JULIAN VAN NORWICH EN DE KOSMOS
Julian van Norwich is een Engelse mystica uit de 14e eeuw. Ze leefde in een kleine kluis, een dichtgemetseld vertrek aan een kerkje vast. Er zaten twee ramen in: één waardoor ze voedsel ontving en mensen haar konden spreken, en één om de mis in de kerk te kunnen volgen. Julian is bekend geworden door visioenen die haar onderwezen over God en haar eigen geloof. In dit gedeelte beschrijft ze met typisch Engelse humor één van de visioenen die ze ontving. Ze ziet een 'vreselijk klein ding, ongeveer zo groot als een hazelnoot'. Maar dat kleine ding is wel ‘al het geschapene’. Alles waar mensen zich zo druk over maken, dat hele bestaan van ons dat onze horizon vult, is vanuit God gezien niet meer dan een kleine knikker in een mensenhand.
Dit is haar beschrijving uit het boek Visioenen:
Daarop toonde hij mij een klein ding, ongeveer zo groot als een hazelnoot, dat rond als een knikker in de palm van mijn hand leek te liggen. Ik bekeek het nauwkeurig met het oog van mijn verstand en dacht: wat zou dit kunnen zijn? Het antwoord was heel algemeen: 'dit is al het geschapene'. Verwonderd vroeg ik me af hoe het kon blijven bestaan. Want klein als het was, had ik het gevoel dat het plots in het niet zou kunnen verzinken. Het antwoord dat Hij mij ingaf was: het bestaat en het zal altijd blijven bestaan want God bemint het. En zo heeft elk ding zijn bestaan te danken aan Gods liefde.
Haar visioen doet denken aan de beroemde foto ‘Earthrise’. Deze werd in de kerstnacht van 1968 genomen door de astronauten van Apollo 8. Zij vlogen op dat moment boven het oppervlak van de maan en zagen de aarde opkomen. Ze waren diep onder de indruk en maakten de iconische ‘aardeopgang’ foto. Het was voor het eerst dat mensen over de hele wereld op een afstand naar de aarde konden kijken. Een klein blauw-groen bolletje in een immense zwarte ruimte.
Een aantal jaar geleden heeft NASA een video uitgebracht die precies laat zien wat er destijds gebeurde. Nu kunnen we zien wat de astronauten destijds meemaakten: de allereerste blik ooit op onze eigen planeet. (Nasa/Earthrise/the 45th anniversary). Hier kun je het filmpje bekijken:
Schouwen
Het visioen van Julian is een religieuze ervaring die haar een aantal waarheden over de werkelijkheid onderwijst. Ze ziet dat het bestaan niet aan zichzelf ontleend wordt: het wordt in stand gehouden, het wordt bewaard en het is voortgekomen uit de liefde van God.
Ze ziet de waarheid over de wereld - maar wat toónt het haar? Wat is Gods bedoeling dat ze dit ziet? Daarmee toont Julian zich een ware mystica voor wie ervaringen geen einddoel zijn. Het gaat haar niet om een bemoedigende beleving van God of het geloof. Zij wil leren, hóren, wat haar Geliefde haar duidelijk wil maken.
Julian gaat nog een stapje verder. Ze overweegt het volgende:
Ik zag in dit kleine ding drie kenmerken: ten eerste: God heeft het geschapen. Ten tweede: God bemint het. Ten derde: God bewaart het. Dat zag ik dus. Maar wat schouwde ik erin?
Ik schouwde de Schepper, de Behoeder, de Minnaar ervan. Want zolang ik niet wezenlijk met hem verenigd ben, zal ik nooit echte rust of echt geluk kennen. Ik wil hiermee zeggen: zolang ik nog niet zó stevig aan hem vasthang dat er tussen mijn God en mij totaal niets is dat geschapen is. Dit kleine geschapen ding, ik had het gevoel dat het zo nietig was dat het in het niets had kunnen verzinken. Dit is iets dat we nodig moeten weten, opdat we behagen zouden scheppen in de onthechting aan al dat geschapene, om God die ongeschapen is, lief te hebben en te bezitten. De reden immers waarom ons hart en ziel niet echt tot rust komen, is dat we hiér naar rust op zoek gaan, in dit nietig dingetje waarin ze niet te vinden is, en onze God niet kennen die almachtig is, alwijs en algoed. Hij die de ware rust is. God wil gekend worden en hij schept er behagen in dat we in hem uitrusten. Want al wat beneden hem staat kan ons geen voldoening schenken. En dat is de reden waarom geen enkele ziel rust vindt, tot ze aan al het geschapene onthecht is. Wanneer zij aldus onthecht is uit vrije wil en uit liefde om Hem te bezitten die alles is, dan is ze in staat om geestelijk rust te ontvangen.
In haar beschrijving laat Julian zien hoe je met religieuze ervaringen kunt omgaan. In de eerste instantie gaat het om nauwkeurig te zien, te horen, te ontvangen. De ervaring wil zich ontrollen. Dat vraagt om een zekere overgave en het even opschorten van je oordeel erover. Want dan verlaat je het moment en sta je er weer buiten om erover na te denken. De meeste mystici vertellen dat visionaire momenten van korte duur zijn - alsof de tijd erin samengebald is. Het vindt plaats buiten het normale tijdsverloop. Pas daarna komt er een beroep op het verstand. Julian’s zestien ‘visioenen van liefde’ zoals ze die noemde, ontving ze toen ze dertig was, in een periode van vijf uur. Haar boek erover schrijft ze veel later. Julian wil niet alleen ervaren, maar ook hóren, begrijpen. Twintig jaar later probeert ze met heel haar kennis, ervaring en met de wijsheid van de kerk te duiden wat het visioen haar wil zeggen. Maar ze gaat nog een stapje verder.
Ze vraagt zichzelf: wat schouwde ik erin? Schouwen gaat altijd over God zelf, over de Geliefde. Schouwen is niet zozeer een conclusie van het eigen verstand, maar een verdere uitwerking van het visioen: een volgend geschenk. Schouwen is wat Geliefde verenigt met geliefde. Wat schouwt Julian in haar visioen? Ze schouwt God zelf erin. Zo bereikt het visioen, de religieuze ervaring, haar doel: eenheid met God. Ik schouwde de Schepper, de Behoeder, de Minnaar ervan. Want zolang ik niet wezenlijk met hem verenigd ben, zal ik nooit echte rust of echt geluk kennen. Dat is waar het visioen op uit is. Dat is waar alle religieuze ervaringen op uit willen lopen: eenheid tussen God en mens. Niet dat Julian dit allemaal zo snel begreep. Het duurde twintig jaar voordat ze deze woorden vond.
Julian’s visionaire blik op God - niet met de ogen gezien maar in de geest - zet haar leven in een kosmisch perspectief. Zij leeft op dat piepkleine bolletje daar. Waarom onrustig worden van alle nietige aardse zaken? Julian schreef dit in de 14e eeuw, in een tijd dat de pest een derde deel van de bevolking uitroeide. Reden genoeg om onrustig te worden. Maar nu is het God die haar blik vult. Alleen zo valt weg wat haar aan de aardse werkelijkheid bezwaart. Dan pas is ze onthecht genoeg om rust te vinden in God.
Ons hart is onrustig totdat het zijn rust vindt in God zelf. Dat kan alleen als er niets meer van de geschapen werkelijkheid tussen staat. Als die maar zo klein is als een hazelnootje, waarom zou je dat tussen jou en God in laten staan?
(eerder verschenen in: Herademing, tijdschrift voort spiritualiteit en mystiek)