Gebed en meditatie
Abt Lot bracht een bezoek aan abt Jozef en zei: 'Vader, zo goed als ik kan, hou ik mij aan mijn kleine regel, mijn gebed, mijn meditatie en mijn contemplatieve stilte; en zo goed als ik kan, probeer ik mijn hart van gedachten rein te houden. Wat kan ik nu nog meer doen?' Toen stond de grijsaard op, strekte zijn handen ten hemel en zijn vingers werden als tien fakkels van vuur. En hij zei: 'Waarom niet helemaal vuur worden?' (Uit de wijsheid van de woestijnvaders)
Bidden is de ontmoetingsruimte van God binnengaan. Dat kan op veel manieren. Bidden leer je, net als spreken en luisteren, door te doen.
Voor de kerk waar ik werkte, heb ik eens een boekje samengesteld van kerkelijke gebeden en consistoriegebeden. Hier kun je het nalezen als pdf document.
Een ouderling uit de Dorpskerk in Santpoort maakte nog een document beschikbaar met consistoriegebeden. Als je HIER klikt, kun je downloaden.
Er zijn in alle godsdiensten vaste gebeden die een bepaalde luisterhouding inoefenen. Op de volgende bladzijde kun je daar meer over lezen. Je vindt er voorbeelden van veelgebruikte gebeden op.
Het christendom kent ook het persoonlijke gebed als een innerlijke dialoog. En uiteindelijk: gebed is niet langer iets dat jij doet, maar dat zich in jou bidt. En jij luistert daarnaar.
Gebed en verbeeldingskracht hebben met elkaar te maken. Om meer daarover te lezen, ga naar de bladzijde: luisterend bidden.
Je moet het toch allemaal zelf doen, zegt de één. Maar de ander meent: het moet je gegeven worden. Hoe zit het eigenlijk met bidden en werken? Lees er meer over.
Simone Weil was een radicale Franse filosofe die in 1943 is overleden. Op latere leeftijd zocht ze toenadering tot het christendom, maar bleef op kritische afstand van de kerk. In deze tekst schrijft ze over het kerngebed uit het christendom, het Onzevader.
Veel te laat heb ik U lief gekregen, o schoonheid zo oud en toch zo nieuw. Veel te laat heb ik U lief gekregen. Binnen in mij was Gij en ik was buiten, en daar zocht ik U. Lelijk als ik was, stortte ik mij op de mooie dingen die Gij gemaakt hebt. U was bij mij, maar ik was niet bij U. Die dingen hielden mij ver van U verwijderd. Toch zouden ze niet bestaan, als ze niet in U bestonden.
Toen hebt Gij geroepen en geschreeuwd en mijn doofheid doorbroken. Geschitterd en gestraald hebt Gij en mijn blindheid verjaagd. Een heerlijke geur hebt Gij verspreid en diep ademde ik die in. En nu snak ik naar U. Ik heb u geproefd en sindsdien honger en dorst ik naar U. Gij hebt mijn hart geraakt en het is ontvlamd in verlangen naar uw vrede.
(Augustinus, uit: Belijdenissen)