Godservaring? Kan dat wel?


"Stellen wij ons twee fonteinen voor", zegt Theresa van Avila, in haar Kasteel van de ziel, "met twee bekkens die met water worden gevuld. (-) Deze twee bekkens worden op verschillende wijzen met water gevuld; het ene ontvangt het van verre door middel van vele leidingen en kunstmatige aanleg; het andere bekken is gemaakt op de plaats zelf waar de bron opwelt en wordt zonder enig gedruis gevuld."

In de mystieke traditie wordt de mens gezien als "capax Dei", dwz, de mens is naar diepste wezen ontvankelijkheid voor God. In onszelf zijn we klei, stof en as, maar de ruach (adem) van God maakt ons tot levende wezens, zoals het scheppingsverhaal vertelt. Toch maken we nauwelijks contact met die bron in onszelf. Daar schrijft Theresa over. Ze vergelijkt al onze inspanningen en geestelijke oefeningen, onze verstandelijke pogingen en menselijke meditaties met het aanleggen van waterleidingen naar een fontein toe. Dan wijst ze op een andere mogelijkheid: het aanleggen van een bekken op de plek van de bron zelf.Voor Theresa ligt de bron van levenbrengend water in ons eigen hart. Niet omdat de mens ten diepste goddelijk zou zijn, maar omdat wij eenvoudigweg niet zouden leven als het niet Gods adem in ons was die ons leven geeft. Zij schrijft dan ook haar boeken om de mens te leren hoe een waterbekken aan te leggen op de plek van de bron zelf, ons eigen innerlijk.

Vandaag de dag zijn het de pinkster- en charismatische bewegingen, die ons opnieuw zeggen dat tijden van opademing te maken hebben met het ontvankelijk zijn voor de Geest van God die uitgestort is op allle mensen. 'Een mystiek van de massa', noemt Karl Rahner het. Niet alleen maar een enkele begaafde of uitzonderlijk begenadigde persoon die deze voorsmaak van verbondenheid met God mag proeven. Het hangt niet alleen van de genade af, maar ook van onze ontvankelijkheid voor de genade, in een oud nederlands woord: bevindelijkheid of ook: mystiek.

Een bevindelijk moment of mystieke beleving kenmerkt zich door een besef van heelheid, verbondenheid, van recht doen aan de werkelijkheid. Het gaat gepaard met een ander soort tijdsbeleving waarin verleden en toekomst a.h.w. ineen schuiven in een volheid van 'nu'. Waarheid, verwondering en verantwoordelijk zijn, horen bij deze aanraking door en aan het Geheim. Het is precies het kenmerk van een geraakt zijn door God dat men uit de stalen cirkel van het ego getrokken wordt, bewogen door 'de ander die mijn totaliteit doorbreekt' (Levinas). De zin of betekenis die in zo'n moment ontvangen wordt, valt niet in woorden te duiden, maar 'wil door mij de wereld in geleefd worden ' (Buber).

Aangeraakt worden door het Geheim is ervaren dat je verantwoordelijk bent, én de kracht krijgen om verantwoordelijk te zijn. Openworden voor deze 'tweede betekenis' van de werkelijkheid, het 'schouwen tot in de stilte van het wezen', zoals het zo mooi gezegd wordt, heeft te maken met een andere benaderingswijze van het leven en van God. Wat ik het 'voorschot van de Geest' zou willen noemen, omvat zowel woestijn als oase in één, het is zowel louterend als bemoedigend, zowel vuur als water. Laten we de ontvankelijkheid voor de Geest van God en de daaruit voortvloeiende 'cognitio Dei experiementalis', de ervaringsmatige kennis van God (Aquinas) nader bekijken.

voorschot

De bijbel heeft een woord voor bevindelijke, mystieke momenten: voorschot of onderpand (2 Kor. 4 en Romeinen 8). Dit woord: onderpand of voorschot, houdt de spanning van 'alreeds' én 'nog niet' vast. Het is er al én het moet nog komen, alletwee tegelijk. Het voorschot van de Geest bestaat uit opademing en nieuwe moed. Tegelijk is verbonden met het verlangen naar Gods heil, met mee-lijden aan de huidige wereld en zelfs vergroting van ons besef van lijden. Het voorschot van de Geest is de ervaren verbondenheid met God. Het is de Geest van God die met onze geest getuigt dat God onze levensbron is. In ons groeit een besef dat God zelf onze persoonlijke levensbron is. Het is een 'weten dat niet weet' - want je kunt het niet bewijzen op een manier die ook voor een ander geldt. Die verbondenheid met God verbindt ons uit de aard van de zaak met het lijden van de wereld. Juist als we ons verbonden weten met God, gaan we lijden aan het heilloze in onszelf en in onze wereld. Dááraan herken je de werkelijkheid van de Godsverbinding, zoals het is voorgeleefd door Jezus Christus.

 Bevinding, vervulling met de Geest, mystiek, in het christendom is het nooit een warm privé hoekje waar je je veilig voor de wereld in kunt terugtrekken. Het is een bron-ervaring, maar wel een die zich niet voor zichzelf laat houden, maar als zuurdesem heel ons leven en heel onze werkelijkheid wil doortrekken. Een mystieke, bevindelijk beleving is niet als een oase in de woestijn waar je de rest van je leven in kunt blijven wonen, want elke oase die van God gegeven wordt, verwijst naar een beloofd land. Het voorschot van de Geest kenmerkt zich door ervaren verbondenheid met heel de wereld. In zichzelf is het een vreugdevolle beleving, 'de Geest anticipeert in onze harten op de komende opstanding', zoals Berkhof het formuleert. Dit verscherpt het contrast met alle vormen van dood in het leven, maar tegelijk is het een bron van hoop en moed.

kennis van God?

Bevinding, ervaringsmatige kennis van God. Bestaat er eigenlijk wel zoiets? We zullen in ieder geval eerst moeten bepalen wat we bedoelen met: ervaringsmatige kennis, met God.In de eerste plaats kan het nooit kennis zijn in de zin van: doorgronden, analyseren, kennis die een gesloten en voorspelbaar systeem oplevert, zoals de natuurkundige Steven Hawking zich voorstelt. Het kennen van God is het kennen van de liefde. Dat is: in relatie komen, meegaan in de beweging van God, het is het omvormend kennen waar de tora (woord van God) zich in mijn hart schrijft. Het is de steeds groeiende gelijkenis aan Jezus Christus. Het is kennen als het hebreeuwse 'yada:' in uiterste zelfgave en kwetsbaarheid ontmoeten.

Bovendien is het een kennen dat steeds minder weet: net als in een relatie met een geliefde, maakt de werkelijke liefde de beminde steeds meer zichzelf, en daardoor anders dan ik, steeds minder bekend. Het is alsof je de ander steeds minder gaat kennen, maar wel steeds scherper hérkennen. Kennis van God kan per definitie niet anders zijn dan een steeds terugwijkend kennen. God is altijd anders dan mijn beeld van Hem. Ook is het kennen van God is niet los verkrijgbaar. Zoals Augustinus zei: God is a.h.w. in de windsels van het zichtbare gehuld en verhuld.Het kennen van God staat niet los van de wereld, maar is dat wat gegeven wordt als de wereld transparant wordt tot op haar diepste grond: God. God valt niet te zoeken, maar wel te vinden. God valt niet te kennen, maar wel te herkennen.

ontvankelijkheid

Zulk kennen is ten diepste ontvankelijkheid. Het kan alleen maar gegeven worden. Het is geen geheim doorzicht voor ingewijden, het heeft te maken met onze eigen houding ten opzicht van datgene of diegene dat ons ontmoet. Het is geen moeizaam ontrafelen van het wezen der dingen, maar, zoals Levinas het ergens formuleert: 'in het ontvangen van de ander is de openbaring.' Buber noemt de Geest het 'tussen' van de echte ontmoeting. In de echte ontmoeting ontstaat er een beweging, er wordt iets meegedeeld, een 'kracht', een 'betekenis', hoewel deze niet in definities vast te leggen valt. In een echte ontmoeting worden we meegenoemen, over eigen grenzen heengetrokken. Niet als in een symbiose waarin de één opgaat in de ander, maar in een samenzijn dat de uniciteit van elk juist groter maakt. Om te kunnen ontvangen hebben we open handen nodig. We kunnen niet van te voren al weten wat we gaan zien, wat we gaan horen. Bovendien moeten we er helemaal bij zijn. Het gaat tenslotte om iets dat dieper ligt dan er opppervlakkig te zien valt, en vraagt aandacht, concentratie, een luisterhouding. Met je hele wezen betrokken in de ontmoeting: dat is nodig om echt te kunnen ontvangen. Alleen wie zichzelf helemaal geeft, is in staat tot geheel en al ontvangen.Onszelf geven: zonder bijbedoelingen, zonder verwachtingen, zonder projecties van vroeger, zonder eigenbelang.

 

loutering

Maar hoe komen we tot éénwording in onszelf zodat we als totaal mens de werkelijkheid tegemoet kunnen treden? En hoe komen we tot zulk een open, ontvankelijke houding?Het antwoord dat in de klassieke mystiek gegeven wordt, is: door de loutering van het verlangen. Augustinus zei al: het leven van een goed christen is niets anders dan een heilig verlangen. Levinas in onze tijd, heeft dit ook als belangrijk thema. De structuur van het verlangen is de idee van de Oneindige, zegt hij, maar 'het is een verlangen dat zich onderscheidt van het gebrek dat in de behoefte ligt'.

 

En dat is een cruciaal punt.We leven in een cultuur die gericht is op behoeftebevrediging. Elke week worden er weer een aantal nieuwe behoeften uitgevonden, die vervolgens gemarketed worden. Het verlangen is oneindig en daarom pijnlijk, en potentieel destructief. Daarom fragmenteren we de honger van ons hart in een aantal hapklare brokken, die we vervolgens in verschillende relaties en leefgebieden proberen te bevredigen. Maar de echte dorst van ons hart kan alleen 'door een grotere dorst gestild worden', om met Abraham Heschel te spreken. We moeten a.h.w. door al die schreeuwende stemmen van onze behoeften heen verder naar beneden kijken, naar wat daaronder ligt. Heel vaak is het in tijden van woestijnbeleving dat we het onderscheid gaan ervaren tussen behoeften en verlangen, tussen gemis en gebrek. Zolang ook ons zoeken naar God gebaseerd is op behoeftebevrediging, tot zolang kan God weinig van zichzelf aan ons kwijt.

God is uit de aard van de zaak geen middel tot onze behoeftebevrediging, maar ultiem doel in zichzelf.Ook in een aardse liefdesrelatie moet de geliefde doel in zichzelf zijn, anders is de liefde niet meer dan een functionele, op behoeften gerichte band.Het onderkennen van eigen belangen en wensprojecties, en steeds weer opnieuw de ander in zichzelf zoeken, niet zonder mijn behoeften, maar niet alleen op grond daarvan, alleen zo zuivert de liefde zichzelf steeds meer uit. Dat is het eenwordingsproces in onszelf, de loutering van ons verlangen, de openheid die ligt onder het nivo van behoeften. Ik trek uit mijzelf om bij de ander te komen, uit verlangen naar de ander, niet naar een echo van mijzelf. Als ik de ander zoek om zichzelf, dan weet ik niet wat ik zal vinden, en dat is precies het grootste geschenk dat mij gegeven wordt.

 

Zo is het ook met God. Uit het hart van de werkelijkheid spreekt God ons aan, anders dan wij zelf kunnen bedenken. Daarom zegt Theresa: als het waterbekken dat boven de bron is aangelegd, volloopt, dan is het 'zonder gedruis', dwz, buiten onze manier van denken en voelen om. Het wordt gegeven als wij de greep van ons eigen verstand, onze manier van voelen en willen, onze eigen behoeften, los hebben gelaten, en ontvankelijk zijn geworden.Dan zijn we zo gericht op de ander/Ander dat we onszelf vergeten, en 'het water vloeit in het bekken van onze ziel zonder gedruis'.Als we de werkelijkheid zo zonder terugbuiging naar onszelf ontvangen, wordt heel de wereld taal van God (Buber), het leven brengend spreken van de Geest. Dat verstaan, en daarop met ons leven antwoorden, dag aan dag, dat is het léven in de Geest.

(lezing predikantenbond 1992)


Samenvatting

1. Tijden van opademing als eschatologisch voorschot kenmerken zich door oase en woestijn te verbinden. Het zuivert ons en verbindt ons met het lijden van de wereld, én als voorsmaak van de komende opstanding is het bron van moed en hoop.

2. Ervaringsmatige kennis van God is geen dogmatische kennis of vervanging daarvan, maar kennen als liefhebben, herkennen in plaats van kennen. Het is een immer terugwijkend kennen van God die zich zowel hult als verhult in de alledaagse werkelijkheid.

3. Het gaat om ontvankelijkheid voor de gehele werkelijkheid in zichzelf, niet gefiltreerd door mijn eigen belang, angst of verwachtingen, en vraagt mijn totale betrokkenheid.

4. Het verlangen dat onder mijn behoeften ligt, is mijn van God gegeven mogelijkheid om tot werkelijk ontmoeten te komen. In de kracht van dat verlangen kan ik wegtrekken uit mijzelf en de ander in zichzelf ontvangen. Het zo ontvangen van de werkelijkheid maakt alles tot taal van God, het levendmakende spreken van de Geest.

 

Enkele citaten:

   

Waar is Hij? Hij kan niet in ons leven. Wij laten het niet toe. Wij schamen ons voor Hem. Laf zijn we, ja, en bang. Waarom?

Omdat wij geen liefde hebben, zoals wij die zouden kunnen opwekken, geen liefde, die ons inderdaad met de Beminde verenigd houdt. Wij kennen, omdat onze liefde zo zwak is, ook geen offers meer en hebben ook geen moed. Wij, Nederlanders, moeten hier dubbel op onze hoede zijn. Wij zijn zo geneigd tot middelmatigheid. Wij hebben de leuze niet te overdrijven. En daarom onderdrukken wij alle spontaniteit. Wij noemen dat niet zo. Wij spreken van voorzichtigheid, dan komen wij niet in botsing met hen die onze beginselen niet delen, alsof zij geen groter bewondering zouden hebben voor onze heldenmoed en offervaardige liefde dan voor die halfheid waarbij men niet weet wat men aan ons heeft. Wij noemen dat nuchterheid en werkelijkheidszin, wij willen de hoofden koel houden. (Titus Brandsma, Heldhaftigheid)

Want de Oneindige God wekt in zijn beeld, de mens, een oneindige passie welke alles dat aards en eindig is vernietigt, tenzij het rust vindt in zijn goddelijke oneindigheid. Daarom is de enige maat voor de liefde het mateloze. (Jurgen Moltmann, Experiences of God, p.56)

   

Want er bestaat in de geleefde werkelijkheid het eenworden van de ziel, bijeenzameling van de krachten in de kern, het beslissende ogenblik van de mens.(-) de bijeenzameling acht het driftmatige niet te onrein, het zinnelijke niet te perifeer, het emotionele niet te vluchtig, - alles moet er in betrokken, er in gewonnen worden. Ze wil niet het afgestroopte zelf, ze wil de hele, onverkorte mens. Zij bedoelt werkelijkheid en is het. (Buber, ik en jij)

Geest is niet in het ik, maar tussen ik en jij. Hij is niet als het bloed dat in je circuleert, maar als de lucht waarin je ademt. De mens leeft in de geest wanneer hij in staat is zijn jij te antwoorden. Hij is daartoe in staat, wanneer hij met zijn hele wezen in de betrekking binnentreedt. (Buber, ik en jij)

   

Simone Weil: de liefde is een zuivere belangeloze opmerkzaamheid. Deze opmerkzaamheid kan alleen verzameld worden als de ziel door de eigen vernietiging is heengegaan. Dit gebeurt wanneer men zich in iemand verplaatst wiens levenskracht verminkt is, of dreigt te worden. (Geschonden ziel)

Leo Vroman: dit is een mooi gedicht als je de woorden weglaat.

Levinas: het verlangen dat zich onderscheidt van het gebrek dat in de behoefte ligt.

Augustinus: het leven van een goed christen is niets anders dan een heilig verlangen.



  

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info