KENNNISMAKEN MET CHRISTELIJKE MYSTIEK
De weg van de mystiek is de weg die God gaat met de menselijke ziel. Het woord ziel komt uit de bijbel, het wordt al genoemd in Genesis 2. Daar knielt God langs de rivier en maakt van de vochtige klei een mens (het hebreeuwse woord: adam) en hij blaast zijn levensadem in zijn neus. ‘En zo werd de mens een levende ziel’, staat er. Je ziel is dus daar waar God je leven aanblaast. Ieder levend wezen is levend omdat God ons aanblaast.
Mystici zijn mensen die God niet alleen willen dienen, en ook niet alleen willen ervaren, maar vooral verstáán. Mystici zijn mensen die God willen liefhebben én kennen tegelijk. Alle eeuwen door in het christendom is de vernieuwing van de kerk telkens weer voortgekomen uit zulke mensen. Zij schreven boekjes, zij gaven onderwijs, zij gaven raad aan politici vanuit hun eigen doordachte en uitgezuiverde Godservaring.
Heel belangrijk voor hen was dit:
wij zijn allemaal geschapen naar Gods beeld en tot zijn gelijkenis.
Dat betekent dus dat er in ons al iets aanwezig is dat op God is toegelegd. Er zit al een soort luchtstroom in ons die ons een bepaalde kant op blaast. De kerk noemt dat: de heilige Geest. Die is uitgestort en dus aan het werk in de hele wereld, om van de aarde het koninkrijk van God te maken. Hij blaast door het aanblaasgaatje, het putje in onze ziel zoals mystici ook wel zeggen. En daar kun je oog voor krijgen, daar kun je je bewust van worden. En dan kun je meewerken in plaats van tegenwerken, zoals wij met al onze goede bedoelingen nogal eens doen.
Mystieke teksten zijn geschreven door mensen die veel aandacht hadden voor dat aanblaaspunt van God, voor de ziel van de mens. Zij observeerden hun eigen leven en legden dat naast de leer van de kerk om inzicht te krijgen. Ze wilden begrijpen hoe God in mensen werkt en hoe dat in hun leven uitwerkt. Zo leerden ze zichzelf te begrijpen en hun medemens. En die konden ze dan helpen als hun geloofsleven vast liep.
De mystieke traditie van de kerk is dus een verzameling van ervaringswijsheid. En dat is maar gelukkig ook – want anders moeten we steeds weer het wiel uitvinden. We kunnen veel leren van gelovigen uit vorige eeuwen. Het christendom is al meer dan 2000 jaar oud. De laatste eeuwen is er veel aandacht gegeven aan de uitleg van de bijbel en de historische omstandigheden erom heen. Dat was een goede zaak maar wel wat eenzijdig. Tegenwoordig hebben we weer meer aandacht voor de ervaring van mensen. Dat moet ook wel. Als wij het geloof aan onze kinderen en kleinkinderen proberen over te dragen, hebben we niet zoveel aan theorieën over het geloof. Maar wel aan wat we er zelf aan beleven, aan wat het ons doet, hoe het in ons leven werkt, wie wij zijn als gelovigen.
We zijn niet zo gewend om daar over na te denken. Maar het is wel nodig dat we dat gaan doen. God hangt niet een meter boven onze werkelijkheid, maar zit er midden in – God is het hart, de zin, de betekenis, de essentie, de bron van het leven, niets iets eraan geplakt. Geloof in God is een manier van leven, niet alleen maar gedachten over het leven.
Leven uit geloof is leven uit wat God je geeft – en dat doorgeven aan de wereld.