Columns in het stadsblad, over geloof en leven (3)
Gepubliceerd in "de Westwijker", Vlaardingen (1998-2003)
rode draad..?
OPERATIE
De zaallichten zijn gedempt. De vrouw naast me snurkt zachtjes. Even verderop probeert iemand een elementaire lichaamsfunctie aan de praat te krijgen. Op het prikbord achter mijn bed hangen de eersten van vele beterschapkaarten uit de Westwijk (en zelfs uit Holy!). Sommigen reageren op mijn vorige column waarin ik schreef over mijn aanstaande baarmoederverwijdering. Het is de nacht voor mijn operatie en ik voel me merkwaardig rustig, met een vrolijke ondertoon die zomaar aan is komen waaien. Het is toch werkelijk de humor waaraan ik de nabijheid van God het meest herken. Humor nergens over maar in zichzelf bestaand. Alles is goed, zoveel meer goed dan in begrippen gevat kan worden.
Het verbaast me een beetje, deze vrolijke ontspanning zo vlak voor de operatie. In de maanden ervoor ben ik af en toe echt bang geweest. Angstiger dan ik verwacht had. Zo’n donker dreigend zwart gat, een werkelijke doodsangst die me soms bij de keel greep en de adem benam. Die angst had me verrast. Ik ben niet bang voor de dood, meende ik van mijzelf. Ik heb vaak aan een sterfbed gestaan en de nadering van die onherroepelijke scheiding, dat definitieve einde gezien. En soms hoorde ik in de nadering van de dood ook het nabijkomen van iets anders, als voetstappen van een langverwachte geliefde. Soms kierde het even en scheen er achter die deur een gouden licht. Soms, tussen die laatste ademteugen in, leek het alsof er ergens ver weg muziek klonk. En dus was ik verbaasd – en in mijzelf teleurgesteld - dat ik voor mijn eigen mogelijke dood zo angstig bleek. Een beetje overdreven ook, zo ernstig was de operatie nu ook weer niet. Maar ja, angsten hebben zo hun eigen wetten.
Ik sprak erover met een vriendin die al langer in de schaduw van de dood leeft. “De angst gaat nooit helemaal weg”, zei ze, “maar wel groeit het besef van armen die je vangen als je valt”. Armen die je vangen? Ik kon dat vertrouwen niet in mij ontdekken. “Als ik niet voel dat ik opgevangen word, durf ik dan nog wel te vallen?” vroeg ik mij af. Het antwoord diende zich vanzelf aan, nuchter en droog alsof ik een geboren Vlaardinger ben. “Wel ja, dan val ik toch gewoon”. Toen wist ik weer dat het geloof geen sluipweggetje is om de donkere plekken van het leven heen. Geloof is niet anders dan het vertrouwen om de weg te gaan zoals deze zich aandient. En de wolken verdwenen en de zon kwam tevoorschijn en ik dacht er niet meer aan.
En nu is het de avond voor de operatie. Twee dagen terug heb ik mijn laatste kerkdienst geleid. We vierden de herinnering aan onze doop, teken van de vriendschap die God aanbiedt voordat we er zelf weet van hebben. Het water van de belofte brandt nog op mijn voorhoofd. Het is de Geest die levend maakt, zo luiden de woorden van het ritueel. En hoe waar-waarder-waarst is dat. Het rijst omhoog in de lucht als Engelse koormuziek maar dan in geur en kleur en zeven dimensies tegelijk. Als een gouden grondmist krult zich het geluk om alles van deze ziekenzaal heen. De vrouw tegenover mij rolt in haar slaap bijna uit bed, nog net op tijd schiet de langslopende verpleegster toe. De humor ervan en de zorg, de geluiden en de stilte van de nacht, alles is omvat in een lach van goedheid te groot voor het geluk alleen. En dat allemaal nog zonder morfine.. Het moeten al die beste wensen en gebeden van u wel zijn. Waarvoor bij dezen mijn dank!
Territoriumdrift
Dat speelt zich momenteel af in en om onze tuin. Wat is dat toch met het voorjaar dat iedereen ineens zijn eigen plek wil innemen, liefst uitdagend tegenover een ander? Ik wil gewoon rustig in mijn eigen tuintje van de voorjaarszon genieten. Maar dat zit er niet in. Niet alleen vanwege al die mensen die nu hun auto’s gaan wassen met dreunende autoradio’s. Of de scootergangs die ’s avonds diepzinnige boy-girl gesprekken voeren en af en toe de glasbak een trap verkopen. Of de schoonmaakwagens met hun draaiende borstels die het wintervuil uit hun schuilhoeken langs de trottoirs vegen en over de hele weg verspreiden. Of de plantsoenendienst die dit jaar de bomen met motorzagen te lijf gingen, versplinterapparaten dagen in vol bedrijf, en vervolgens de gazons met graafmachines tot moddervelden omtoverden. Ach, een mens moet wat over hebben voor verantwoord natuurbeheer.
En dan de dieren. Neem onze poezen. Ze tolereren ons bestaan als een noodzakelijk kwaad. Dat wij nou juist in die met tuinkussens beklede stoelen willen zitten, is niet aan hun verstand te brengen. Verder hebben we een egel in de tuin. Een grootvader-van-een-egel. Zijn vrouwtje is een aantal jaren geleden op hoge leeftijd gaan hemelen, maar grootvader scharrelt nog heel wat af. Als hij wakker is tenminste. Op zomerse avonden neemt hij de tuin over. Hij rent over het gazon met zijn neus op het spoor van een overheerlijk insect en loopt ons rustig omver als het aan hem ligt. De hele winter hebben we hem niet gezien, maar bij de voorjaarsbeurt van de tuin schepten we hem bijna op de composthoop. Dat de natuur van slag is en ongeveer een maand te vroeg aan het groeien en bloeien is, dat is volledig langs hem heen gegaan. Als wij zonodig moeten snoeien en planten en opruimen, dat moeten we zelf weten. Maar hij is van de oude stempel en niet van plan om vóór Pasen in de benen te komen. Opgerold als een grote stekelbal laat hij zich onaangedaan vervoeren naar een nieuwe slaapplaats. Onze poezen besnuffelen hem voorzichtig en laten hem wijselijk met rust. Toen ze nog klein waren hebben ze hun lesje geleerd: met een egel tikkertje spelen is niet leuk.
Maar van de week is hij toch wakker geworden. Een grote rode kater maakt de buurt onveilig, inclusief de slaapplaats van de egel. Met sidderende staart markeert de kat alle uithoeken van het terrein, een schuin oog naar onze twee dames op de vensterbank. Die vergeten hun gebruikelijke waardigheid en blazen beledigd. Soms doen ze een dappere poging hun tuin terug te veroveren, maar meestal kiezen ze voor de veiligheid van het huis. Alleen als wij buiten zitten durven ze de tuin in, de helden. De egel is verdwenen, waarschijnlijk heeft hij de rust van een verlaten mollengang opgezocht. Herrie is voor jongelui.
Er is nog een macho die het leuk vindt om uit te dagen: een Vlaamse gaai. Zo groot als een duif en pronkend met zijn veren vliegt hij vlak voor ons langs, de mezen van schrik de struiken in jagend. Maar de ekster slaat alles. Op twee meter afstand strijkt hij neer in een boompje vlak naast ons terras en kwettert zo hard dat je geneigd bent je schoen naar zijn kop te gooien. Het enige waar de ekster ontzag voor heeft zijn de meeuwen. Die nemen hun bad op ons platte dak – we voelen de spetters op ons hoofd neerdalen - en jagen hem krijsend uit de buurt.
Territoriumdrift. Vastbesloten pak ik mijn koffie en een boek en doe de deur open. De zon schijnt. Dit is mijn tuin. Ik neem mijn plek in. Toch?
BRIL
Ik neig mijn hoofd alsof ik de koningin ben. Kin omhoog, ietsjes lager, nog een beetje lager, nee, toch wat omhoog. Het beeld wil maar niet scherp worden. Ah, dat is ‘m. Doodstil blijf ik zitten en tuur naar het beeldscherm. Ik haal mijn beste blind-typ-vaardigheden tevoorschijn want het toetsenbord is in nevelen gehuld. Ergens tikt iets op een raam. Ik draai mijn hoofd en na enige tijd ontwaar ik een tak van de druif naast mijn tuindeur. De wind speelt ermee. De slak die zich aan het blad vastklemt zal er vast duizelig van worden. Ik voel mijn eigen draaierigheid en wend mijn blik af, op zoek naar nieuwe duidelijkheid. “Binnen drie weken bent u gewend en wilt u niet meer terug,” verzekerde de opticien mij. “Deze multifocus lenzen zijn heel gebruikersvriendelijk”.
Multifocus. Het doet me denken aan die ratelende verrekijkers van vroeger, waar je een kwartje in moest gooien. Dan kon je van dichtbij zien hoe de sleepboten aanhaakten om een tanker de haven binnen te brengen. Of aan het vergrootglas van een stuiver waarmee mijn broer en ik de mieren griezelend bestudeerden. Als je de afstand niet goed had, was alles wazig.
Multifocus, een mooi woord. Een woord om te onthouden. Als me iets treft van onze tijd, dan is het wel de eenzijdigheid van kijken. Het lijkt wel of er maar één bril is om mee naar de wereld te kijken: heb ik er wat aan? Of het nu gaat om normen en waarden, om werkgevers of werknemers, natuurbeheer, kinderwens, huwelijkstrouw, multicultureel samenleven, asielbeleid of vrijwilligerswerk, het eigen belang staat onbeschaamd voorop. Het lijkt wel alsof we minder dan ooit in staat zijn om het belang van een ander in te denken, laat staan in te voelen. Maar, zoals mijn dochter van de week aan tafel zei: there is no match, there is no winner, there is no loser. (er is geen wedstrijd, er is geen winnaar, er is geen verliezer).
Survival of the fittest, alleen de sterkste overleeft, kan wel de regel van de evolutie zijn, maar het is geen recept voor menselijke ontwikkeling. De hoogte van een beschaving wordt afgemeten aan de zorg die gegeven wordt aan de meest kwetsbaren, niet aan het bruto nationaal product. Hoevelen onder ons zijn al niet het slachtoffer geworden van markt-denken? Wegbezuinigd, overwerkt, alleen gewaardeerd als je goed presteert? Het marktdenken sijpelt door in onze buurt-relaties, in kerken en clubs, in vriendschappen, in gezinnen en in de liefde. En we verliezen onze multi-focus: ons vermogen om ons aan elkaar te verbinden, om ons in elkaar in te leven, om eventjes in de schoenen van de ander te stappen. Ons uitzicht wordt wazig, alleen waar het mijn belang raakt komt de wereld in beeld. Het wordt tijd voor een andere bril..
Na een paar uur gaat het al makkelijker, dit switchen tussen beeldscherm en toetsenbord. Misschien heb ik niet eens drie weken nodig. Multifocus: gebruikersvriendelijk!
KIND
Het was erg tegengevallen toen hij met pensioen ging. "De hele dag die man over de vloer", zei zij zuchtend. En hij wist niet wat hij aan moest met een lege agenda en een statusloos bestaan. De doktersrekening steeg met sprongen, maar beter werd het niet. Totdat, twee straten verder, hun kleinkind werd geboren. Binnen de kortste keren lag hun huis vol luiers en flessen en speelgoed. Het was een uitkomst voor de ouders die al drie jaar op de wachtlijst voor kinderopvang stonden ingeschreven maar nog niet aan de beurt waren. En opa en oma? Die waren aan een tweede jeugd begonnen…
In de donkerste tijd van het jaar wordt een kind geboren. Het licht is niet verdwenen, het leven is niet voorbij. Ergens, meestal waar je het niet verwacht, begint iets nieuws, zie je het al?
En we halen kerstbomen in huis als beeld van de levensboom die altijd groen blijft. We hangen er lichtjes en kerstballen en snoep in alsof het de paradijsboom vol levensvruchten zelf is. We geven elkaar kerstkado's omdat het leven, dat steeds weer nieuw begint, toch altijd een geschenk blijft. En wat een kado is de liefde, de vriendschap, de familiezorg. Zouden we dat niet eens per jaar omlijsten met een feestmaal?
Vind je het niet schijnheilig als mensen met Kerst wel naar de kerk komen en je ze verder nooit ziet? Nee, dat vind ik helemaal niet. In de kerk vieren we oermenselijke ervaringen, of we nu gelovig zijn of niet. Iedereen kent het verlangen naar licht als het donker is, naar een nieuw begin als alles vast zit, naar leven als er alleen nog maar uitzicht op dood is. De zon gaat op voor gelovigen én ongelovigen. God spreekt zijn woord van nieuw begin in ieders leven, altijd weer. Dat is gelukkig - en Godzijdank - niet afhankelijk van het 'juiste' geloof. De kerk ziet en dankt de Gever van leven achter al deze geschenken. Ere zij God in de hoge - en welkom is iedereen die daar iets van wil meevieren, of je je nu wel of niet iets bij God kunt voorstellen. Godsvoorstellingen worden trouwens erg afgeraden in de bijbel..
Kerst-mis. Christusfeest, betekent dat letterlijk. Wie zijn de feestvierders? Als ik naar mijn vader en zijn kleindochter kijk, dan weet ik niet wie van de twee het meeste plezier heeft. Misschien, als wij in het licht van de kerstboom elkaars ogen zien glanzen, of als het Gloria uit de kerken oprijst, is daarboven ook wel een feestje aan de gang. Met engelenzang…
BROODTROOSTER
Er is een nieuwe ontwikkeling gaande in domineesland. Overal in Nederland schijnt het toe te nemen: de vraag naar een dominee bij begrafenis of crematie, ook als mensen niet bij de kerk horen. Een gebed, een stukje uit de bijbel, een zegen, het kan allemaal weer. Sterker nog, er is behoefte aan. Freek de Jonge noemde ons enigszins liefkozend: broodtroosters. Want waar moet je naar toe als het bij je handen afbreekt? Onlangs werd ik bij iemand geroepen die nooit kerkelijk was geweest en pas had gehoord dat hij zou gaan sterven. Waarom wil je er een dominee bij?, vroeg ik. Het hoort bij jullie, zei hij. En hij keek verbaasd toen hij over zijn eigen dood sprak.
Leven en dood zijn een mysterie. Bij elke geboorte en bij elk sterven ervaar je even hoe vreemd het eigenlijk is, hoe mysterieus het leven en de dood. Eerst was je er niet. Toen een tijdje wel. En dan weer niet. Onbegrijpelijk. En kijk naar buiten: de eerste narcissen steken hun kop op, knoppen zwellen aan. Nog even en het is weer lente. Is dat niet te wonderlijk voor woorden, dat zichzelf steeds weer vernieuwende leven?
Het kan raar verkeren. Was het een tijdje terug nog vreemd als je gelovig was, tegenwoordig zeggen de vrienden van mijn dochters afgunstig: wat heb je veel meegekregen van huis uit. Niet alleen snappen ze waar Bach over gaat, of hoe dat zit met de verloren zoon op het schilderij van Rembrandt, ze kennen oude gebedswoorden en begrijpen waarom een ouderling een kaars aansteekt bij de aanvang van Het Huwelijk. Maar meer nog dan dat, er is een besef van diepte en betekenis, van samenhang en bestemming, van mysterie.
Het lijkt wel een groeiend gevoel van veel mensen: een verlangen naar iets meer dan het platte bestaan. Een vermoeden dat er méér is dan wat je zelf kan vatten of verzinnen. Soms is de dood het moment waarop dat bewust aan de oppervlakte komt. En dan is het eigen gevoel niet meer genoeg. Dan kan populaire muziek en een privé-herinnering geen vervanging zijn voor oude woorden en een zegen. Ook dat zijn mensenwoorden, maar ze zijn gevuld met tweeduizend jaar traditie en geloof. Dit is wat ze zeggen: ons leven en sterven wordt omvat door een groot geheim: liefde die eeuwig is.
OPSTAAN
Anderhalf uur heeft hij er voor nodig. Opstaan is de moeilijkste klus van de dag. Langzaam je bewustzijn laten ontwaken totdat je beseft dat je in je bed ligt en wakker moet worden. Enige tijd om dat ernstige feit tot je door te laten dringen. Langzaam overeind gaan zitten en wachten tot je de overtuiging hebt dat je benen je dragen kunnen. Uit bed komen. Vaste handelingen als wassen, tanden poetsen, kleren aandoen, in onveranderlijke volgorde zodat je nergens over hoeft na te denken. Koffie zetten, brood smeren, kat eten geven, krant lezen. Met een vriendelijke glimlach je vrouw op afstand houden zodat je niet hoeft te praten. Na anderhalf uur is hij mens.
Niets is zo belangrijk als opstaan. Opstaan is het begin van alles. Opstaan, opstand, opstanding: de woorden zijn aan elkaar verwant. Opstaan betekent een breuk: je gaat van de ene toestand in de andere: van slapen naar wakker zijn. Opstand betekent verzet tegen een situatie die je niet wilt. Zonder opstand wint het recht van de sterkste en blijven machthebbers wereldwijd aan het bewind. Opstanding is dat allemaal en nog meer: opstanding gaat van dood naar leven.
Opstaan kun je op allerlei niveau’s. Van slapen naar waken, maar ook van dood naar leven, zoals de kerk met Pasen viert. En dan gaat het niet alleen maar om wat er eventueel ná de dood met je gebeurt. De kerk viert opstanding zodat wij echt zullen leven vóórdat we dood zijn. Je kunt leven maar toch van binnen dood zijn. Dood doordat je bitter bent geworden, of angstig. Dood omdat je nooit het lef hebt gehad je hart te volgen. Dood omdat je ingekapseld bent geraakt door geld en macht en veiligheid. Of omdat zorg bezorgdheid is geworden en je de adem beneemt. Dood omdat je opgesloten bent geraakt in je eigen kleine ik en geen werkelijk contact maakt met anderen.
Niet iedereen staat even makkelijk op. Soms duurt het een hele tijd voordat je zo’n overgang gemaakt hebt. Mensen komen nu eenmaal niet gemakkelijk tot voluit leven. Religieuze rituelen zijn er niet voor niets: ze helpen bij het wakker worden. Soms weet je niet eens dat er leven is anders dan het voortbestaan dat je nu kent. Toch zijn er momenten waarop het tot je doordringt: dat je een bestemming hebt, een roeping, een grote mogelijkheid om goed te doen, om voluit te leven in alle hoogten en diepten van je menszijn. Het is Pasen geweest, de haan heeft gekraaid, de klok heeft geluid, de wekker is gegaan: het is tijd om op te staan.
FAMILIE
Familie, dat is een merkwaardig verschijnsel. Nergens zoveel diepe gevoelens van verbondenheid, nergens zoveel haat en nijd. Je kiest ze niet uit en je zit er je leven lang aan vast. Zelfs al verbreek je de band – dan nog zit je vast aan die verbroken band (en waarschijnlijk nog vaster dan als je ze gewoon bleef zien). Het familiegevoel zit vol met dubbele emoties: de zus of broer die ik liefheb en die me zó kwaad kan maken; mijn vader of moeder waar ik alles voor over heb en die het allemaal maar vanzelfsprekend schijnt te vinden; familie die je beter kent dan wie dan ook en die minder van je af weten dan je buurman.. In mijn pastorale praktijk kom ik nergens zoveel pijn tegen als wanneer het over familie gaat. En dan heb ik het niet over de regelrechte rampgezinnen, maar over ‘gewone’ families. Onuitgesproken verwachtingen die verwoestend werken, een onbegrepen behoefte aan bevestiging die maar nooit komt, tegenstrijdige behoeften en levensstijlen, afzetten tegen ouderlijk gezag terwijl je al veertig bent en toch wel wat beters te doen hebt, en ga zo maar door. De juiste afstand en nabijheid blijkt maar moeilijk te vinden.
Mensen verbinden zich met elkaar. Dat is het mooie en het moeilijke van relaties. Zonder verbondenheid kunnen we niet leven, teveel verbondenheid verstikt. Eigenlijk zou ‘t het beste zijn als er iets tússen zat, in elke relatie, een soort schakel die verbindt en een beetje uit elkaar houdt tegelijk. Een brug die twee oevers kan verbinden zonder de rivier van het leven te hinderen. Maar ja, wie is zo’n bruggenbouwer?
De kerk geeft een antwoord op die vraag met Pinksteren. Dat vierden we onlangs. Pinksteren is het feest van de Heilige Geest. De kerk viert dat God mensen met elkaar verbindt door middel van de Geest. We kunnen ons om allerlei redenen aan elkaar knopen, maar de beste verbinding is die God zelf legt. Familiebanden kunnen lelijk in de knoop raken, vriendschappen kunnen uit elkaar groeien, mensenmassa’s kunnen gemanipuleerd worden. Relaties die hun basis in God hebben, bevorderen het welzijn van iedereen. Eenheid zonder verlies van je eigenheid: is dat niet wat we zoeken in al onze kontakten?
Je kunt het vergelijken met de spaken in een wiel. Het centrum van een wiel is een lege cirkel waar de as in past. Zo is het mysterie van God het middelpunt waaromheen wij mensen onze eigen plek innemen. Wat ons verbindt met elkaar is dat Middelpunt waar we allemaal aan vast zitten, ieder op een eigen manier. Hoe meer mensen zich ervan bewust worden dat de diepste verbondenheid wortelt God, hoe vrijer én nabijer ze kunnen zijn. Niemand hoeft iets te bewijzen of te veroveren, niemand is meer of minder waard: iedere ‘spaak’ is nodig en onvervangbaar. Dat is wat Pinksteren voelbaar wil maken: God verbindt zich met ons en daarom horen mensen bij elkaar. Zelfs al zijn ze familie..
VERMAAK
De godsdienst is een goede zaak en geeft het mensdom veel vermaak, dat meende Multatuli al. Niet iedereen zal het hem nazeggen. Teveel mensen hebben benauwende en zelfs verwoestende ervaringen opgedaan met het geloof in hun jeugd. Ze groeiden op met een godsdienst zonder enig gevoel voor humor. Humor is de graadmeter van de godsdienst. Daaraan valt direct het gezondheidsgehalte af te lezen.
Geloof is namelijk altijd mensenwerk. Wat wij denken over God of Jezus of bijbel zijn menselijke opvattingen. De werkelijkheid van God overstijgt ieder menselijk begrip. God is de werkelijk Ander die altijd ontsnapt aan wat mensen denken. “God kan niet bedacht worden maar wel bemind”, zegt een oude wijsheid. De eerste van de 10 geboden verbiedt het maken van beelden van God. Dan gaat het niet zozeer over hout of steen, maar over voorstellingen die verabsoluteerd worden. Beelden die zich vastgezet hebben, zetten op hun beurt mensen vast. Humor is het beste vaccin tegen verstarring. Met andere woorden: alleen God is absoluut – ideeën of gevoelens over God zijn dat niet. Geloof is net als fietsen een kwestie van in beweging blijven; sta je stil dan val je om (aldus Noordmans in het Groot Citatenboek over God, geloof en kerk).
Maar de bijbel dan? Die zegt toch precies wat we moeten denken? Nee, dat doet hij niet. De bijbel is een bundel van door mensen geschreven en door mensen doorvertelde verhalen die over duizenden jaren verzameld zijn. In die verhalen zit tijdloze inspiratie (een tijdbom, zou Jan Wolkers zeggen). Die inspiratie moet in iedere generatie weer ontdekt worden en vertaald naar de tegenwoordige tijd. De bron van die inspiratie noemt de kerk: God. Het jodendom leert dat er wel 70 manieren zijn om de bijbel uit te leggen. Waarom 70? Omdat er 70 verschillende volken in de wereld zijn en ieder volk verstaat de bijbel op zijn eigen manier en zo hoort het ook. God is te groot om in de bijbel op te sluiten. De Geest van God waait waarheen hij wil…En het is zaak om dáár een beetje open voor te staan. Dat kan niet als we alles dichttimmeren. Ongeloof is trouwens ook een vorm van dichttimmeren.
Daarom is humor zo belangrijk en al helemaal zelfspot. Als wij onszelf niet kunnen relativeren, dan zijn we algauw kleine dictatortjes voor een ander (en voor onszelf). Met al onze goede bedoelingen maken we onze privé waarheid tot norm voor iedereen. Onze opvatting wordt onze zekerheid, de grond onder onze voeten, het centrum van onze identiteit. Zo wordt het nooit iets met God en ons en wij met elkaar..
Vroeger bestond de traditie om op Pasen een paasmop te vertellen in de kerk. Hier en daar beginnen ze weer te klinken. In de Pauluskerk in Rotterdam is er met de daklozen zelfs een wedstrijd ‘paasmoppen vertellen’ geweest. En als wij al te serieus worden, zijn er nog altijd kinderen die onbevangen en luidkeels zingen: God is getrouwd, zijn plannen falen niet...
DANKJEWEL
Herfstnevel hangt gevangen in witte webben tussen buxus en hortensia. Het ruikt naar zonlicht op natte bladeren. Op het plein staat een groepje drukpratende mensen, een luide lach klinkt.Vandaag ben ik helderziend, soms zijn er van die dagen, ik weet niet waarom. De Westwijk verandert van een gewone volkswijk met flats en winkelkarretjes en gestolen autoradio’s in een wonderwereld van schoonheid en buitengewone menselijkheid.
Het is alsof een lichtend netwerk zich over de wijk uitstrekt zo ver mijn oog reikt. Daar gaat een man, geld pinnen voor zijn bejaarde buurvrouw. Even verderop rijdt een vrouw op de fiets op weg naar haar moeder die ze al jaren verzorgt. De schoonheidsspecialiste concentreert zich, haar Reiki-liefde doorstroomt de doodgewone massage met speciale aandacht, zomaar voor niks. De Turkse jongen die blikjes en Aldi-folders opruimt uit de struiken, werkt rustig en gestaag door. De vrijwilligsters in de Valkenhof schenken koffie met een hartelijke groet erbij. De wijkagenten maken een praatje met de klusjesman die voor de hele buurt karweitjes doet. In de winkel vraagt de caissière aan een man hoe het gaat na de dood van zijn vrouw. Een meisje schiet een dame te hulp wiens boodschappentas omgevallen is. Twee straten verderop klinkt de eerste kreet van een baby. Iemand is bezig de vensterbank van de tandarts op te sieren met nieuwe producten die in de wereldwinkel te koop zijn. Een vrouw verlaat de flat waar ze de hele nacht heeft gewaakt bij een stervende, zodat de familie een nachtje kon slapen. Aan een keukentafel vouwt een vrouw haar handen en beveelt een lange lijst van namen aan in de zorg van de Eeuwige. Langs de surfplas loopt de dichter: nog even en een gedicht wordt geboren. Een jongen fietst naar de Vliet om de boot in orde te maken voor de jonge zeeverkenners die hij leert zeilen. De onderwijzer troost een kind dat haar knie stootte op het klimrek. Een kat dartelt rond alsof het lente is, goud licht maakt boomtoppen kostbaar, een duif bezingt de dood en wiekt de zon tegemoet.
Er is niets gewoons aan het leven. Er is niets gewoons aan de zorg die mensen aan elkaar geven. Alles is onuitsprekelijk ongewoon en verbazingwekkend. Dat de aarde blijft draaien, dat wij ooit geboren zijn en dat wij weer ophouden te bestaan. Dat er mensen zijn die zomaar iets aardigs willen doen voor een ander. Dat er mensen zijn die hun werk doen met meer dan gewone inzet. Soms is geloven in West niet nodig: dan is het: zien. Dan weet ik: het leven is één groot dankjewel.
ZONDE
“Eeuwig zonde!”, riepen mijn kinderen toen ze zagen wat er gebeurd was. De porseleinen schaal lag in duizend stukjes over de plavuizen keukenvloer. Het was de allereerste keer dat ik het sjieke servies gebruikte. Mijn schoonmoeder gaf het me mee toen ze verhuisde naar een kleinere woning. – en nu al heb ik een onvervangbare schaal gebroken. Eeuwig zonde.
Nou ja, ééuwig, dat hoop ik niet. Maar zonde klopt wel. Want je bestemming missen, dat is de grondbetekenis van het woord zonde. Een schaal die kapot valt, waar niet meer van genoten kan worden, die geen onderdeel meer is van de familiefeesten, dat is een schaal die zijn doel heeft gemist.
Het wordt tijd dat we het woord zonde onder het stof vandaan halen. Want het is nog steeds zo dat wij onze bestemming missen als we niet in de gaten krijgen wat ons daarvan afhoudt. En dat is zonde. Het karikatuur van het wijzende vingertje van de schoolmeester, of de boze blik van een op zijn tenen getrapte god kunnen we toch weleens achter ons laten? Zonde, dat is om droevig van te worden. Droevig om mensen die in herhalende gedragspatronen vastzitten waardoor hen steeds weer hetzelfde overkomt. Droevig omdat ouders en kinderen elkaar zo heel erg nodig hebben en toch niet uit het conflict weten te blijven. Droevig omdat iedereen streeft naar geluk en iedereen lijdt aan de pijn en het verdriet van het leven – en toch is dat niet genoeg om ons met elkaar verbonden te voelen.
Zonde, dat is net zoiets als een mobieltje dat geen zendmast kan vinden: het is een leuk machientje maar het doet niet waar het voor is. Of een radio die niet goed is afgestemd en alleen maar ruis produceert. Eerlijk is eerlijk: wij mensen produceren heel wat ruis. Zelden komt er mooie muziek uit, terwijl dat toch wel de mogelijkheid is. Want dat is waarom er in de kerk over zonde wordt gesproken: zodat we de ruis uit ons leven weg kunnen halen en ons afstemmen op de Bron van alle mooie muziek en alle mooie daden en alle leven en geluk. Als het gaat over zonde dan gaat het over vrijheid: over de mogelijkheid om een mooi en écht mens te worden zoals God het in zijn dromen voor zich ziet.
Eerlijk gezegd vind ik het wel een beetje zonde dat de Westwijker gaat stoppen. Een gemiste kans voor de gemeente om het gezicht van de verschillende wijken aan het licht te laten komen en daarmee het gevoel van verbondenheid met de hele stad te versterken. Jammer ook dat daarmee de mogelijkheid vervalt om het eigenzinnige geluid van het geloof in ons eigen stadsblad te laten horen. Gezien de vele reacties die ik in de loop der jaren kreeg werd het gewaardeerd dat ‘daar ook eens iets over wordt geschreven’. Maar alles wat een begin heeft, heeft ook een einde, om met de Matrix te spreken. Of, wat hoopvoller in bijbeltaal: elk einde is een nieuw begin. Zonde doet de deuren van de toekomst dicht. Maar Advent zet ze wagenwijd open..