Gebaren en gebruiken
In elke kerk zijn er manieren van doen: van gebaren, staan en zitten, van vaste woorden die gesproken worden en nog zo wat.
Protestanten doen het weer anders dan katholieken en ook vaak nog weer anders dan hun protestantse buren. Wat wordt er zoal gedaan? En waarom eigenlijk?
Hier staan de meest voorkomende kerkelijke manieren (protestants, katholiek en oecumenisch) op een rijtje gezet.
Staan en zitten
Staan, knielen, zitten, en lopen tijdens een kerkdienst werd tot voor kort niet veel gedaan in protestantse kerkdiensten. Tegenwoordig is het belang van symbooltaal en het betrekken van je hele lichaam herontdekt en wordt er heel wat meer bewogen – niet tot ieders genoegen trouwens. In de oosterse kerk wordt het oneerbiedig gevonden om te gaan zitten in aanwezigheid van de heilige God – en blijft men de hele drie uur van de dienst staan!
Over het algemeen kun je zeggen: staan was vroeger een gebedshouding en is nu meer een teken van bijzondere aandacht of eerbied – je zet jezelf in de starthouding om te ontvangen wat er wil komen. Dat gebeurt op speciale momenten. Vaak wordt er gestaan bij:
- de aanvangspsalm aan het begin van de kerkdienst. In veel kerken wordt op dat moment ook de bijbel (of het evangelieboek als symbool van Christus) binnengedragen. Staan betekent dan dat je je opent voor de aanwezigheid van de levende Heer die naderbij komt.
- bij het klein en/of groot gloria – de engelenlofzang die gehoord werd bij de geboorte van Jezus, het groot heilig dat aldoor gezongen wordt voor de troon van God zoals het in de Openbaring van Johannes staat beschreven. Met de engelen mee wordt de lof gezongen aan de Eeuwige die onder de mensen wil komen wonen – en dat doe je niet zittend.
- bij de evangelielezing, want het is Christus zelf die ons aanspreekt als het evangelie gelezen wordt. In vroeger tijden en in veel kerken nog, werden de lezingen gezongen of gereciteerd (zoals ook de joden doen). Voor elke lezing en ook voor de tijden van het jaar zijn er dan bijbehorende zangtonen die iets van de betekenis van de lezing onderstrepen.
- bij de geloofsbelijdenis, als antwoord op de verkondiging, want dan verbinden we ons opnieuw aan het geloof van de kerk en gaan staan als teken van persoonlijke toewijding.
- bij het binnendragen van brood en wijn en bij het ontvangen ervan, want God zelf nadert ons in de tekenen van het avondmaal) – in de katholiek kerk staat men meestal voor het hele tafelgebed.
- bij het Onze Vader als teken van eerbied en verbondenheid met de christenen van alle tijden en alle plaatsen.
- bij de zegen: als teken van onze bereidheid om te ontvangen en de wereld in te gaan met de liefde van God.
Kruisteken, knielen, buigen
Er zijn verschillende manieren waarmee een kerkdienst wordt begonnen. In de katholieke kerk staat (of hangt) er een klein doopvont met gewijd water naast de deur. Daar doop je bij binnenkomst in de kerkzaal je vingertoppen in en daarna maak je met je vingers een kruisteken op je voorhoofd. Dat is een herinnering aan je doop en aan de vriendschap die God met je sloot. Daarmee zeg je in symbooltaal: ik kom deze ruimte binnen onder het teken van Gods liefde.
Meestal maken de mensen ook een kleine (knie)buiging richting de avondmaalstafel (of de tabernakel, waar brood en wijn worden bewaard), voordat ze gaan zitten in de bank. Het kruisteken wordt meerdere keren gemaakt tijdens de kerkdienst, meestal als antwoord van de gemeente op een gebed dat eindigt met de zin: in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Met je hand raak je eerst je voorhoofd, dan je hart, dan je linkerschouder en dan je rechterschouder aan (in de oosterse kerken eerst rechts en dan links, en alleen met de vingertoppen van je eerste drie vingers, teken van de Drie-eenheid). Zo zet je jezelf onder het teken van het kruis, symbool van de vergevende liefde van de Drie-Ene God. Ook de voorganger maakt soms een kruisteken in de lucht, als teken van toewijding en zegen (bv. over de gemeente, of over een overledenen, over doopwater, brood en wijn). Ikonen worden ook met een kruisteken begroet.
In de oosterse kerken (zoals in Chevetogne) kent men ook de grote bekruising, daar hoort een diepe buiging bij en een kruisteken tot aan de voeten. Bij bijzondere gelegenheden zoals een priesterwijding kent men ook de prostratie die in het boeddhisme heel gebruikelijk is: je languit op de grond uitstrekken als teken van het afleggen van je eigen ikje en overgave aan het leven van God dat door ons heen wil stromen.
Knielen wordt meestal gedaan na het ontvangen van brood en wijn als intense gebedshouding van toewijding, en in de katholieke kerk vaak bij de schuldbelijdenis, het tafelgebed en de voorbeden. In evangelische kerken is staan en knielen, je handen heffen in dankbaarheid of naar voren komen om jezelf opnieuw aan God te geven, heel gebruikelijk.
Het bovenlichaam buigen, of het hoofd buigen, wordt gedaan als teken van eerbied, vaak bij de lofzang op de Drie-Ene God, bij de schuldbelijdenis, en als de gemeente bewierookt wordt.
Tafelmanieren
Als je naar voren komt om brood te ontvangen, vouw je je handen in een kom, linkerhand boven (die is het dichtst bij je hart). Als de voorganger er een stukje brood, hostie (klein rond ouweltje) of matzes (joods pesachbrood) in legt, zeg je: amen (en dus niet: dank u wel).
Je pakt het brood niet, want het wordt je gegeven – daar gaat het precies om.
In sommige kerken krijg je een stukje brood maar geen wijn, of er wordt verwacht dat je je brood indoopt in de beker met wijn (tinctuur heet dat). In andere kerken kniel je om de beurt op speciale altaarbankjes en legt de priester een hostie op je tong of op je hand.
Soms wordt de beker in je handen gegeven om er een slokje uit te drinken, dan pak je die met beide handen aan. Soms zet de voorganger de beker aan je mond, en soms krijg je een stukje brood dat in de beker is gedoopt – verschillende kerken doen het op verschillende manieren. Als het avondmaal gevierd wordt terwijl je in de kerkbanken zit, dan geef je de schaal met brood en de beker aan elkaar door, terwijl je zegt: lichaam / bloed van Christus, of: brood uit de hemel, wijn van het koninkrijk.
Aan het einde van de viering wordt brood en wijn afgedekt, of drinkt de voorganger de beker leeg en bergt het overgebleven brood op om later aan zieken te brengen. Dit wil zeggen: de tekenen van brood en wijn zijn nu verdwenen: wij zelf zijn brood en wijn voor de wereld geworden.
Vredesgroet
Voordat er brood en wijn worden gedeeld, klinkt de vredesgroet. We zijn verbonden niet omdat we elkaar allemaal zo leuk vinden (dat is mooi meegenomen) maar omdat Christus zelf onze vrede is. Vanuit die vrede kunnen we elkaar vergeven en ontvangen, ook als we veel verschillen. Daarom wensen we elkaar eerst de vrede van Christus. Dat is dus iets anders dan elkaar goededag wensen. In bijbelse tijden en veel landen gaat dat gepaard met een vredeskus (een of twee (zweef)zoenen op je wang), of anders met een handdruk.
Responsies
Een kerkdienst is een over-en-weer tussen voorganger(s) en gemeenteleden, met ieder een eigen rol. De gemeente be-aamt (zegt dus: amen, dat betekent: dat het zo mag zijn), na gebeden, na verkondiging, na geloofsbelijdenis en zegen. Ook bekrachtigt zij haar voorganger om sommige taken te vervullen, zoals het voorgaan in de dienst, het voorgaan in de tafelvering en in de gebeden. Dat gaat meestal via een groet (voorganger: De Heer zij met u, gemeente: en met u/ en met uw geest, of: hij zij ook met u). Ook tijdens de schuldbelijdenis, het kyrie-gebed en de voorbeden onderstreept de gemeente de gebeden met responsies, al dan niet gezongen. Vaak wordt de geloofsbelijdenis gezamenlijk gezongen of gesproken, en ook het Onze Vader.
Kaarsen aansteken
De meeste kerken hebben tegenwoordig een paaskaars. Dat is een grote kaars die de opstanding van Christus symboliseert: licht dat het duister overwint. De manier waarop deze gebruikt wordt, verschilt nogal. In sommige kerken brandt deze al voordat je de kerk binnenkomt (want Gods licht is altijd aan), in andere wordt het aan het begin van de dienst aangestoken, in weer andere brandt het alleen bij speciale gelegenheden. In de Paasnacht wordt de nieuwe paaskaars in gebruik genomen, al dan niet met vijf wierookkorrels erin (symbool van de vijf wonden van Christus). Vaak worden ook de twee tafel(altaar)kaarsen aangestoken. Soms wordt er een kandelaar naast de voorganger gehouden als hij/zij de evangelielezing doet – symbool van het licht dat Christus brengt. In de vier weken voor Kerst wordt in veel kerken iedere week een volgende adventskaars aangestoken.
Zalving
Een kruisteken op het voorhoofd (en/of de handen) met gewijde zalfolie wordt gebruikt als teken van de Geest van God. “Wij zijn voor God een geur van Christus” (2 Cor.2:15). In protestantse kerken vinden we het meestal alleen (soms) als er belijdenis wordt gedaan (als je volledig lid wordt van de kerk) en bij zieken, in een gebed om de heelmakende kracht van Gods Geest. In katholieke kerken wordt het gebruikt bij het vormsel (een wijdingsceremonie voor 12-13-jarigen, waarbij gebeden wordt om de Heilige Geest), bij speciale taken in de kerk, bij zieken en stervenden.
Collecte
Geld geven in de kerk is deel van ons antwoord op het goede nieuws van God dat we in de bijbellezing en de preek gehoord hebben. God geeft zichzelf en wij geven onszelf – en ons geld is daar het symbool van. Als het goed is, is het kleingeld dat we in het zakje doen symbool van heel wat meer dat we overmaken naar de kerk en naar goede doelen - en uiteindelijk teken van ons hele leven dat we willen inzetten voor Gods vredesrijk op aarde. Daarom wordt de collecte ontvangen en aan God opgedragen.
Wierook
In katholieke en oosterse kerken wordt er veel gebruik gemaakt van wierook. Wierook betekent eer brengen (bewieroken zeggen we dan ook) en is ook een symbool van gebed. Er kan met een wierookbrander gezwaaid worden over de bijbel, ikonen, over de gemeente, in de vier windrichtingen (symbool van de hele wereld), over een voorganger voor een speciale taak, over kerken en voorwerpen die gewijd worden (toegewijd aan God).