Deësis

Het schrijven van een Deësis - een verslag

   

Ik heb al een hele tijd geen icoon meer geschilderd. Eigenlijk moet je zeggen: geschreven. Want een icoon is theologie - woord, verkondiging. Geen schilderij. Maar die manier van schrijven lukte me al een tijd niet meer. Eerst vanwege een langdurige ‘frozen shoulder’ waardoor mijn fijne motoriek het niet meer goed deed, en nu vanwege een drukke voltijds baan. Maar dat wil ik veranderen. Het schilderen wil ik weer opnieuw proberen. Het schrijven van iconen is toch weer iets anders dan het schrijven van preken, al lijkt het er ook wel op. Maar het voorbereidende werk vraagt meer ruimte en materialen dan ik in huis heb. De iconenplanken moet worden uitgezaagd, en met linnen en gips bekleed en geschuurd. Gelukkig vond ik online een prima adres om de planken voorbereid en al te kopen (www.simonkoopman.nl).

         

Ik wil een drieluik schilderen, met Christus in het midden en Maria en Johannes aan zijn zijde. De aanleiding is een onbestemde drang, getriggered door een heel gewoon besef: ik heb ongewoon en heel toevallig veel Maria’s en Johannessen in mijn gezin gekregen. Het is tijd voor een gezinsicoon. Ik vond online een voorbeeld dat redelijk past in de vorm van het drieluik. Dat helpt om de verhoudingen goed te krijgen.

           

Dit weekend heb ik een klein bistrotafeltje gekocht en heb de icoon opgezet. Het is een zogeheten Deësis (dat betekent zoiets als voorbede, gebed). In het midden is Christus, gezeten op zijn troon, links staat Maria en rechts Johannes de Doper (de Voorloper zoals hij op iconen genoemd wordt).

         

Af en toe schilder ik een stukje, het gaat lang duren voordat alle lagen erop zitten. Het eindresultaat is heel anders dan de tussenfasen. Meestal zijn er tien lagen alleen al voor de achtergrond nodig, druppeltje voor druppeltje. Je mengt pigment met water en eidooier en werkt van donker naar licht. Heel meditatief allemaal.  

Het bladgoud moet eerst worden opgebracht, met lijm en een ragfijn blaadje goud. Eigenlijk had ik dat eerst moeten doen, maar ik ben nog aan het proberen hoe mijn motoriek het doet. En bladgoud opbrengen is erg delicaat werk. Ik vergat de lijm eerst af te vloeien voordat ik het goud oplegde, dus het is niet zo glad als het moet. Zo is het dan maar. Ik blijf permanent bijleren.

         

De achtergrond heb ik uiteindelijk met goudverf gedaan. Het gaat tenslotte om het moment dat Christus ‘in al zijn heerlijkheid zichtbaar wordt’, om het maar eens bijbels te formuleren.

         


Het patroon van mijn icoon volgt het voorbeeld, maar ik ben niet tevreden over de kleurstelling en het ene rode vlak. In veel deësis iconen zijn er twee rode ruiten. Eén staat voor de aarde, en de andere voor de onzichtbare wereld. De blauwe ovaal beduidt de geestelijke wereld. Christus vormt dus het oordeel voor alle sferen waar mensen mee te maken hebben. De toets der dingen, zichtbaar of onzichtbaar, is de concrete persoon van Christus in zijn tronende gestalte. Ofwel: de liefde die door lijden, sterven en verrijzenis is doorgegaan. Dat klopt in mijn theologie. Dat onzichtbare geeft aan dat we nog niet alles van de wereld echt in beeld hebben, en wellicht ook nooit krijgen. Ik hou wel van die speelruimte. Dus twee rode ruiten moeten het worden.

           

Af en toe schilder ik een uurtje aan mijn iconen-drieluik. Het vordert gestaag. Ik ben nu bezig met de cherubijnen en serafijnen. Voor het geval je niet weet wat dat zijn: het bijbelboek Ezechiël 1 vertelt erover. (Niet dat je dan iets meer weet). Maar het doet me wat, dit schilderen. Iets van ontzag, van majesteit, van Geheim, van Goddelijk, van een opening naar dat-wat-niemand-weet.

         

Ezechiël beschrijft een visioen, een soort intuïtieve droom. Die komen wel vaker voor in de geschiedenis van de kerk. Ik vermoed dat het een creatieve manier van theologie bedrijven is, eigenlijk net zoiets als het schilderen van iconen. De profeet Ezechiël vertelt: Dit is wat ik zag: een stormwind, komend uit het noorden, een grote gloeiende wolkenmassa, een vuur van bliksemflitsen. Daar middenin zag ik iets dat glansde als wit goud. In het midden van het vuur zag ik iets dat leek op een viertal wezens. Zo zagen ze eruit: ze leken op mensen maar ze hadden elk vier gezichten en vier vleugels. (-) ik zag bij elk van de vier een wiel op de grond staan, aan de voorkant. 1De wielen glansden alsof ze gemaakt waren van turkoois en ze hadden alle vier dezelfde vorm: ze leken op een wiel midden in een ander wiel. Ze gingen met de vier wezens mee, zonder om te draaien. Hun velgen waren angstwekkend hoog, en elk van de vier velgen was afgezet met ogen. (-) Toen hoorde ik het geluid van hun vleugels. Het klonk als het gebulder van de zee, als de stem van de Ontzagwekkende, als het rumoer van een mensenmassa, als een dreunend leger. Als ze stilstonden vouwden ze hun vleugels weer toe. Toen hoorde ik ook een geluid boven de koepel boven hun hoofd – maar zijzelf stonden stil met toegevouwen vleugels. En boven de koepel zag ik iets dat leek op een troon van saffier, en daarboven, op die troon, zag ik een gedaante als van een mens. 

         

De vier wezens hebben vier gezichten: als een mens, als een adelaar, een stier en een leeuw, zo vertelt Ezechiël. Later zijn deze in het christendom de symbolen van de vier evangelisten (Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes) geworden. Ze zijn in de vier hoeken van het ‘aardse’ vlak geschilderd.

         

Ik vind het prachtig, al die vleugels: één en al dynamiek en beweging. Zo ken ik het, met God. De Geest die waait waarin hij wil. En al die ogen? Dat is de troost van het gezien worden, waar we ons ook verstoppen. 

 De doorzichtige troon vind ik ook mooi. Als diamant, kostbaar, of als saffier, mijn favoriete edelsteen. Maar ook: doorzichtig - je kunt het eigenlijk niet zien - die heerschappij van God. Maar hij is er wel.

       

Het lichtgevende gewaad van Christus, met bijna verborgen stralen - zo moet het, vind ik, en zo schilder ik het. De gezichten op iconen komen als laatste (alleen de teksten nog later), vandaar dat ze nog donker zijn. Want 'uit het donker verschijnt het Gelaat'.

De hand van Christus maakt een zegenend gebaar - anderen zeggen dat de hand de vorm van ICHTHUS maakt (in het Grieks dan). Iconenhanden hebben in ieder geval een heel eigensoortige vorm. Het kost me heel wat uren om daar mijn weg in te vinden.


              

En de voeten. Ze horen een beetje bol te zijn, als babyvoetjes, waarom weet ik eigenlijk niet.

                             

En dan het gelaat. Van donker naar licht. Dat is het spannendste deel van het schilderen, het meest persoonlijk ook. Dan word ik aangekeken. Want bij iconen gaat het er niet om dat wij naar een icoon kijken, maar de icoon kijkt naar ons. En wat er dan gebeurt - dat merk je pas als het gebeurt. Als je het laat gebeuren.

         

De eerste laag: venetiaans rood, plus wat zwarte hulplijnen.

       

De tweede laag, cadmium oranje erbij.

       

De derde kleur: gele oker. Die komt in meerdere laagjes en licht het geheel steeds verder op.

       

Tenslotte de hooglichten met wit. Precisiewerk in het oog. De afwerking met zwart. En de cadmiumrode lijnen en letters in het aureool.

       

Nu de evangelietekst. Op de computer probeer ik de juiste schuine stand uit, en hoe de letters op het paneel moeten passen. Dat is ook even zoeken. Het patroon van de afbeelding die ik volg, bevalt me niet en ik heb de stand van het evangelieboek aangepast. Uiteindelijk lukt het allemaal.

         

Gisteravond legde ik de laatste hand aan het middenpaneel van de Deësis-icoon. Daarmee bezig zijn geeft een tijdloos gevoel. Ik weet niet wat het is met dit icoon, maar het 'werkt' - alsof ik iets voel van de wervelende beweging van de Geest van God, die in alles bezig is de schepping tot voltooiing te brengen.

 Christus Pantocrator

   

Er waren ook een paar theologische keuzes te maken: schilder ik de wonden op de voeten en handen, of niet? De westerse voorbeelden hebben het meestal wel, die van de oosterse kerk meestal niet. Komen de wonden blijvend mee, zoals in het verhaal van Thomas lijkt? Of verandert het na de hemelvaart? Anders gezegd: zijn de kwetsuren van het leven deel van de aardse tijdelijkheid, of tekenen ze ons ook in de hemel - maar op welke manier dan? Toen ik hierover mediteerde, schoot me een regel uit een kerklied van afgelopen tijd binnen: 'wonden geslagen als bronnen'. Ik heb daarom gekozen om op de plek van de wonden een kleine stralenkrans te schilderen die je alleen van een bepaalde hoek kunt zien. Dat 'voelt juist'.

         

Nog zo'n keuze heeft met de kleurstelling te maken. Meestal draagt Christus een rood en een groen/blauw kleed, als beeld van zijn twee naturen: menselijk en goddelijk. In hoeverre moet dat terugkomen in een icoon dat het hemelse perspectief wil aanduiden? De voorbeelden uit de traditie geven allerlei varianten, ook geheel wit gekleed. Ik koos voor een licht verschil, met een gouden stralengloed over het geheel (alleen te zien als je van opzij kijkt). Voor mij staat de eenheid voorop, maar zonder verlies van onderscheid. En dat probeer ik in de manier van schilderen weer te geven.

Tenslotte moest ik een evangelietekst kiezen. Vaak staat erop: komt allen tot mij die vermoeid en belast zijn, en ik zal u rust geven. De enige regel is eigenlijk dat het een uitspraak van Jezus moet zijn. De zin die ik koos is uit Johannes 10: 10, het was onlangs de preektekst, dus gaat al een paar weken met mij mee. En het spreekt ook uit wat mijn eigen geloof en beleving is: er is geen leven zo volledig als het leven met God. Verticaal en horizontaal leven, zo noem ik het weleens. Alles doet mee. Daarom koos ik niet voor de oude vertaling (Ik ben gekomen om hun het leven te geven en overvloed). Ook wel mooi, maar het doet teveel denken alsof overvloed iets anders is dan het leven zelf.

  Voor wie wil weten wat de andere letters betekenen: in het bladgouden aureool staan de letters: 'o ohn - Grieks voor: de Zijnde (degene die is - dus een aanduiding van de naam van God). En links en rechts staan afkortingen van het Grieks voor Jezus Christus.

   

De zijpanelen van de Deësis zijn aan de beurt. Die zijn wat eenvoudiger dan het middenpaneel. Eerst Maria, of de Moeder Gods, zoals de orthodoxe gelovigen het zeggen. En later Johannes de Doper. Ze staan beiden in de houding van gebed. Voorspraak voor ons hier op aarde. Lekker geschilderd dit weekend.

                  

Nu eerst maar verder met de Moeder Gods.

             



Maria staat in de 'orante-houding' de gebedshouding met geopende handen. Blauw en rood zijn de kleuren die bij Maria horen (Moeder Gods zeggen ze in de oosterse kerk - en dat staat ook in Griekse letters aangeduid - mater theou). Blauw voor haar menselijkheid en purperrood voor haar vergoddelijking (purper is ook de kleur van de mantel van de keizerin).

       

De drie sterren op haar schouders worden allerlei betekenissen toegedacht. Ws. waren het oorspronkelijk mantelspelden met edelstenen die op een keizerlijk gewaad werden gespeld. In de iconografie verwijzen ze naar de Drie-eenheid die door haar een menselijke vorm heeft gekregen, of ook naar haar maagdelijkheid (zuiverheid) voor, tijdens en na de geboorte van Jezus. Allemaal symbooltaal om het bijzondere van haar rol in de heilsgeschiedenis aan te geven. De belangrijkste theologische keuze voor mij was de buiging van het hoofd. In sommige iconen heeft ze het hoofd grotendeels rechtop. In andere sterk gebogen.

   

Nu ben ik niet zo'n ster in het 'hoofdbuigen', het is een vaardigheid waar ik pas op latere leeftijd iets van aanleerde. Toen ontdekte ik dat het niet gaat om 'jezelf kleinmaken', maar om ontvankelijkheid. Het hoofdbuigen is ook geen nederlaag, maar een erkenning van de grootheid van Degene met wie je in contact staat , een eerbetoon. Ik heb voor een sterke hoofdbuiging gekozen om te onderstrepen dat Maria - die hier voorbede doet voor ons allemaal - leeft uit totale ontvankelijkheid. En dat zou ik ook wel willen.

                   

Zondagmiddag was een mooie dag om de deësis af te schilderen. Ook Johannes staat in de houding van maximale ontvankelijkheid. De Voorloper wijst op Christus - Het Lam dat de zonden van de wereld wegdraagt. Juist Johannes hoort dus bij een icoon dat het laatste oordeel verbeeldt. Het hangt niet van ons af. Redding is een geschenk van God. En dit voorspraak-ikoon wil dat graag doorgeven, hier en nu aan ons.

                             

Nu nog drogen, vernissen en de scharniertjes er weer aan.

Deësis - m.vonkeman

       

Nu het klaar is, begroet ik de ikoon iedere dag als ik opsta. Het spreekt tot me en vertelt van een grotere hoop en een groter geluk dan ik voor mogelijk houd. Het oordeel gaat niet over alles wat we fout hebben gedaan, maar over volheid van leven - en onze ontvankelijkheid daarvoor.

   

Ik vermoed dat het laatste oordeel samenvalt met onze dood. Het moment dat we uit de tijd vallen. Dit ikoon is een beeld van de zeef waardoor heen ons leven zal gaan. Wat eeuwigheidskwaliteit had, zal erdoor heen komen, de rest blijft in de tijdelijkheid achter. Eeuwigheidkwaliteit is wat op de Drie-ene God lijkt: zichzelf en verbonden tegelijk. In de liefde die we leefden, daar ligt wat altijd al op God leek. Eindelijk bevrijd van alles wat ons beschadigde, of ons deed beschadigen. Eindelijk kennen zoals je gekend bent. Geen wazige spiegel meer waardoor heen je het leven waarneemt, maar helder, oog-in-oog. Zien zoals God het ziet. De volheid van het leven nu eindelijk geheel en al ontvangen. Als dat geen troost is?

   

juni 2013 

Sporen van God
Kun je iets van God merken ? Misschien wel.
Map
Info