ONTWAKEN
zomaar wat notities
Ontwaken. Zo wordt het genoemd als je met je eigen ogen iets gaat opmerken van God. Alsof je eerst slaapwandelend door het leven ging maar nu ‘spreekt de blomme een tale’. Zonder woorden hoor je aanwijzingen over je leven, verborgen voor het zicht van je gewone ogen zie je iets glanzen van grote schoonheid. Zonder dat je precies weet hoe, werkt er in je leven een dynamiek die je in beweging houdt.
In de traditie wordt dat soort opmerkzaamheid toegeschreven aan de ziel. Dat is niet hetzelfde als je verstand of je zintuigen of je gevoel, maar een ander soort vermogen dat met God te maken heeft. En God schiep de mens naar zijn beeld, een levende ziel zegt het bijbelboek Genesis. God heeft de mens voorzien van een ziel en daarmee kun je zowel in de tijd leven als iets van eeuwigheid opmerken. Dat vertellen ons duizenden verklaringen van gelovigen door de eeuwen heen. Tjeu van Knippenberg, in zijn boek: Existentiële zielzorg, noemt de ziel een grensinstrument. Het is het vermogen om op de grens te staan tussen twee even reële werkelijkheden: die van God en die van de mens. Tussen hemel en aarde. Als je ziel ontwaakt is, dan begin je het leven te bezien vanuit God.
Bij de hedendaagse mens is de ziel maar moeilijk wakker te krijgen. De tijd werkt niet mee: stedelijk druk, luidruchtig, gericht op produceren en consumeren, weinig gelegenheid om stilte te beoefenen, om aandacht te ontwikkelen, om ontvankelijkheid te leren en verwondering, allemaal manieren om kennis te maken met je ziel. Bovendien hebben we de psychologie die ons vertelt dat er geen ziel bestaat maar alleen een geest, en die zit vol complexen en neurosen, behoeften en verlangens, woorden en interpretaties. Veel van wat voor geloof doorgaat is ontmaskerd als projectie en kinderlijke wensdromen. Dat kunnen we zelf ook herkennen als we daar de tijd voor nemen en eerlijk genoeg zijn. Maar de geest is niet de enige innerlijke dimensie van een mens.
De christelijke kerk heeft al vrij snel in haar bestaan een methode ontwikkeld om de ziel van mens te doen ontwaken en om te leren hoe je kunt leven op het ritme ervan. Er is een spirituele weg die hoort bij het christendom. Langs die weg leer je jezelf kennen en wordt je leven langzaam omgevormd naar het beeld van God dat in je ziel geschreven staat. Dat beeld lijkt niet op je buurman of je ouders, maar op Christus. En die weg is de gang door het kerkelijk jaar.
Dat jaar van Advent tot Voleinding, is een aaneenschakeling van verhalen over Jezus. Zijn leven vormt het patroon voor de spirituele groei van zijn leerlingen. Het oude woord daarvoor is: heilsgeschiedenis. Niet geschiedenis als verleden tijd maar geschiedenis die nú heilzaam is. De kerkelijk feesten zijn momenten van overgangen, van grote waarheden die hier een bepaalde vorm gegeven worden. De knooppunten die mensen meemaken in het leven worden hier allemaal belicht en in een ander licht gezet. Mensen kunnen de werking van het kerkelijk jaar in hun eigen leven herkennen, als ze daar een beetje hulp bij krijgen. Want God is niet ver weg maar altijd bezig om ons leven de goede kant op te bewegen. De Geest van God is over de wereld uitgestort dus daar moet wat van te zien zijn. En dat is er ook, als de ogen van je ziel zijn opengegaan. Je eigen levensverhaal, wat je zelf concreet meemaakt: daar liggen de sporen.
Het catechese project dat ik heb ontwikkeld gaat hierover. Stap voor stap, week voor week, worden de deelnemers geholpen om over zichzelf na te denken en hun leven te bekijken vanuit het licht van het kerkelijk jaar. En dan blijkt er van alles allang te gebeuren.
Gods Geest werkt en wenkt en roept en geeft, op talloze manieren. Van uitzonderlijke gebeurtenissen als visioenen en gezichten tot ziekenhuisopnames, bejaardensozen en doodgewone huis-tuin-en keukenspiritualiteit.
Maar laat mij het wat dichterbij brengen en wat belevenissen uit mijn eigen leven vertellen. Niet als voorbeeld hoe het moet, want ieders weg met God is geheel persoonlijk, maar hoe het in mijn geval de afgelopen maanden ging. Een aantal dagboeknotities en soms wat commentaar.
October. Herfsttijd in het kerkelijk jaar. Teksten van oogst en oordeel worden gelezen. Moeilijk te begrijpen soms. Maar dit weekend kreeg ik er meer zicht op. Ik was bezig met de tuin. Mijn oordeel werd gevraagd: planten verplaatsen, verwijderen, inkorten. Onverwacht merkte ik dat er een soort soepelheid in het geheel kwam, alsof ik aan het weven was met tuinplantjes, een kleurtje hier, een hoogte daar, iets groens in de ene tijd en iets roods in de andere. Het was bijna een gesprek, de planten wilden iets en ik wilde iets, zij neigden naar iets en ik had zo mijn eigen ideeën. Het was totaal niet romantisch, en het ging niet over goed of fout, maar over wat klópte, wat recht deed, wat paste in geheel dat mijn tuin is. Oordeel als een dans van plant en mens.
Ondertussen volgen de rampen elkaar op. Tornado’s in Amerika en Vietnam, overstromingen en aardbevingen in Pakistan, bosbranden in Portugal, vogelgriep in China, modderlawines in Hongarije. De aarde beeft en siddert. Hoe fragiel het bestaan is, wordt onontkoombaar blootgelegd. De zon komt op en gaat onder en niets is vanzelfsprekend.
November. De Voleindingszondagen zijn begonnen. Ik zit achter mijn bureau en mijmer over de teksten waarover ik moet preken. Stilte begint binnen te sijpelen en laat zachtjes haar eigen geluid horen. Advent trekt van binnen, merk ik bij mezelf. De nadering heeft zich ingezet en zoals altijd weet ik niet wat het betekent. Welkom, roep ik, mij geschiedde naar uw woord, klinkt er in mij.
Dan krijgt de tijd zijn verticale dimensie en alles wordt doorzichtig en gelijktijdig. Levenslust en stervensverlangen zwellen aan en schuiven in elkaar. Het is me niet onbekend en ik laat de golven ongehinderd passeren. Ook dit is niet wat ik ben en het hoeft niet in mij te passen. Als-een-geliefde sterkt zich een Gestalte over mij uit. Het is Christus Koning ongetwijfeld, maar dan wat het beduidt. Het is onmogelijk om zó gelukkig te zijn dus adem ik het uit, de hemel past nog niet op deze mijn aarde. Ik heb werk te doen en dat doe ik.
Later in de week denk ik erover na en weer opent zich de tijd. Mijn gedachten worden stilgelegd en iets anders neemt het over. Het is geen gevoel of dagdroom, maar iets dat zich in mijn verbeelding aandient zonder eigen initiatief. Een nuchtere extase is het, niet ‘buiten maar in de geest’, om met woorden uit de mystieke traditie te spreken. Opnieuw is daar Christus Koning, en al mijn geliefden dichtbij of ver weg zijn aanwezig in één gestalte die mij bijna lichamelijk aanraakt.
Ik kijk nauwkeuriger en zie de zichzelf opblazende Irakezen en hun uiteengereten slachtoffers, niet als foto’s zie ik het maar als een soort weten. Wat ik zie is dit: geen leed of geluk valt buiten deze Gestalte, hij omvat alle verbindingen die ik ken en nog niet ken. Deze gelijktijdigheid van de voltooide hemel met de onvoltooide aarde gaat mijn begrip te boven maar niet mijn waarneming. Even volledig maar niet hetzelfde als het lichaam van een geliefde is deze nabijheid. Ik weet niet waarom dit zo is maar ik aanbid en vergeet en begrijp, alles tegelijk. Het doorschouwende dat zich opent is hoog geluk en alles overstijgend wat er aan begrippen voorhanden zijn. Geen woord kan bevatten wat in zichzelf het wezen is van alle woorden, de kracht en de waarheid en het meest van al de werkzaamheid ervan. Dit is beminnen en bemind worden met elke cel van mijn lichaam en elk stroompje in mijn hersenen en elke kiem van gevoel, de liefde ademt in en uit. Voleinding voltrekt zich zoals het wil.
December. De machtige deuren op deze onderste lagen van mijn ziel sluiten zich langzaam. Ik bemerk het tot mijn droefheid en opluchting tegelijk. De hemel trekt zich terug van mijn aarde en ik voel het kielzog van wat voorbij is gegaan. Wat rest is een schrijnend verlangen en ik zie: het ontledigende van Advent zet zich in. De immer-verdiepende honger naar niets-dat-ik-kan-benoemen. Dieper geef Jij jezelf, je graaft je in in mijn onbekende diepten, het zaad valt en valt, nadert en nadert en alles voelt als weggaan en verlies. Maar ik begin het te leren na al die jaren. Langzaam maar zeker begin ik Jouw averechtse wijze van nabijzijn te herkennen. Ik begin in te zien hoe het tekort als bron werkt in mensenlevens. En in kerken.
Dorst doet verlangen. Dorst zet in beweging. Dorst doet zoeken naar de Bron.
Psychologie heeft me geholpen te begrijpen wat mijn visioenen over mijn eigen schaduwkanten en nog onbekende talenten zeggen. Maar psychologie bleek niet toereikend om de onrust die ze veroorzaken weg te nemen. Gelukkig er zijn andere bronnen, oer Nederlandse bronnen uit de Middeleeuwen.
Eén van de allereerste in het Nederlands schrijvende auteurs ooit, de begijn Hadewich, zegt het in haar zesde visioen heel herkenbaar:
“ En ik zag Degene die ik zocht en zijn aanschijn openbaarde zich zo lichtend! Ik kon erin herkennen al de aanschijnen en al gestalten die ooit bestaan hebben en bestaan zullen (..) ik zag zijn grootheid onder alles verdrukt; ik zag zijn kleinheid boven alles verheven; ik zag zijn verborgenheid alles omvatten en omvloeien; ik zag zijn wijdheid binnen alles besloten.”
Deze vorm van zien, inzien en doorzien is een (vaak maar niet alleen) vrouwelijke vorm van theologie bedrijven, zo blijkt uit de geschiedenis. Creatieve verbeelding vanuit de ziel. Godservaringen zijn vormend, sturend, ontwrichtend en genezend ineen. Ik concludeer uit mijn visioen: God is niet zomaar een idee. Hij is als werkzame toekomst midden in het hier en nu. De toekomst van God bestaat uit geheelde mensen en een geheelde mensheid, als één lichaam verenigd. Niet als mooi ideaal maar als werkelijkheid om nu al uit te leven. Dat is wat de kerk het leven van Christus noemt. En daarom zegt de kerk: wij zijn geroepen om lichaam van Christus te zijn.
Het tijdschrift Herademing wil mijn artikel hebben. Het gaat over de moderne dichter Hans Faverey en de betekenis van Advent. Faverey doet met zijn gedichten wat Advent doet met mensen die de kerkelijke weg volgen. Leeg worden van al je houvasten en je gewoontepatronen, en zo thuiskomen. Geloven is schaatsen op glad ijs, maar dan zó:
wak na wak, huis-
waarts gebogen neuriënd
zich de schaatsers .
Er is veel hoop in Faverey’s humor. Humor die de kerk dringend nodig heeft en de wereld niet minder. (kijk voor het artikel bij literatuur: Hans Faverey)
M. stuurt me een mailtje. Hij is één van mijn emailcatechisanten die wekelijks de voorgeschreven bijbelteksten lezen terwijl ze voor zichzelf vragen beantwoorden over hun eigen leven. Zo verheldert het liturgisch jaar hun leven en zo verheldert hun leven het liturgisch jaar.
Deze week stond het verhaal van de aankondiging aan Maria centraal. Ik had daarbij geschreven: “Er wordt weleens gezegd dat elke gelovige (of misschien wel elk mens) een Maria is: zwanger van God. De bijbel zegt het zo: we zijn naar Gods beeld gemaakt en bestemd om op God te lijken. Wat je je daarbij moet voorstellen, kun je aflezen aan zijn Zoon. Wie wij zijn is dus niets iets dat we zelf moeten fabriceren maar dat gaandeweg aan het licht wil komen. En aankondigingen zijn gebeurtenissen die ons daaraan herinneren. Of zelfs ons daartoe een flinke duw geven. Je kunt ze herkennen omdat er een spanning in je wordt opgeroepen, bijvoorbeeld omdat er een onverwacht appèl op je gedaan wordt, of een daad van overgave of vertrouwen gevraagd wordt.”
M. mailt: nou, dat was me de aankondiging wel! Kwam ik deze week onverwacht met ernstige klachten in het ziekenhuis en ben ik gedwongen van mijn suikerverslaving af te komen… Hij moet er hartelijk om lachen.
Hoogbejaarde vrouwen schuifelen binnen voor de kerstviering van de bejaardensoos. Ze stallen hun rollator naast de verwarming die op hoge toeren draait. De iets minder bejaarde gastvrouwen schenken thee en serveren kerstkransjes. Het is van een voorbije tijd, deze soosvieringen, uit de tijd van deze mensen en daarom wel voor hen maar niet meer voor jongere ouderen waardevol. De middag is gevuld met kerstverhalen, afgewisseld met versjes van Nel Benschop en oude kerstgezangen begeleid door een niet altijd even zuivere piano, een ietwat dwalende dame praat er luid doorheen, je zou er de slappe lach van krijgen. Maar dat krijg ik niet.
Een lichtglans valt door het raam en dringt met enige moeite ook tot mij door. De lach van God klinkt onhoorbaar maar wel waarneembaar en maakt alles heilig. En ik besef, nederig gemaakt: het hangt niet van ons af. Hoe dringend behoeven wij redding, dat hoef je niet te geloven want dat dringt zich iedere dag wel aan je op. Maar het is Gód die ons redt, en niet ons bewustzijn van God. Niet onze inzichten, niet onze doctrines, niet onze goede werken of onze mystiek, niet onze taal en ook niet ons zwijgen kunnen ons verlossen van zielloos, doelloos en onvruchtbaar leven-zonder-bron. Het mysterie dat hier weliswaar clichématig maar oprecht gevierd wordt, is glashelder zichtbaar en volkomen verhuld tegelijk. En dit is waar: hoe meer verhuld, hoe mooier het schittert. Echt Kerst.
Januari Afgelopen zondag werd Driekoningen gevierd, het feest van Epifanie, het licht van God dat verschijnt in menselijke gedaante. Er werd een kind gedoopt in de katholieke kerk die ik bezoek als ik in Frankrijk ben. Tegen al mijn protestantse codes in kwam de familie binnen aan het einde van de mis. De doopviering begon daarna in klein gezelschap.
Intuïtief vertrouwend niet op de waarheid maar op de werkzaamheid van het verhaal zijn ze gekomen - de enige goede reden eigenlijk. De vader met zijn snelle kapsel grapte met zijn familie, de meer betrokken moeder las de vereiste teksten, de aanwezige kleintjes rotzooiden wat aan terwijl de hoogbejaarde priester met water, olie, en licht rondcirkelde.
Geen identiteit die je zelf in elkaar moet knutselen. Geen ego dat je met moeite weer moet zien kwijt te raken. Maar wel een naam die op je voorhoofd geschreven wórdt. God is het die ons geeft wat nodig is, God is de werkzame dynamiek dwars door het gewone leven. Dit wellicht uit gewoonte gevierde ritueel is toch ook Epifanie, licht van God in menselijke, al te menselijke gedaante. Overduidelijk te zien als je ziel wakker geworden is.