Job en het lijden
Oorzaak en gevolg. Daar gaat het over. Voor wat hoort wat. Dat is de basiswet van ons bestaan en er is niets mis mee. Maar hoe zit het met het toeval, met dat wat zomaar in je schoot valt, hoe zit het met wat je zomaar overkomt?
Het verhaal van Job is bekend. Job is een rijke oosterse sjeik, die waarschijnlijk leefde in de tijd van Abraham. Job is rechtvaardig, eerlijk, heel erg gelovig en bestuurt zijn land en familie met liefde en recht. Zelfs zijn vijanden haat hij niet, maar geeft hij ook geen kans om de overhand te krijgen. Een voorbeeldig mens. Zelfs God vindt dat. Nu kregen we in de eerste hoofdstukken van het boek een doorkijkje naar de hemel. In het hof van God werkt ook Satan, de aanklager. Dat is niet de duivel zoals die verschijnt in de bladzijden van het nieuwe testament. Hij is gewoon een lid van God's hofhouding met een functie zoiets als die van een officier van justitie. Hij lijkt wel wat op de stem van ons geweten, de censor die wikt en weegt en alles zo zuiver mogelijk probeert te houden. Dat is de functie van de satan hier.
Nou, zegt Satan, het is geen wonder dat Job zo vroom is, het gaat hem geweldig voor de wind. Makkelijk om in God te geloven als alles goed gaat. Niet voor niets.
Welnee zegt God, Job dient mij niet omdat ik hem beloon. Zijn liefde voor mij en de zorg die hij geeft aan iedereen, dat komt uit hemzelf. Dat is echt. Dat is onvoorwaardelijk, zo is Job gewoon. Hij DOET niet alleen goed, hij IS het ook. Het is geen kwestie van oorzaak en gevolg. Het is Job eigen vrije keuze.
Die hele hofhoudings-scène is als een spiegel voor ons. Waarom proberen we goed te leven? Waarom gaan we naar de kerk? In hoeverre speelt mee dat we de hemel als beloning willen? Willen we daarmee de zegen van God verdienen? Gedragen we ons braaf om als beloning gelukkig te worden? Mensen zijn niet voor niets vaak boos als ze ineens door tegenslag worden getroffen. 'Waar heb ik dat aan verdiend?' klinkt er dan.
In het verhaal van Job horen we hoe de satan van God de vrije hand krijgt om al Jobs bezittingen, al zijn zegeningen, weg te nemen. Job is verslagen, kapot van verdriet, ernstig ziek. Maar hij verliest zijn geloof niet. Hij zweert zijn vroegere leven niet af. Maar hij begrijpt er niets van. Hij stikt bijna in zijn ellende, hij kan zijn speeksel niet wegslikken, staat er letterlijk. Niet te verteren is zijn lijden, zijn verdriet. Niet te aanvaarden. Dat is zijn worsteling.
Job , door William Blake
Heel herkenbaar. Het eerste dat we doen als ons iets ergs overkomt, is zoeken naar de oorzaak. Daar zit iets goeds in: zo proberen we herhaling te voorkomen. Misschien was het gebrek aan onderhoud waardoor de remmen weigerden en we een ongeluk kregen. Misschien was het mijn trots waardoor ik niet wilde toegeven dat de golven in de Atlantische oceaan te hoog waren, met als gevolg een whiplash..
Mensen kunnen zich eindeloos kwellen met de gedachte dat ze toch een andere arts hadden moeten raadplegen voor hun partner. Of dat ze toch dat vliegtuig niet hadden moeten nemen. Het is net alsof wij pas iets kunnen aanvaarden als we het een betekenis hebben gegeven. Iets mag er pas zijn als het een plekje heeft, een naam, een reden, een zin. Dat brengt geen verandering, maar wel aanvaarding, wel rust.
Maar hoe zit het dan als het kwaad goede mensen treft? Welke zin moet je daarin lezen?
De vrienden van Job doen hun best om er een geestelijke duiding aan te geven. Hun meningen hoor je nog vandaag de dag. Het lag vast aan jezelf. Eigen schuld. Of: het lag aan je kinderen, aan de mensen om je heen, daardoor komen de problemen. Of: het zal wel een bedoeling hebben. God kun je toch niet volgen, je moet het maar overgeven.
Job neemt deze manieren van omgang met zijn lijden niet over. De pogingen van zijn vrienden om hem op deze manier te helpen zijn lot te aanvaarden, maken hem alleen maar boos. Hoe kun je iets aanvaarden als je er de zin niet van in ziet?
En hier gaat het nu net om. Hoe kun je iets aanvaarden als je er de zin niet van inziet?
Dat geldt voor het kwaad, het lijden. Maar dat geldt ook voor het geluk, de zegen, voor datgene wat we de genade noemen. Leven uit genade is net zo moeilijk als het aanvaarden van iets dat zinloos is. Iets dat zomaar gebeurt. Iets dat je toevalt zonder dat er een oorzaak voor is aan te wijzen. Puur toeval. Leven wij zo open voor het bestaan dat wij alle geluk dat ons zomaar toevalt ook opmerken? Ik denk het niet.
Ik denk zelfs dat het werkelijk kunnen aanvaarden van de genade, het zomaar-onverdiende-gratis-gegeven-geluk vastzit aan het evenzo kunnen aanvaarden van het zinloze, het lijden, het negatieve, dat wat er zomaar gebeurt, zonder dat er een oorzaak is. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille.
Maar let op: aanvaarden betekent niet: goedpraten. Het aanvaarden van wat zinloos is, betekent niet dat je er zin aangeeft. Het blijft zwart, zinloos, weerbarstig. Bij het aanvaarden van zinloos lijden gaat erom dat de schuldvraag eruit wordt gehaald. Het vraagt om het loslaten van het oordeel over jezelf, of over een ander. Zolang Job zich blijft afvragen wat hij nu toch fout heeft gedaan, of wat God toch tegen hem willen zeggen door dit alles, blijft hij in zijn misère gevangen. Het lijden stempelt hem tot slachtoffer en schaamte en schuld misvormen hem. Dat zie je vaak gebeuren met mensen die onschuldig lijden. Op de een of andere manier blijven ze zich toch verantwoordelijk voelen, alsof ze ergens toch in de fout zijn gegaan al weten ze beter. Schaamte wordt deel van hun identiteit.
Aanvaarden betekent alleen: accepteren dat dit nu op jouw bord ligt en jij moet er wat mee. Niet verdringen, niet wegredeneren, geen schuld geven aan jezelf of een ander en daarmee het onverwachte weer inpassen in je wereldbeeld of zelfbeeld. Het is zo. Dit lijden moet gedragen worden door jou want het is jou toegevallen. Als jij het niet draagt, wie dan wel? Dan blijft het als een zwarte wolk rondzweven en verduistert de zon op andere plaatsen. Dan onttrekt het de smaak aan alles wat verder goed is. Dan wordt je wereld gereduceerd tot het kwaad. Dan is er alleen nog maar de vijand die je op je wang slaat en jij die terugslaat. Leven in de werkelijkheid is dat het lijden binnen zijn eigen grenzen blijft en niet uitdijt naar de rest van het leven. Zwart en wit staan pal naast elkaar, onvermengd, helder onderscheiden. Kwaad moet bestreden worden, lijden gedragen, geluk genoten. Alles heeft zijn eigen aard van omgaan ermee. Alles heeft zijn eigen dynamiek, zijn eigen beperkingen, zijn eigen mogelijkheden.
Word niet gelijk aan het kwaad. Laat het lijden je niet misvormen - dat horen we in Job, dat horen we van Jezus. Het gaat niet om een nieuwe, onhaalbare wet die we nooit kunnen houden. Maar het is een mogelijkheid, een vrijheid, om te gaan met wat er werkelijk gebeurt.
Job vecht met God, als Jacob bij de Jabbok. Hij blijft worstelen met wat hem is overkomen. Want hij zit nog vast aan de gedachte dat zijn vroeger geluk een beloning was voor zijn goede gedrag en zijn ellende dus ook een oorzaak moet hebben. Dat verhindert hem zijn lijden te dragen. Het hindert zijn vertrouwen in God en daarmee in de mogelijkheden van het leven zelf. Job worstelt net zolang totdat de vraag in hem gestild wordt. God geeft geen antwoord op de vraag naar de oorzaak. Want er IS ook geen oorzaak. Jobs goedheid had geen oorzaak, Gods goedheid heeft geen oorzaak. Ze ZIJN beide gewoon zo. In het antwoord van God hoor je Jobs wereld groter worden. Regen en zon, doden en gedood worden, geluk en verdriet, voorspoed en tegenspoed, dat zijn allemaal aspecten die bij het leven horen. Soms zijn er oorzaken en gevolgen, en die moeten we opsporen. Dan leren we ziekten te genezen, dan leren we ons karakter te wijzigen, economische structuren te veranderen.
Maar als het gaat over de zin van het leven, dan vinden we dat niet terug in oorzaak en gevolg. De zin van het bestaan kun je pas proeven - niet begrijpen - als alles aanvaard en geleefd wordt. Als alles gehoord wordt, in zijn eigen gelijk, in zijn eigen aard. Kwaad als kwaad, verdriet als verdriet, geluk als geluk. Dan ervaar je als Job de zin en verstillen de vragen. Dan kun je verder.
Onverdiend is de zin, de betekenis, onverdiend is God. De zin van alles is geen toegevoegde waarde, maar is de essentie, het hart van de gewone dingen. Dat hart kunnen we niet zien als we niet open zijn voor wat er echt is omdat we zo druk bezig zijn alles te veranderen of te verklaren of te negeren.
Onder ogen zien wat jouw weg is en die gaan. Het is tijd om onszelf te onderzoeken: leven we wel in de echte werkelijkheid of zijn we teveel bezig om wat moeilijk en pijnlijk is in ons leven glad te strijken, weg te denken, te vermijden?
Wie worstelt er nu nog met God? Wie neemt het zoeken naar het hart van het bestaan zo serieus? Wie staat nog op het uiterste puntje van zijn of haar ziel, daar waar alle vragen gesteld zijn en uitgewoed zijn en er alleen nog de stilte over is, de stilte als het suizen van een zachte koelte?
Dat zijn de mensen die na alles wat ze meegemaakt hebben, zeggen: "eerst kende ik God alleen van horen zeggen. Maar nu heb ik u met eigen ogen gezien."
preek bij Job 38-42, M.Vonkeman, gepubliceerd in: De Predikster, Twaalf preken van vrouwen, Meinema, 2000