Spirituele weerbaarheid
‘De cursus zelfverdediging is gratis’, zei de universiteit tegen ons, de vrouwelijke studenten. Dat bleek nodig wegens het grote aantal aanrandingen op en rondom de campus. Dus ik leerde schreeuwen, want dat is je eerste verdediging, en schoppen en stoten. Een beetje zelfvertrouwen verandert de manier waarop je loopt, en dat op zichzelf schrikt al af, zo hoorden we. Hard schreeuwen bleek nog moeilijk voor ons, het hoorde niet bij ons aangeleerde damesgedrag. Van dat aangeleerde gedrag kwam ik vooral af door Simone de Beauvoir en haar ‘Tweede Sexe’, een absolute eye openener voor me. Ik werd fysiek en mentaal meer weerbaar tegen mensen en meningen die mij de vrijheid ontnamen om als persoon authentiek en van binnenuit te ontwikkelen.
ziel
Maar wat is het eigenlijk, dat van binnenuit doet ontwikkelen? Wat is dit meest kostbare van een mens dat we koste wat kost beschermen moeten? Wat is het ‘zelf’ verborgen onder alle ego-jasjes? Om in bijbelse termen te spreken: wat is het graan verpakt in het kaf van ons uiterlijk bestaan, wat is het goud in het gesteente van onszelf? De christelijke traditie antwoordt: de ziel, of de geest. Dat is de plek waar God en mens elkaar raken, onze eigen diepste persoonskern. ‘De ziel, het allerdiepste van haar midden’, zoals Johannes van het Kruis het noemt. Hoe weerbaar zijn we tegen alles wat onze ziel kan aantasten? Is er zoiets als een innerlijk kompas dat je op koers houdt ook als er geen veiligheid is om je heen? Ja, hoe zit het met onze spirituele weerbaarheid?
beeld van God
Voor kerkvader Augustinus (354-430) is de mens in de eerste plaats: imago Dei: beeld van God, zoals in Genesis 2 beschreven.
God schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis. Maar dat wil niet zeggen dat we al op God lijken: we zijn capax Dei, we hebben het vermogen om God te ontvangen, zo zegt hij in zijn boek over de Drie-eenheid. Je kunt het vergelijken met was en een zegelring: de afdruk in de was is leeg – maar heeft de vorm van het zegel. Die afdruk oefent een werkingskracht uit, zo schreef ik eerder in het e-boekje Sporen van God. De leegte ervan trekt ons naar God, wiens stempel ons tot leven bracht.
'De groei naar beelddrager van God is geleidelijk. We zijn niet ineens heilig omdat God zijn stempel op ons zet. De werking van God is als gist, geleidelijk aan trekt het door alle lagen van ons bestaan heen. Alle aspecten van onze persoon worden meegenomen: ons inzicht, onze emoties, onze driften, onze deugden en ondeugden, onze kwetsuren en onze talenten. Dit is een levenslang integratieproces waarbij steeds nieuwe kanten van ons boven komen en omgevormd worden, mee-gevormd naar de afdruk van Gods eigen wezen.' (p.36).
verduistering
In zichzelf dragen mensen (en wellicht alles in de schepping) een beeld van God, als een voorgevormde leegte die verlangt naar vervulling ‘die past’. Maar dit beelddrager-zijn kan verduisterd worden. De leegte ervan kan verdoezeld worden doordat we ons innerlijk opvullen met allerlei andere zaken die eigenlijk niet bij de ‘vorm’ van onze ziel passen. Zoals aangeleerd dames- (of heren-) gedrag. Of door kwaad dat ons aangedaan wordt en ons zelfbesef misvormt. Lijden dat te groot is om te dragen, eenzaamheid die onze verbindingskracht ondermijnt, verslavingen die ons vervreemden van onszelf. Dat vraagt om verlossing.
Christus
Christus is de volmaakte beelddrager, zegt de kerk. In hem is het beeld van God in menselijke vorm zichtbaar. Hij is een mens die helemaal ontvankelijk is voor God en God alleen. Als je naar hem kijkt, zie je de mens die is zoals hij bedoeld is, volkomen gelijkend op God in menselijke vorm. Daarom is Christus nodig om ons ‘beschadigde beeld’ te herstellen. Zijn opstanding wijst de weg voor onze eigen opstanding, die van onze aangetaste ziel en later ook ons lichaam, zo meent Augustinus (Drie-eenheid VII:3.5 en IV:3,6). Maar hoe dan? Door God aan het werk te laten. En die werkzaamheid ligt dichterbij dan je misschien denkt.
capax Dei
De kern van ons wezen is een ontvankelijkheid die ‘de vorm van Gods stempel’ heeft; in de christelijke traditie: Christus. Ons bestaan is gestempeld met een voorafdruk: we zijn mensen die op gelijkheid met God zijn aangelegd. We zijn geschapen om deel te nemen aan het liefdesleven van de Drie-ene God. Niet allerlei goede werken, maar ons vermogen om dat te ontvangen is dus cruciaal. Niet onze wilskracht, talenten, gezondheid, inspanningen, maar de leegte die ons doet verlangen naar onze oorsprong, naar God – daar moeten we bewust van worden en feeling mee houden. Want die werkt.
bron
De Spaanse non Teresa van Avila (16e eeuw) hield van het verhaal van de Samaritaanse vrouw aan de bron en Jezus die haar vertelt over levend water (Johannes 4).
Ze vergeleek het geloofsleven met een fontein die op de plek van een natuurlijke bron is aangelegd: alle water dat uit het waterbekken stroomt, komt voort uit die bron en wordt voortdurend aangevuld. Dat is een stuk makkelijker dan een heel systeem van leidingen en pijpen die je nodig hebt als de fontein ergens anders is aangelegd. Daarmee bedoelde ze de uiterlijke vormen van godsdienst: kerkgang, bijbelstudie, meditatievormen, rituelen etc. Die zijn prima om iets van dat levende water te ontvangen, maar er is ook zoiets als een bron. Je daden komen als vanzelf uit je eigen diepste zelf voort als die bron binnen in jezelf kan stromen. Het waterbekken wordt gevuld ‘zonder enig gedruis’, zegt Teresa. Dat wil zeggen: buiten onze manier van denken en voelen om. Het wordt gegeven als wij de greep van ons eigen verstand, onze manier van voelen en willen, onze eigen behoeften, los hebben gelaten, en ontvankelijk zijn geworden. Dan zijn we zo gericht op God dat we onszelf vergeten, en 'het water vloeit in het bekken van onze ziel zonder gedruis'. (uit: Kasteel van de Ziel)
binnenkant
‘Ziel, zoeken moet je jezelf in Mij, en Mij moet je zoeken in jezelf’, zo schrijft Teresa in een gedicht. De weg naar bewustwording en herstel van onze aangeboren ontvankelijkheid voor God vraagt om inzicht. Inzicht in de binnenkant van jezelf en alles om je heen. Dat is niet hetzelfde als zelfreflectie, maar lijkt meer op ontwaken, bewust worden. Het geeft een andere manier van kijken, eentje die zich niet laat misleiden door de buitenkant, door hoe ‘het lijkt’. Je kijkt niet langer naar jezelf door de ogen van anderen, en niet langer naar anderen door de ogen van jezelf. Alles wordt gezien ‘in God’. Onvoorwaardelijke liefde is de lens waarmee de binnenkant, de essentie, de gegevenheid van alles zichtbaar wordt. Alles is capax Dei – alles bestaat doordat God het geeft. Het bestaan zelf is niets anders dan ontvangenis. Dat is de meest fundamentele waarheid over onze werkelijkheid, the really real om met de theoloog Paul Tillich (20e eeuw) te spreken.
doop in de Geest
In de pinksterbeweging wordt vaak gesproken over ‘de doop in de Geest’ (zie bv Handelingen 2,10 en 19). Al kun je daar geen systeem van maken, het is wel degelijk iets dat mensen kan overkomen. Dit lijkt op ‘wakker worden’. Je wordt je bewust van de Heilige Geest, een ander woord voor de gunnende goedheid die van God uit eeuwig stroomt. In de woorden van de als ketter verbrande Marguerite Porete: ‘de Minne opent haar boek’. Kwam de liefde van God eerst als van buiten op je af, door kerk, bijbel, muziek, natuur, mensen, ont-dek je dat nu van binnen. Vanuit die innerlijke bron wil ook Teresa leven en werken. Dan kan ze dragen wat haar overkomt, aan tegenstand, ziekte en ongelukken. Zelfs als het haar, na een slippartij en val in de modder, humoristisch doet uitroepen: ‘Als U zo met uw vrienden omgaat, geen wonder dat u er zo weinig heeft!’ Een Taizélied zingt een van Teresa’s beroemdste uitspraken: Solo Dios basta! (alleen God is voldoende).
veilig?
Ook Etty Hillesum, de joodse schrijfster die in Auschwitz werd vermoord, wist van die vreemde geborgenheid. Veilig te zijn, terwijl je niet veilig bent. Ze noteert in haar dagboek: ‘En nu –in een onbewaakt ogenblik- lig ik opeens tegen de naakte borst van het leven, omhuld in duizend zoete armen. Dit is mijn levensgevoel en ik geloof, dat geen oorlog daar verandering in kan brengen’. Elders zegt ze: ‘Men kan ons niets doen, men kan ons werkelijk niets doen’. In contact met haar diepste bron wist ze heel scherp wat haar weg was: niet om zichzelf in veiligheid te brengen, maar om het lot van haar joodse volk te delen. Alleen zo kon ze het meest kostbare in zichzelf, God-in-haar, veilig houden – en authentiek zichzelf blijven. Zo voorkwam ze dat het kwaad haar misvormde: het is de ultieme vrijheid.
weerbaarheid
De kern van wie wij zijn, is onaantastbaar. Niemand kan de afdruk van Gods wezen ongedaan maken, hoe verduisterd deze ook raakt door de wisselvalligheden van het bestaan. Zoals de kerkleraar Eckhart (13e eeuw) het zegt: ‘Niemand of niets vermag aan de grond van de ziel te raken dan God alleen’. Het meest kostbare in de mens is ons vermogen om God te ontvangen. De leegte van onze ziel is de bron van ons Godsverlangen en dus van onze wezenlijke groei als mens. De gave van de Geest is precies het openkomen van deze ontvankelijkheid, zodat gunnende goedheid kan overstromen, de wereld in. Op welke wijze de liefde dat vervolgens wil doen, dat is nu juist het meest persoonlijke: het krijgt de kleur van ons unieke bestaan. In volgende artikelen zal Herademing dit verkennen. Etty Hillesum kan meegaan in de veewagons, Bonhoeffer gaat daarentegen het verzet in. Giuseppe Chiara, op wie de hoofdpersoon uit het beroemde boek: ‘Stilte’ door Shushaku Endo is gebaseerd, kan uit gehoorzaamheid aan de stem van Christus toegeven aan zijn onderdrukker, Marguerite Porete verduurde evenzeer uit liefde de brandstapel. Dit besef maakt werkelijk nederig: alles komt van God en Hij gaat met ieder een hoogst persoonlijke weg. Hoe zou ik dan kunnen oordelen over een ander?
kompas
Ontvankelijkheid voor God werkt als een innerlijk kompas. Innerlijke leegte, gericht op God, the really real, leert ons essenties te onderscheiden. Als God-in-ons het meeste lijkt op een altijd stromende rivier van gunnende goedheid, dan volgen daaruit enkele praktische aanwijzingen. Vasthouden aan wat voorbij is, hindert openheid voor wat wil komen. Innerlijke stilte – en daarom soms ook uiterlijke stilte - is nodig om te kunnen horen wat er gegeven wordt. De weg naar binnen zal altijd naar buiten willen stromen: in het begin misschien om en om, later als twee kanten van dezelfde medaille, als een vloeiende, ebbende zee (Ruusbroec). Tenslotte: je weet niet van te voren hoe je weg zal zijn – dat geeft zowel vrijheid als onzekerheid, een levenshouding van fundamenteel niet-weten. En dat precies is wat vertrouwen, of geloof, in ons doet groeien. We leren lopen op de golven van het bestaan en ontdekken: Solo Dios basta! Spirituele weerbaarheid in een notendop.

