te horen maar ook te beamen, en ons tevens te verbinden met de kerk van alle tijden en plaatsen. Dat betekent dat het niet allemaal van ons persoonlijke geloof hoeft af te hangen. We kunnen ons laten dragen door wat de kerk gelooft ook al is dat voor ons op dat moment misschien ver weg. Zoals in veel liederen van de kerk zingen we woorden die vaak ‘te groot’ voor ons zijn. Zo zijn ze ook bedoeld: als groeiruimte.
Inzameling van de gaven
Gaven geven hoort bij het antwoord van de gemeente op het Woord. Wij beamen het en beginnen met het aanbieden van onszelf door onze gaven. Vroeger was dit het moment dat eten werd binnengebracht voor het liefdesmaal waarin arm en rijk samen aten en dat afgesloten werd met het avondmaal. Tegenwoordig wordt geld ingezameld voor het werk van de kerk en de diaconie (de moderne vorm van zorg voor armen dichtbij en ver weg). Hoewel tegenwoordig de meeste mensen hun bijdragen aan de kerk per giro overmaken (belastingaftrekbaar!) heeft dit moment van gaven geven een belangrijke functie. In het licht van het Woord wordt zichtbaar dat het leven ieder moment aan ons gegeven wordt. God geeft zichzelf, voortdurend, aan ons. Wat is er natuurlijker dan om onszelf te geven, net zoals Jezus zijn leven aan God aanbood? Het Woord nodigt ons en wij mogen antwoorden. Onze geldgaven in het collectezakje zijn dan ook bedoeld als een vertegenwoordiging van onszelf, van ons hele bestaan. In die zin gaat het niet om de hoeveelheid. Maar eerlijk is eerlijk, de hoeveelheid (per giro of in het zakje) is niet zonder betekenis voor de wereld én niet zonder effect op ons. Ook hier is het belangrijk om het juiste perspectief in de gaten te houden. In ons geven worden we losgemaakt van wat we vasthouden en waaraan we ons vastklampen, waaronder ons geld wellicht als belangrijkste daarvan. Ons geven aan God via de kerk wordt zo ook: ontvangen van God.
DIENST VAN DE TAFEL
grote intocht
Nu komt het Woord nog dichterbij. Het horen wordt proeven..
Diakenen dragen brood en wijn binnen en zetten deze op de tafel. Verbondenheid met God kan niet anders dan verbondenheid met de wereld zijn. Daarom zijn het diakenen, vertegenwoordigers van de behoeftigen van deze aarde, die brood en wijn binnen brengen.
beurtspraak
Het tafelgebed begint met een beurtspraak: de Heer zal bij u zijn – de Heer zal u bewaren. De voorganger wordt bekrachtigd in zijn rol als voor-ganger op de weg van het geloof. Daarna klinkt de oproep: verheft uw harten, en de gemeente antwoordt: wij hebben ons hart bij de Heer. Het hart, dat is de motor van ons bestaan, letterlijk maar ook figuurlijk. Het hart, dat wil zeggen: de motieven waaruit wij leven, waarom we doen wat we doen. Dat hart ‘houden we niet langer op aarde’, we zeggen eigenlijk: ik wil vanuit de hemel, vanuit God, worden bewogen. De kerkdienst wordt nu met recht: hemelse liturgie. En we beginnen brood en wijn met andere ogen te bezien..
grote dankzegging, sanctus en benedictus
Het Latijnse woord voor de tafelviering is: eucharistie. Dat betekent dankzegging. Wij danken God voor het Woord dat gekomen is door Hem te eren en onszelf aan te bieden. Wij bieden brood en wijn aan als tekenen van onszelf en vragen of God ons wil aanvaarden.We gedenken de grote daden van God zoals we die hoorden uit de bijbel en herinneren ons hoe zijn lof en eer in de hemel en op aarde wordt gezongen. Door zo de grootsheid van God te bezingen, kan er een steeds grotere ruimte in ons innerlijk ontstaan. De dankzegging loopt uit op het Sanctus en Benedictus, twee lofzangen. Het groot heilig (sanctus) is gebaseerd op het visioen van de profeet Jesaja, die God zag op zijn troon toen hij in de tempel was. Een hemels doorkijkje dat direct wordt verbonden met het ‘gezegend (benedictus) is Hij die komt in de Naam van God’, psalm 118 die aangeheven wordt als Jezus op zijn nederige ezeltje Jeruzalem binnenrijdt. Hemel en aarde, God hoogverheven én dichtbij gekomen in Jezus, dat is wat wij bezingen. Ook worden toekomst en verleden met elkaar verbonden: God op zijn troon, de hele aarde zijn vredesrijk en het Woord dat onder ons heeft gewoond. Dit alles zingen wij uit om ons te laten vormen door het grote verhaal van God dat lang geleden is begonnen en dat nog steeds verder gaat, door het Woord dat ons Gods toekomst in wil trekken. De hele schepping aanbidt God: dat is de ware aard en de hoge bestemming van de wereld. Eventjes doen wij mee..
gedachtenisgebed en instellingswoorden
Dan wordt God gedankt voor de komst van Jezus, die ons de weg wijst naar God door zelf de weg te zijn. Dit gedachtenisgebed wordt besloten met de woorden die Jezus sprak toen hij de tafelviering instelde. Jezus gaf zichzelf aan God, en in brood en wijn aan ons, zijn leerlingen. Door zijn woorden uit te spreken, voegen we ons bij de leerlingen van Jezus. We zijn mede-getuigen van het mysterie dat God zichzelf aan de wereld geeft door de zelfgave van Jezus Christus. Een eerbiedig moment..
Dit loopt uit op een gezongen gebed (als wij dan eten..) om de spoedige komst van Gods vredesrijk als de hele wereld gevormd zal zijn naar Gods Woord. Zo wordt duidelijk dat we deze maaltijd vieren als voorproef van het grote feestmaal als de aarde eenmaal op de hemel lijkt.
gebed om de heilige Geest
Nu wordt er gebeden dat deze gaven tot lichaam van Christus voor ons mogen worden door de werking van de Geest. Het is een gebed over brood en wijn, maar deze houden óók onszelf in. Soms is dit gebed dan ook verdeeld in twee gedeelten: het aanroepen van de Geest over de gaven (voorafgaande aan de instellingswoorden) én over de gemeente. Er is niets magisch aan dit gebed. We openen onszelf voor de werkingskracht van God. Het is niet de bedoeling dat het allemaal maar mooie gebaren blijven die niets met ons doen. Wij bieden brood en wijn, vruchten van het werk van onze handen, aan God aan en vragen om ze tot lichaam en bloed van Jezus Christus te maken. Dat wil dus zeggen: wij vragen God om onszelf tot lichaam van Christus te maken. Ook wij willen niets van onszelf achterhouden maar al onze menselijke fouten, talenten en beperkingen loslaten die de werking van God in ons hinderen. Wij vragen als het ware om ingelezen te worden in het leven en sterven en opstaan van Jezus Christus. Zoals een rups in zekere zin sterft als hij een vlinder wordt, zo hopen we onze oude manier van in het leven staan achter ons te laten om in een nieuw soort leven verder te gaan, van God uit in beweging gezet.
Wat hier eigenlijk gebeurt, gaat ons begrip te boven, het is alleen maar te ontvangen. Daarom klinkt de oproep: laten wij aanbidden het geheimenis van ons geloof! En wij antwoorden met: Halleluja!
voorbeden, stil gebed
Het naderen tot God wordt nog intenser. De voorbeden voor de wereld willen ons hart, ons gevoel, ons innerlijk, verruimen. Nu gaat het niet meer om de gemeenschap van de gelovigen maar om de hele wereld waarmee wij ons verbinden. Wat in aanzet is begonnen in het kyrië gebed, krijgt hier een diepgaand vervolg. Het is niet langer een algemene roep om God maar de gemeente als lichaam van Christus identificeert zich met de lijdende ander en brengt deze zo voor het voetlicht. Hoe kunnen we anders, als wijzelf zijn ingetrokken in het levende Woord van God die zich met allen verbindt? Het lijden van anderen is ook ónze pijn. Wellicht ervaren we dat op het moment nog helemaal niet zo. Maar door de kracht van de gebeden kan er iets in ons veranderen. Door zo betrokken te raken op de lijdende medemens raken we uit ons eigen middelpunt. De anderen die ons van nature niet zo aantrekken omdat pijn iets bedreigend en afstotends heeft, of omdat ze ver van ons verwijderd zijn, krijgen ruimte binnen in ons. Daarmee kan er iets in ons verwijden, er kan een nog diepere ontvankelijkheid voor de geheel Andere in ons groeien. De gebeden omvatten ook de politieke en geestelijke leiders van de wereld, de mensen die grotere verantwoordelijkheid op zich hebben genomen dan alleen voor hun eigen leven. Daarmee wordt alles van het menselijk bestaan meegenomen voor het aangezicht van God. Het geloof speelt zich niet af ver weg van de bewoonde wereld maar er midden in. Tenslotte wordt in een stil gebed de ontvankelijkheid voor Gods universele liefde nog verder vergroot en persoonlijk toegeëigend.
gedachtenis van de gestorvenen
Dan wordt de kring nog verder verwijd: niet alleen het heden maar ook het verleden gaat met ons mee in de nadering tot God. We verbinden ons met allen die ons zijn voorgegaan: met onze gestorven geliefden die ons leven met hun liefde hebben verrijkt en met de heiligen uit de kerk door wie het geloof is bewaard gebleven en doorgegeven totdat het bij ons ging klinken. Op een goede manier herinneren is belangrijk. Daarom herinneren we de overledenen niet zomaar, maar we doen dat hier, in de gebedsruimte die voor ons is geopend door de liturgie. In God bestaat de grens van de dood niet. Onze liefde raakt niet verloren. In het licht van God is alle misverstand en onbegrip opgeheven. Daar kennen wij en worden wij gekend zoals we echt zijn. Zo lopen we even vooruit op de toekomst en verbinden ons met hen die ons voorgingen: met het beste van ons en het beste van hen.
Het herinneren van de heiligen, de grote inspirerende figuren uit het verleden, is in protestantse kerken voor een groot deel verloren gegaan – en daarmee helaas ook hun inspiratie. Deze personen en hun verhalen kunnen ook nu nog begeleiders zijn van onze levensweg. In de oosters-orthodoxe kerken spelen iconen een grote rol. Dat zijn afbeeldingen van bijbelse figuren en heiligen uit de traditie. Iconen zijn liturgische voorwerpen, net als bijvoorbeeld de avondmaalsbeker. Ze bedoelen iets van dat hemelse licht te werpen op het dagelijkse leven, zodat wij méér gaan zien dan voor ogen is. Zelfs al zijn er maar een paar mensen in de kerk, er zijn miljoenen met ons verbonden..
Onze Vader
Dit gebed wordt in veel kerken wereldwijd wekelijks gebeden. Jezus noemde God “Abba”, dat is Hebreeuws voor: vader of zoiets als papa. Vandaar dat de christelijke kerk vaak de titel “Vader” voor God gebruikt. God heeft veel titels en omschrijvingen, sommige vrouwelijk, andere mannelijk, soms dingen (zoals Rots) maar het zijn allemaal menselijke namen voor een Werkelijkheid die buiten onze gewone begrippen valt. Het is belangrijk om te voorkomen dat God in één beeld of begrip wordt opgesloten.
Het Onze Vader is een veelomvattend gebed. Centrale elementen zijn het gebed om Gods koninkrijk (een wereld die leeft en ontwikkelt volgens de werkingskracht van Gods Geest); het gebed om dagelijks brood (dat omvat het dagelijkse eten maar ook het brood dat nu op de avondmaalstafel klaar staat); en het gebed om de vergeving van zonden (opdat wij ons kunnen verbinden met alle mensen zodat er geen hindernis zal zijn tussen God en ons). De realiteit van het kwaad wordt niet vermeden. Het zijn niet alleen onze eigen fouten en jeugdtrauma’s waardoor er dingen misgaan. Soms worden we in verleiding gebracht door onze omgeving, of we volgen de waan van de dag. Soms zijn het politieke of economische krachten die vernietigend uitwerken. De bijbel gebruikt het woord ‘duivel’ - dat betekent letterlijk uiteengooier – voor alle versplinterende invloeden op mensen en samenlevingen. Het stempel van God, het levende Woord, is de kracht die de wereld bij elkaar brengt en een veelkleurige eenheid op het oog heeft. Omdat er ook chaotische tegenkrachten in de wereld zijn, bidden wij om ‘verlossing van de boze’. Het gebed eindigt met een lofprijzing op Gods toekomst die onze toekomst zal zijn. Al biddend worden wij verbonden met de kerk van alle tijden en alle plaatsen, met de aarde en met de hemel, met verleden en toekomst. Het gebed ontgrenst ons, het trekt ons uit de beperkingen die eigen zijn aan ons menszijn. Het gebed opent de ruimte waarin wij God ontmoeten kunnen, als Hij wil.
breken van het brood, lam Gods
Nu wordt het brood gebroken en de wijn uitgeschonken, terwijl de gemeente het Lam Gods zingt. De gaven krijgen een omgekeerde richting: ze worden gaven van God aan óns. De onoverbrugbare kloof tussen God en mens is door God zelf overbrugd, in en door Jezus Christus. Alles wat scheiding veroorzaakt tussen God en mens draagt hij weg, zoals een offerlam dat in vroeger tijden deed. Lichaam en bloed van Jezus, in de tekenen van brood en wijn, worden voor ons de mogelijkheid om God te ontvangen, om zijn invloed te ondergaan. Het Woord van God legt zichzelf in onze handen, hier en nu. Als wij samen eten en drinken worden wij wat we bedoeld zijn: één gemeenschap, één lichaam, verbonden met elkaar, met de hele wereld, met mensen van alle tijden en plaatsen, met God die alles omvat en overstijgt. Zoals in de liturgie van de paasnacht staat: Ontvang wat gij zijt en wordt wat gij ontvangt: lichaam van Christus. (Augustinus).
vredegroet
De communio – de gemeenschap van brood en wijn - wordt ingeleid door de vredegroet. We geven de mensen om ons heen een hand, kijken elkaar even aan en wensen elkaar de vrede van God. Niet onze eigen vrede, maar Gods vrede. Dat wil zeggen: vrede die verschillen overbrugt en tegenstanders verzoent. We beamen daarmee dat we door God zelf met elkaar verbonden zijn. Het betekent dus niet dat we ineens allemaal vrienden zijn geworden. We houden onze eigen smaak, ook in onze vriendschappen. Maar wel beamen we de fundamentele eenheid waarop de wereld is toegelegd. Onze verbondenheid bestaat niet uit onze warme gevoelens voor elkaar, al is dat mooi meegenomen. De liturgie nodigt ons uit om ruimte te maken voor de ander, ook diegenen waar we niet zoveel mee hebben. Opnieuw worden we losgemaakt uit de veilige cocon van onze eigen smaak en behoeften.We horen bij elkaar zoals een hand aan een arm. Niet van nature, maar wel in God zijn wij met elkaar verbonden. Op de meest wezenlijke laag van ons bestaan wortelen we in de eenheid die onze bestemming is. Vanuit dat besef wensen we elkaar de vrede van God. En terwijl we elkaar aankijken, kan er iets met ons gebeuren: de vrede die we de ander wensen, ontvangen we zelf.
Nu kan er een communielied volgen, of een loflied uit de Didachè, uit de oudste liturgie van het christendom.
communie
En zo eten we van het ene brood dat alleen gegeten kan worden als het gebroken en gedeeld wordt. Zo drinken we uit de ene beker waar alleen van gedronken kan worden als de wijn uitgeschonken is. Diakenen dienen aan de tafel, want zij vertegenwoordigen de wereld waar dit alles om gaat. Wat we voor onszelf houden, wordt niet gedeeld. Leven dat zich veilig wil stellen wordt niet uitgeschonken. God zelf deelt zich aan ons mee, hoe dat weten we niet, maar zijn liefde vloeit uit in ons, als wijn door onze aderen, zodat ook ons leven zich kan wegschenken de wereld in. Dit is de eigenlijke communio, gemeenschap met God en in God met elkaar. We zien voor ogen dat we met elkaar brood en wijn delen. De echte communie speelt zich af op verborgen lagen. En soms - pure genade - kunnen we daar iets van proeven. Maar de werkelijkheid ervan hangt daar niet van af.
stilte, afdekken van de Tafel, danklied
De stilte die op de communie volgt, is een ruimte van gebed waarin we dit allemaal innerlijk kunnen toe-eigenen. De Tafel wordt afgedekt want de bemiddeling door brood en wijn is verdwenen en in ons opgegaan. We staan voor God, om als lichaam van Christus zelf brood en wijn voor de wereld te zijn. Door het zingen van een slotlied wordt de overgang gemaakt naar het laatste deel van de liturgie.
wegzending en zegen
Aan het einde van de kerkdienst gebeurt er niet veel. Het is alsof er benadrukt wil worden: vooruit, de wereld in! Niet voor niets gaan nu de deuren van de kerk al open. We worden niet geacht te blijven hangen in de liturgie, in het ritueel. Wat er in de liturgie gebeurt is niet anders dan een oefening voor het gewone leven. Het leven van alledag wil liturgie zijn, dienst aan én van God. De zegen van God is niet (alleen) voor privé gebruik. We worden weggezonden met Gods zegen om te zijn wie we geworden zijn. De Naam van God, het stempel van zijn wezen, wordt op ons gelegd en de gemeente antwoordt met: Amen – dat het zo mag zijn! Dat we de rest van de week mogen leven, voortbewogen door de kracht van Gods Geest.