Gastvrijheid



Er was voor hen geen plaats in de herberg.

 Het is misschien wel één van de bekendste zinnen uit het kerstverhaal. Als je het hardop uitspreekt, lijkt het wel alsof het ergens van binnen echoot. Geen plaats in de herberg. Klinkt er niet ergens het verdriet mee van al die vluchtende mensen uit onze eigen tijd, op zoek naar een plek waar ze welkom zijn? Geen plaats in de herberg. Misschien, in een verborgen hoekje van onze ziel, resoneert er nog iets mee: ons eigen verlangen naar een gastvrije ruimte. Alsof we er nog nooit helemaal konden zijn, echt konden zijn.

 Het echoot vanbinnen. Dat is niet toevallig. Er zit namelijk een soort echokamer in ons binnenste. Het is de leegte die we af en toe in ons leven tegenkomen, als we door de bodem zakken, als ons bestaan aan flarden wordt gescheurd door een groot verdriet, of door een groot geluk. Of als het lot van een ander ons hevig raakt. Ineens is er een gapende afgrond waar je duizelig van wordt als je erin kijkt. En die we daarom zo snel mogelijk weer toedekken of opvullen met herinneringen, dromen of projecten.

 Maar misschien is die leegte wel zoiets als ‘de herberg van onze ziel’. Misschien is het wel de ruimte die op God lijkt. Op de-God-die-zich-heeft-teruggetrokken. Een oud Joods verhaal vertelt over de manier waarop God gastvrij is.

 In het begin is er alleen God. Alles is gevuld met goddelijke werkelijkheid. Maar God die liefde is, verlangt zichzelf te delen, zoals liefde nu eenmaal wil. Maar aan wat of wie? Er is nergens plaats voor iets anders dan God. En dus trekt God zich terug, diep in zichzelf, zodat er een lege ruimte ontstaat. En in dat lege niets schept God de hemel en de aarde en alles wat daarin is.

 Ware gastvrijheid is eigen ruimte inleveren zodat een ander er kan zijn. Het kost dus iets van onszelf. Het vraagt dat wij een beetje minder ruimte innemen, zodat een ander een plek heeft om te kunnen zijn. Ware gastvrijheid is barmhartig. De hebreeuwse taal geeft daar een mooie aanwijzing voor. Het woord voor ‘barmhartigheid’ is verwant aan het woord voor ‘baarmoeder’. Een baarmoeder is de lege ruimte in een vrouw waar ander leven kan ontstaan - leven dat niet zijzelf is, maar iemand anders. God-die-zichzelf-terugtrekt geeft mensen ruimte als de gastvrijheid van een baarmoeder. God maakt plaats in zijn herberg zodat wij geboren kunnen worden.

 

Word toch waarachtig, mens! Wat blijft gij damp en schijn?

Wij moeten werk’lijkheid, en nieuwe mensen zijn!

Was Christus duizendmaal in Bethlehem geboren,

en niet in uwe ziel, zo waart gij toch verloren.

zo dicht Angelus Silesius in de 17 e eeuw.

  

Mensen zijn naar Gods beeld geschapen, zo vertelt het eerste bijbelverhaal. Ze zijn beeldragers van God, zoals Jezus. God is werkelijk, maar wij zijn ‘damp en schijn’, zegt Silesius. We worden pas waarachtig mens als Christus niet alleen in Bethlehem, maar ook in onze ziel geboren wordt. Dan komt dat beeld van God in ons aan het licht. Dan delen we in de barmhartige werkelijkheid die God zelf is.

 De herberg waar wél plaats is voor die wonderlijke geboorte, is de echokamer in ons binnenste. Mits we die niet volstoppen met ‘damp en schijn’. Dan worden de afgronden van ons leven ruimtes van gastvrijheid. Dan worden wij zelf Gods herberg met plaats voor vriend en vreemde. En wij zijn niet langer verloren, maar komen eindelijk terecht.

 

Verschenen in Open Deur, december 2016

 

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info