Een zegenende God
Ik weet niet wat ik moet doen, zegt ze tegen me. Ik heb altijd klaar gestaan voor anderen, zegt ze. Zo ben ik opgevoed. Ik vind het belangrijk dat je aan je medemens denkt.
Ik kijk in haar bruine ogen en herinner me hoeveel zorg ze draagt in haar gezin met veel ziekte. Hoe ze jonge vrouwen helpt om hun weg te vinden in het leven. Ze is actief in allerlei vrijwilligerswerk. Zo heb ík haar ook leren kennen. We zitten samen in een gespreksgroep over geloof. Geloof is een teer onderwerp. Je geloof dat is het meest kostbare, dat is je diepe gevoel, dat is je heilige grond. Daar praat je niet zo makkelijk over. Stel je voor dat een ander lacht over wat voor jou heilig is. Dat doet pijn.
Toch heb ik ook geleerd dat alleen God heilig is, niet mijn opváttingen over God. Soms is het goed voor mij als iemand spot met mijn geloof – dat helpt om mijzelf niet zo serieus te nemen alsof ik zelf God zou zijn.
Maar in de gespreksgroep zijn we heel voorzichtig met elkaars geloof. Zo respectvol dat we naar elkaar’s gebeden en gezangen kunnen luisteren en in elkaar iets kunnen proeven van de diepte en de rijkdom van God. Ik herinner me hoe ze haar ogen sloot toen de heilige verzen werden gereciteerd, alsof ze met haar hele ziel aan het luisteren was. Dat had me diep geraakt, herinner ik me.
Ik weet niet wat ik moet doen, zegt ze opnieuw. Ik voel zo’n verlangen om te studeren en mijzelf te verdiepen, ik weet nog zo weinig van God en ik verlang naar meer.
Dat herken ik wel. Er is altijd zoveel te doen, zoveel mensen die je nodig hebben. Vooral vrouwen hebben het gevaar dat zij zichzelf verliezen in de zorg voor anderen. Maar dan klinkt er een stem, van binnen. Dan komt er een andere roep.
Misschien verlangt God naar je, zeg ik voorzichtig. Ze is even stil, en ontroerd. Dat God naar háár verlangt, zomaar, niet om wat ze allemaal voor anderen doet, maar om haar zelf?
Ja. God verlangt niet alleen naar dienaren, hij zoekt geliefden. Want is God niet de grootste minnaar van het universum? Is er iemand anders in staat om van al die bijna zeven miljard mensen te houden, één voor één en stuk voor stuk? Daar moet je wel God voor zijn.
Ja, zegt ze tenslotte met een zucht. Zo voel ik het precies. God zoekt me en daar wil ik naar luisteren. Moge Allah je zegenen, zeg ik, ook ontroerd. Want er is maar één God, onder welke naam we hem dan ook hebben leren kennen. De God die mensen wil zegenen.
(Column voor de stadsradio)