De weg naar innerlijke stilte

wijsheid van de woestijnvaders

In de 4e eeuw trokken veel christenen de woestijn van Egypte en Syrië in. Deze woestijnmonniken werden algauw beroemd vanwege hun toewijding, wijsheid en strenge ascese, een levensstijl van onthouding. Er zijn veel wonderlijke verhalen over hen overgeleverd, en hun uitspraken worden nog steeds gelezen. Wat hebben zij te zeggen over het stilworden voor God?


Leren zwijgen
‘Vader Agathon droeg drie jaar lang een paar kiezels in zijn mond, niet om een groot spreker te worden, maar om te leren zwijgen’.
De beroemdste redenaar in het oude Griekenland was Demostenes. Van hem was bekend dat hij zijn stem trainde met kiezels in zijn mond. Maar deze abba had een ander doel: leren zwijgen.

In de woestijn van Egypte woonden meerdere kluizenaars, soms met een kring van leerlingen om zich heen. Ver van de drukte van de stad en de afleidingen van het dagelijks leven, zochten ze de stilte. Ze wilden Christus navolgen in zijn armoede en zijn radicale toewijding aan God. ‘Ik heb vaak spijt gehad van mijn spreken’, zei abba Arsenius, ‘maar nooit van mijn stilzwijgen’. Agathon en Arsenius hoorden bij de oudste groep van deze zogeheten woestijnvaders en (enkele) -moeders. De verhalen die over hen zijn overgeleverd, zijn vooral bekend geworden door de Filokalia, samengesteld door de monniken van Athos in de 18e eeuw. Werkelijk stil worden, niet alleen met de mond, maar ook met het hart: dat tekende de woestijnvaders. De rust bereiken die alleen God kon geven, de innerlijke vrede die het resultaat was van Zijn nabijheid, daar verlangden ze naar.  Maar hoe bereik je die stilte?

Uiterlijke stilte
Het innerlijk zwijgen wordt ondersteund door uiterlijke stilte, dat wil zeggen: door de eenzaamheid op te zoeken. Maar ook door de behoeften van het lichaam te leren beheersen. Weinig eten, weinig slapen, geen seks, langdurig niet spreken, soms zwaar lichamelijk werk doen, het zijn allemaal manieren om de eigen geestkracht te trainen, de eisen van het lichaam te leren relativeren en het vertrouwen op God te doen toenemen. S
ommige van hun meer extreme ascetische praktijken doen vervreemdend aan, al klinken er ook waarschuwingen. Abba Apollo had flinke kritiek op monniken die hun haar tot de grond lieten groeien en zware kettingen droegen. Hij zei: ‘Die zijn uit op vertoon en het behagen van mensen, terwijl ze het lichaam door vasten zouden moeten kastijden en in het verborgene het goede doen. Dat doen ze niet, maar ze zetten zich wel voor iedereen te kijk’. Vasten en onthouding waren kenmerkend voor deze monniken. Ontbloot raken van iedere eigen behoefte om totaal afhankelijk van God te worden, daar streefden ze naar.

Innerlijke verstilling
Uiterlijke stilte brengt niet vanzelf innerlijke stilte mee. Abba Antonius sprak:
‘Hij die verstild in eenzaamheid zit, is aan drie oorlogen ontkomen:
Die van horen, spreken en zien.
Dan is er nog slechts één oorlog te strijden
- de oorlog van uw eigen hart’.

Precies om die reden kan stilte bedreigend zijn. De stemmen die in het eigen innerlijk klinken, worden niet langer overschreeuwd door de verstrooiing en afleiding van het gewone leven. Voor de woestijnvaders begon nu het echte werk: de ‘oorlog van het eigen hart’. Welke impulsen, welke vooroordelen, welke eigen trauma’s, angsten, verlangens, en begeerten steken nu de kop op? De monniken spiegelden zich aan Jezus, die in de woestijn de stem van de duivel tegenkwam en bevraagd werd op zijn levensoriëntatie. Konden de stemmen in henzelf zo het zwijgen opgelegd worden dat er maar één stem overbleef: de stem van God?

Zelfkennis
De stilte van de eenzaamheid helpt om te leren onderscheiden wat er speelt in het eigen hart. Wie kent niet die innerlijke discussies die maar door blijven gaan als we in conflict zijn geraakt met een ander? Abba Poemen zei: ‘Er zijn mensen van wie het lijkt dat ze zwijgen, maar in hun hart hebben ze allerlei oordelen over anderen. Zulke mensen praten zonder ophouden’. Hoe kan er ruimte zijn voor het luisteren naar God als we steeds in discussie zijn met onszelf of denkbeeldige anderen?


‘Wie grieven opkropt en oude wrokgevoelens koestert in zijn innerlijk en dan probeert te bidden, is als iemand die naar de waterput gaat met een emmer vol gaatjes’, zo onderwees Evagrius Ponticus. En Efrem de Syrier bad: ‘Heer en meester van mijn bestaan, verwijder in mij de geest van nalatigheid, neerslachtigheid, overheersing en loos gepraat. Verleen mij, uw dienaar, een geest van deugdzaamheid, deemoed, geduld en liefde.’


De manier om te komen tot innerlijke stilte is niet door het verdringen van andere stemmen. Zelfkennis begint met het onder ogen zien van wat er werkelijk beweegt in ons innerlijk.
Maar het is niet de bedoeling dat we daarbij blijven hangen. Theodorus de asceet zei:
‘Het ligt niet in onze macht te voorkomen dat obsessieve gedachten onze ziel benauwen en verontrusten. Wel ligt het in onze macht om te verijdelen dat zulke voorstellingen in ons blijven hangen en ze te verbieden ons te beheersen’.


Jezusgebed
De woestijnvaders gaven allerlei aanwijzingen om de ban van dwingende gedachten te doorbreken. De bekendste is deze van Diadochos van Photike:
‘Wanneer wij, door God te gedenken, erin slagen de poorten van het verstand te sluiten, is het noodzakelijk het verstand iets te doen te geven. Wij hoeven het slechts een taak op te dragen, namelijk het gebed: Heer Jezus!’. Dat is voor het verstand meer dan voldoende, want er staat geschreven dat niemand ‘Heer Jezus’ kan zeggen dan door de Heilige Geest. Laat het spiritueel bewustzijn in zijn diepste krochten deze woorden steeds zo intens mogelijk overpeinzen opdat het niet door mentale beelden worde afgeleid.’ 


De naam Jezus wordt gebruikt als een soort mantra om de eindeloze gedachtestroom te onderbreken. Als het verbonden wordt met de ademhaling, werkt het als een aandachtsfocus. In later eeuwen werd dit zogeheten Jezusgebed uitgebreid met: ‘Heer Jezus Christus, ontferm u over mij, een arme zondaar’. Deze zin komt uit het bijbelverhaal dat Jezus vertelde in Lukas 18. Vooral in het Russisch christendom is dit gebed in kortere of langere vorm, gemeengoed geworden. Het doel hiervan is om voorbij de woorden te komen, naar een beeldloos verblijven in de bewuste aanwezigheid van God. Johannes Climacus schreef in de 5e eeuw: ‘Geestelijke verstilling (hesychia) is het oneindig aanbidden van God en een verwijlen in Zijn tegenwoordigheid. Laat de herinnering aan de naam Jezus aanwezig zijn in iedere ademtocht; dan zult gij de waarde van verstilling kennen’.


Deze vorm van verstilling is bekend geworden als het hesychiasme. De innerlijke rust is niet zomaar het resultaat van een meditatietechniek. Het is vooral een geschenk van God, een gevolg van zijn tegenwoordigheid en van een totaal ontvankelijke manier van leven. Het gaat niet om het ophouden met denken, maar om een stilte die luisteren naar God mogelijk maakt. God spreekt door alles heen, maar wie hoort dat? De woestijnvaders luisterden op de manier van ontvangen, luisteren was hun levensstijl.

Alleen voor monniken?
Moet je de woestijn in om tot stilte te komen? Ook voor mensen die in de wereld leven zijn er wijze aanwijzingen. Zo zei een anonieme vader: ‘Gij hebt een geestelijke pelgrimstocht nodig? Begin het het sluiten van uw mond’.
Abba Filemon raadt aan: ‘Waak nauwlettend over uzelf. Laat u niet meeslepen door uiterlijke obsessies. Met name de tumultueuze roerselen van de ziel worden door verstilling tot zwijgen gebracht. Als gij ze echter blijft aanmoedigen en prikkelen, zullen ze u gaan terroriseren en kunnen ze heel uw leven ontwrichten. Als zij eenmaal de macht hebben, zijn ze even moeilijk te genezen als een zweer waaraan we steeds maar moeten krabben.’


Toch is de kern om tot verstilling te komen niet de eigen zware inspanning. Gaandeweg ontdekten de woestijnvaders dat God zelf de stilte in hen bewerkte. Hun enige taak was ontvankelijk te worden voor wat hij in hen deed. Hun eigen verlangen naar God was het voertuig waarlangs de stilte ontvangen kon worden. Zo vroeg iemand aan Abba Filemon:
‘Ik ben mij er terdege bewust van dat mijn geest voortdurend rondzwerft en zich laat meeslepen door dingen die niet goed voor hem zijn. Wat, o vader, kan ik doen om verlossing te vinden? En hij aarzelde even alvorens te antwoorden:
Dit is nog een restant van de obsessies die jouw uiterlijke leven in de wereld belasten. Ze hinderen je nog omdat je nog niet het niveau van volmaakt verlangen naar God hebt bereikt. Het verlangen naar de godservaring heeft jou nog niet overvallen als een laaiend vuur.’



Bronnen:
Mystieke teksten van de Woestijnvaders, John Anthony McGuckin, Ankh-Hermus, 2002
Woestijn, begeerte en geloof, vertaald door Pieter W. Van der Horst, Kok Kampen, 1995
Vaderspreuken, gerontikon, vertaald door Christofoor Wagenaar, Monastieke cahiers, Abdij Bethlehem, 1987
Wijsheid uit de Abdijen, samengesteld door Maria ter Steeg, Lannoo, 2004
Voor meer over woestijnvaders en -moeders: https://www.theologie.nl/woestijnvaders-en-woestijnmoeders-over-alleen-leven-en-samenleven/
Over oosters christendom, zie het interview met Vladimir Hrabal


Eerder (mei 24) verschenen in Herademing/theologie.nl
 

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info