Dr. Inigo Bocken over Thomas van Kempen
Over de inleider: Inigo Bocken is als medewerker en docent verbonden aan het Titus Brandsma Instituut te Nijmegen; hij is ook hoogleraar mystieke theologie te Leuven. Het Titus Brandsma Instituut is gespecialiseerd in onderzoek naar de Moderne Devotie.
Thomas van Kempen (1380-1471)
Imitatio Christi – Uitbeelding van Christus.
Belangrijkste elementen:
Wie mij volgt, doolt niet in het duister
"wenken, dienstig voor een geestelijk leven”
“bevrijden uit de blindheid van het hart”
Zien van God door zelf beter te leren kijken, bevrijden van de blinde vlekken
Actie en contemplatie
Liever het berouw beoefenen dan de definitie ervan te kennen
Enkele citaten:
‘Elke mens verlangt van nature naar weten. Maar wetenschap zonder ontzag voor God: wat is daar het belang van? Een nederige boer die God dient, is werkelijk beter dan een opgeblazen wijsgeer die de loop van de sterrenhemel observeert, maar zijn zelf verwaarloost.” (I,2, 1-2). ‘Bedaar eens van het buitensporige verlangen om te weten; daar wordt immers een hoop verstrooiing en misleiding in gevonden.’ (I,2, 5).
‘Woordenbrij bevredigt de ziel niet, maar een goed leven verkwikt de geest, en een zuiver geweten wekt een vast vertrouwen op God. Hoe meer en beter je weet, des te harder zul je erom geoordeeld worden, als niet heiliger geleefd hebt. Laat je daarom niet voorstaan oop welke kunst of wetenschap ook, maar wees liever bedacht om de kennis die je gegeven is. Als je denkt dat je veel weet en tamelijk goed van begrip bent, realiseer je dan dat er nog veel meer is wat je niet weet. Geef niet hoog op van je verstandigheid, maar kom eerder uit voor je onwetendheid. Waarom wil je je boven iemand stellen, als er veel gevonden worden die geleerder zijn dan jij zijn en meer onderlegd in de Schrift? Als je tot eigen profijt iets wilt weten leren, houd er dan van onbekend te zijn en niet mee te tellen.’ (I,2, 9-15).
‘Gelukkig hij die door de waarheid zelf wordt onderricht, niet door vluchtige beelden en klanken, maar zoals zij in zichzelf is. Onze mening en ons gevoel misleiden ons vaak: zo’n beperkte blik hebben ze. Wat voor nut heeft grote spitsvondigheid over verborgen en duistere zaken? Wij zullen er bij het oordeel toch niet op worden aangesproken, dat wij die niet gekend hebben? (...) Wij hebben ogen, maar zien niet. En wat maken wij ons druk over de indeling in geslachten en klassen?’ (I, 3, 1-3; 5).
Nederigheid is leren zich los te maken van afhankelijkheden van de wereld, van de oordelen (over zichzelf, over anderen)
‘Richt je ogen op jezelf en hoed je ervoor over de daden van anderen te oordelen. In het oordelen over anderen doet een mens vergeefse moeite, vergist zich vaak en zondigt gemakkelijk. Maar met het beoordelen en ter sprake brengen van zichzelf doet hij altijd vruchtbaar werk. (...) Als God altijd de zuivere oriëntatie van ons verlangen was, zouden wij niet zo gemakkelijk in verwarring raken door het verzet van onze zinnen. Maar vaak schuilt er vanbinnen iets of ook komt er vanbuiten iets op ons af, dat ons al evenzeer meesleept.’ (I,14, 1-2;4-5).
‘Goed is het voor ons af en toe enkele moeilijkheden en tegenslagen te ondervinden, want die roepen de mens vaak tot zijn hart terug. Dan beseft hij dat hij in ballingschap is, zodat hij zijn hoop niet stelt op iets van de wereld. Goed is het wij dat wij soms tegenspraak verduren en dat men slecht en onvolmaakt over ons denkt, zelfs al zijn onze daden en bedoelingen goed. Die dingen bevorderen vaak de nederigheid en beschermen ons tegen lege roem. (...) Dan merkt hij ook goed dat volmaakte zekerheid en volledige vrede in de wereld niet kunnen bestaan.’ (I,12, 1-3; 9).